Uitspraak 202205777/2/R4


Volledige tekst

202205777/2/R4.
Datum uitspraak: 29 november 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:

Stichting Behoud van het landgoed Tongeren te Epe (hierna: de stichting), gevestigd te Epe,

verzoekster,

en

de raad van de gemeente Epe,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Correctieve herziening bestemmingsplan Landgoed Tongeren 2021" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft de stichting beroep ingesteld.

De stichting heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Maatschappij tot exploitatie van het Landgoed Tongeren onder Epe B.V. (hierna: MELT) heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De stichting heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 november 2022, waar de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door P. Schaapman, S. Geene en mr. H.A. Bernard, zijn verschenen. Voorts is MELT, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. L. Haver Droeze, als partij gehoord.

De stichting en MELT hebben nadere stukken ingediend.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Ontvankelijkheid

2.       De raad en MELT stellen dat de stichting geen belanghebbende is bij het plan. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. De raad en MELT stellen dat de stichting niet zodanige feitelijke werkzaamheden verricht dat deze toereikend zijn om van een rechtstreeks belang te kunnen spreken. Ter zitting is met partijen besproken dat de stichting na de zitting een schriftelijk overzicht van de feitelijke werkzaamheden zou overleggen. Bij brief van 11 november 2022 heeft de stichting een schriftelijk overzicht van haar gestelde werkzaamheden gegeven. Bij brief van 21 november 2022 heeft MELT daarop gereageerd. De vraag of kan worden geconcludeerd dat de stichting zodanige feitelijke werkzaamheden verricht dat deze toereikend zijn om van een rechtstreeks belang te kunnen spreken, moet in de bodemprocedure worden beantwoord. De voorlopige voorziening procedure leent zich niet voor een definitieve beantwoording van deze vraag. De voorzieningenrechter zal daarom aan de hand van het verzoek van de stichting bepalen of vooruitlopend op de beoordeling in de bodemprocedure een voorlopige voorziening moet worden getroffen.

Spoedeisend belang

3.       Het plan is een correctieve herziening van het bestemmingsplan "Landgoed Tongeren", dat was vastgesteld op 14 februari 2013. Gebleken is dat in dat bestemmingsplan uit 2013 onbedoeld geen bouwvlakken in de verbeelding waren opgenomen. Dat terwijl op grond van de planregels voor de verschillende bestemmingen was voorgeschreven dat gebouwen binnen het bouwvlak moesten worden gebouwd. Met deze correctieve herziening van het plan zijn deze bouwvlakken alsnog opgenomen.

3.1.    De stichting vreest dat het plan door het opnemen van bouwvlakken in de verbeelding activiteiten mogelijk maakt die negatieve effecten kunnen hebben voor de omliggende Natura 2000-gebieden, het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Zo kunnen volgens de stichting door het opnemen van bouwvlakken bepaalde bijgebouwen worden gerealiseerd, onder meer voor recreatieve doeleinden.

3.2.    In het plan zijn bouwvlakken in de verbeelding opgenomen die onbedoeld niet waren opgenomen in het vorige bestemmingsplan. In de bodemprocedure zal moeten worden bezien of het plan daarmee ontwikkelingen mogelijk maakt die negatieve effecten kunnen hebben voor de omliggende Natura 2000-gebieden, het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. Van concrete ontwikkelingen is in de voorlopige voorziening procedure echter niet gebleken. De stichting heeft niet aannemelijk gemaakt dat concrete onomkeerbare activiteiten zullen worden verricht voordat de Afdeling in de hoofdzaak uitspraak heeft gedaan. Ter zitting is uit navraag bij de raad en MELT ook gebleken dat op dit moment geen concrete ontwikkelingen zijn te verwachten. Gelet hierop is naar het oordeel van de voorzieningenrechter met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.

Conclusie

4.       Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

5.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Es, griffier.

w.g. Daalder
voorzieningenrechter

w.g. Van Es
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2022

826