Uitspraak 202100665/1/R2


Volledige tekst

202100665/1/R2.
Datum uitspraak: 30 november 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Stichting Ruimte Roermond, gevestigd te Roermond,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 15 december 2020 in zaak nr. 20/900 in het geding tussen:

De Stichting

en

het college van burgemeester en wethouders van Roermond.

Procesverloop

Bij besluit van 26 juli 2019 heeft het college een omgevingsvergunning aan [vennootschap] verleend voor het bouwen van een wintertuin op het adres [locatie], Roermond.

Bij besluit van 14 februari 2020 heeft het college het door de Stichting daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 15 december 2020 heeft de rechtbank het door de Stichting daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de Stichting hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 oktober 2022, waar  het college, vertegenwoordigd door mr. N.M.N.L. Janssen, is verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       De Stichting is het niet eens met de omgevingsvergunning die de vergunninghouder heeft gekregen voor een wintertuin. Dat is in dit geval een glazen overkapping van een horecaterras. Op de plek van de wintertuin geldt de basisbestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" en de dubbelbestemmingen "Waarde - Beschermd stadsgezicht" en ‘Waarde - Archeologie historische kern". De bestemmingen laten de wintertuin niet toe. De vraag is of de afwijking daarvan in het bestemmingsplan, een zogenoemde binnenplanse afwijkingsbevoegdheid, de wintertuin op die plek wel mogelijk maakt.

1.1.    In deze uitspraak gaat het alleen over de vraag of het college in dit geval de mogelijkheid had om met toepassing van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid (artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1°, van de Wabo in samenhang met de artikelen 16.3.2 en 24.3.1 van de planregels) een omgevingsvergunning te verlenen en niet over de belangenafweging die het college daarbij maakt.

1.2.    Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van de uitspraak.

Binnenplanse afwijkingsbevoegdheid

2.       De Stichting betoogt tevergeefs dat de afwijking voor winterterrassen (artikel 16.3.2 van de planregels) niet geldt als wordt afgeweken van de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' op grond van voorwaarden in artikel 24.3.1 van de planregels. In artikel 24.1 van de planregels staat namelijk dat de bepalingen van de basisbestemming - waar de uitzondering voor winterterrassen onder valt - van toepassing zijn als deze niet in strijd zijn met de bepalingen over deze dubbelbestemming. Onder de bepalingen van de basisbestemming valt ook de mogelijkheid tot afwijken voor winterterrassen. De dubbelbestemming doet namelijk niet af aan de afwijkingsbevoegdheid die de raad van de gemeente Roermond in het bestemmingsplan heeft opgenomen.

2.1.    Dat de uitzondering voor een winterterras niet in strijd is met de dubbelbestemming "Waarde - Beschermd stadsgezicht" volgt uitdrukkelijk uit artikel 16.3.2, onder a, van de planregels, omdat daar staat dat het winterterras ook moet voldoen aan deze dubbelbestemming. In de toelichting op deze bepaling staat daarnaast dat deze uitzondering winterterrassen op de Markt - waarvoor de vergunning is verleend - mogelijk maakt. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, wordt aan alle voorwaarden voldaan: de voorwaarden van de uitzondering op het bouwverbod voor winterterrassen en de aanvullende voorwaarden van de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht'. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat deze beroepsgrond van de Stichting niet slaagt.

Nieuwe beroepsgronden

3.       De Stichting voert aan dat een wintertuin iets anders is dan een winterterras en dat daarom de uitzondering in artikel 16.3.2 van de planregels op het bouwverbod voor winterterrassen niet van toepassing is. Zij heeft dit niet eerder aangevoerd. In het omgevingsrecht kunnen beroepsgronden niet voor het eerst in hoger beroep worden aangevoerd. Een uitzondering wordt gemaakt als uitgesloten is dat andere belanghebbenden daardoor worden benadeeld. Die uitzondering doet zich bij deze beroepsgrond niet voor. De Afdeling zal deze beroepsgronden dus niet inhoudelijk bespreken.

Conclusie

4.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.

w.g. Ten Veen
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Ahmady-Pikart
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2022

638

BIJLAGE - Wettelijk kader

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Artikel 2.12

1.       Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:

a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:

1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,

2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of

3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;

[…]

Relevante planregels uit het bestemmingsplan Binnenstad Roermond

16.3.2 Afwijken ten behoeve van winterterrassen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2, voor het realiseren van een winterterras op de Markt, het Stationsplein, het Munsterplein, aan de Roerkade of aan de Roersingel, mits:

a.       het winterterras voldoet aan de dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht;

b.       het winterterras een hoogwaardige architectonische vormgeving en een maximale transparantie heeft, waarbij het aangezicht van de achtergelegen panden in belangrijk mate onaangetast blijft;

c.       voor zover het winterterras grenzend aan een plein wordt gerealiseerd: de relatie met het plein en de functie van het plein behouden blijft;

d.       de hoogte, diepte en dakhelling op elkaar en de omgeving worden afgestemd, waarbij het dakvlak van het winterterras het hoogste punt moet hebben aan de gevel van het achtergelegen pand;

e.       voldoende ruimte overblijft voor loop- en/ of bevoorradingsstroken;

f.        hemelwater op deugdelijke wijze wordt afgevoerd;

g.       kabels en leidingen te allen tijde bereikbaar blijven.

Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning aanvullende voorwaarden stellen ten aanzien van de hierboven bedoelde bouwwerken, teneinde een ruimtelijk verantwoorde inpassing van deze bouwwerken te waarborgen.

24.3.1 Afwijking bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 24.2 voor het overeenkomstig de basisbestemming bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien door het bouwplan:

a.       de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast door wezenlijke veranderingen in het stedenbouwkundig beeld, bepaald door situering, massa, kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling en gevelafwerking met kleur- en materiaalgebruik, zulks met inbegrip van waardevolle details;

b.       de mogelijkheden voor het herstel van de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden verkleind of kunnen worden verkleind.