Uitspraak 202201194/2/R2


Volledige tekst

202201194/2/R2.
Datum uitspraak: 30 november 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen, allen wonend te Roosendaal,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Roosendaal,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 december 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Groot Mariadal" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[verzoeker] en anderen, de raad en de BVR Groep B.V. hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 november 2022, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door G. van Dijk en mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan voorziet onder meer in de bouw van maximaal 12 wooneenheden op de locatie van een bestaande parkeerplaats, grenzend aan de achtertuinen van woningen aan de Ludwigstraat.

[verzoeker] en anderen kunnen zich niet met dit plandeel verenigen. Zij wonen allen aan de Ludwigstraat en vrezen voor een onaanvaardbare aantasting van hun woongenot en privacy als gevolg van de beoogde woningbouw.

Spoedeisend belang

3.       [verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit, voor zover het betreft het plandeel dat de evenbedoelde 12 wooneenheden mogelijk maakt, te schorsen totdat de Afdeling in de hoofdzaak uitspraak heeft gedaan. Zij willen hiermee voorkomen dat een omgevingsvergunning kan worden aangevraagd en vervolgens op basis van het plan moet worden verleend voor de bouw van de 12 wooneenheden. Hierdoor kan een onomkeerbare situatie ontstaan.

4.       Ter zitting heeft de raad medegedeeld, dat de gemeente eigenaar is van de gronden. De raad heeft in het verweerschrift aangegeven en ter zitting bevestigd dat de start van de bouw van de 12 wooneenheden niet eerder dan in 2024 wordt verwacht. Er is namelijk nog geen planning voor de aanbestedingsprocedure voor dit plandeel op basis waarvan een ontwikkelaar wordt geselecteerd en dus ook nog geen uitgewerkt bouwplan op basis waarvan een aanvraag om een omgevingsvergunning kan worden ingediend.

5.       De voorzieningenrechter heeft toegezegd dat de hoofdzaak in het vierde kwartaal van 2023 op zitting wordt behandeld. De verwachting is dat vervolgens ongeveer 6 tot 12 weken na de behandeling ter zitting een uitspraak in de hoofdzaak zal worden gedaan. De raad heeft ter zitting toegezegd dat de raad bereid is de uitspraak in de hoofdzaak af te wachten, in die zin dat bewerkstelligd zal worden dat er geen aanvraag om een omgevingsvergunning voor de bouw van de 12 wooneenheden zal worden ingediend, voordat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak.

6.       Nu er voor het betrokken plandeel geen aanvraag om een omgevingsvergunning zal worden ingediend, voordat de Afdeling uitspraak zal hebben gedaan in de hoofdzaak, is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt.

Conclusie

7.       Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, griffier.

w.g. Helder
voorzieningenrechter

w.g. Ramrattansing
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2022

408