Uitspraak 202102028/1/V2


Volledige tekst

202102028/1/V2.
Datum uitspraak: 23 november 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het verzoek van:

[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], mede voor hun minderjarige kinderen,

verzoekers,

om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:75a van de Awb).

Procesverloop

De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E. Arslan, advocaat te Amsterdam, hebben tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 maart 2021 in zaken nrs. NL21.1809 en NL21.1811, hoger beroep ingesteld.

Bij brief van 19 oktober 2022 hebben de vreemdelingen het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de bij hen opgekomen proceskosten.

De staatssecretaris heeft nadere stukken ingediend.

Overwegingen

1.       Ingevolge artikel 8:75a, gelezen in samenhang met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het hoger beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het hogerberoepschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet worden veroordeeld.

2.       De vreemdelingen hebben het hoger beroep ingetrokken in reactie op een brief van de staatssecretaris aan de Afdeling van 4 oktober 2022 en gelijktijdig een verzoek gedaan om de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen. In de brieven van de staatssecretaris van 28 oktober 2022 staat dat hij bij besluiten van 21 oktober 2022 de vreemdelingen alsnog een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft verleend. Hiermee is hij de vreemdelingen tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 25 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1507.

3.       Het verzoek moet als kennelijk gegrond op na te melden wijze worden toegewezen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van de beroepen en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.

w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Prins

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2022

363-979