Uitspraak 202204970/1/V2


Volledige tekst

202204970/1/V2.
Datum uitspraak: 23 november 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 augustus 2022 in zaak nr. NL22.13887 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 15 juli 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij uitspraak van 15 augustus 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, advocaat te Amerongen, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1.       De in de eerste grief aan de orde gestelde rechtsvraag over de wijze waarop de staatssecretaris opvolgende asielaanvragen waaraan voortzetting van een eerder ongeloofwaardig geachte bekering ten grondslag is gelegd, onderzoekt en beoordeelt, is beantwoord in de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2713. Uit deze uitspraak volgt dat de grief slaagt.

2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 15 juli 2022 wordt vernietigd. Omdat de staatssecretaris opnieuw een besluit op de aanvraag moet nemen en daarbij rekening moet houden met feiten en omstandigheden zoals die op dat moment zijn, is het niet nodig wat de vreemdeling verder in beroep en hoger beroep heeft aangevoerd te bespreken. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 augustus 2022 in zaak nr. NL22.13887;

III.      verklaart het beroep gegrond;

IV.      vernietigt het besluit van 15 juli 2022, V-[…];

V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.

w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Kesteren

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2022

897