Uitspraak 202205871/2/R3 en 202205871/1/R3


Volledige tekst

202205871/2/R3 en 202205871/1/R3.
Datum uitspraak: 23 november 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:

[verzoekers], beiden wonend te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),

verzoekers,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 augustus 2022 in zaak nr. 21/6364 in het geding tussen:

[verzoeker]

en

het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas.

Procesverloop

Bij besluit van 9 maart 2021 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een uitbouw aan de zijkant van een woning op het perceel [locatie A] te Nieuwerkerk aan den IJssel.

Bij besluit van 26 augustus 2021 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. [verzoeker] heeft hiertegen beroep ingesteld.

Bij besluit van 24 januari 2022 heeft het college het besluit van 9 maart 2021 gewijzigd.

Bij besluit van 7 juni 2022 heeft het college het besluit van 9 maart 2021 opnieuw gewijzigd.

Bij uitspraak van 23 augustus 2022 heeft de rechtbank het beroep van rechtswege mede gericht geacht tegen de besluiten van 24 januari 2022 en van 7 juni 2022, het beroep tegen het besluit van 7 juni 2022 ongegrond verklaard en de beroepen tegen het besluit van 26 augustus 2021 en van

24 januari 2022 niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van de rechtbank is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.

Tevens heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 oktober 2022, waar [verzoekers] en het college, vertegenwoordigd door J. Meijer zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

Onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak (8:86 Awb)

1.       In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Wettelijk kader

2.       Het relevante wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Inleiding en besluitvorming

3.       Op 13 januari 2021 heeft [vergunninghouder] een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een zijuitbouw aan zijn woning. Blijkens de bijbehorende bouwtekeningen heeft deze zijuitbouw een breedte van 3 m en een lengte van ongeveer 10 m. De zijuitbouw wordt gerealiseerd naast een openbaar toegankelijke, doodlopend deel van de Hunze, een openbare weg. Op grond van het bestemmingsplan "Esse-Kleinpolder", vastgesteld door de raad van Zuidplas op 30 oktober 2012, rust op het perceel de bestemming "Wonen". De aanvraag is volgens het college in strijd met de planregels, omdat het niet is toegestaan om aan- en bijgebouwen in lijn met de voorgevel te realiseren (artikel 14.2.3., onder c, van de planregels). Het college heeft bij besluit van 9 maart 2021 met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo), gelezen in samenhang met artikel 4, aanhef, en onder 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor), de omgevingsvergunning verleend.

4.       Bij besluit van 24 januari 2022 heeft het college het besluit van 9 maart 2021 op verzoek van [vergunninghouder] gewijzigd. Uit de bij dit besluit behorende tekeningen blijkt dat de uitbouw is versmald naar 2,60 m.

5.       Bij besluit van 7 juni 2022 heeft het college, naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank van 22 februari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:1400, het besluit van 9 maart 2021 gewijzigd. Het college heeft in het besluit van 7 juni 2022 erkend dat de gehele zijuitbouw is voorzien op een plek waar deze op grond van het bestemmingsplan niet is toegestaan. Het college wil niettemin medewerking verlenen aan de afwijking, omdat het bouwplan stedenbouwkundig aansluit bij het bebouwingsbeeld en past binnen het gemeentelijke beleid, neergelegd in de "Beleidsregels planologische kruimelgevallen gemeente Zuidplas" (hierna: de beleidsregels).

6.       [verzoeker] woont aan de [locatie B] te Nieuwerkerk aan den IJssel, aan de overzijde van de doodlopende straat. Hij stelt zich op het standpunt dat de zijuitbouw een grove inbreuk maakt op de ruimtelijke kwaliteit en het open karakter van de doodlopende straat en dat zijn woongenot ernstig wordt aangetast.

Aangevallen uitspraak

7.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de activiteit, waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat het college de omgevingsvergunning daarom heeft mogen verlenen.

Hoger beroep

8.       [verzoeker] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college de omgevingsvergunning heeft mogen verlenen. Hij voert aan dat het een kolossale uitbouw betreft in de zijtuin van een hoekwoning, grenzend aan een smal en doodlopend deel van de openbare weg. Volgens [verzoeker] maakt deze uitbouw een grove inbreuk op de ruimtelijke kwaliteit en het open karakter van de straat, ontstaat er sleufwerking en wordt zijn woongenot ernstig aangetast. Daarnaast voert hij aan dat het college bij de vergunningverlening ten onrechte ervan uit is gegaan dat maar een deel van de zijuitbouw in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Op grond van het bestemmingsplan is de aan de openbare weg grenzende zijkant van [locatie A] geheel aangemerkt als voorerfgebied. Er mag daarom in het geheel niet worden gebouwd. Het bestemmingsplan is er juist om het open karakter van de straat te behouden en het bestemmingsplan dient als uitgangspunt. In de beleidsregels is bepaald dat afwijkingen in het voorerfgebied in beginsel niet zijn toegestaan. Het college mocht niet afwijken van het bestemmingsplan, mede gelet op mogelijke precedentwerking en de belangen van omwonenden. Volgens [verzoeker] had het college daarom bij het besluit van 7 juni 2022 niet de motivering moeten aanpassen, maar de omgevingsvergunning moeten intrekken.

8.1.      Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen komt het college bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en moet het de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.

8.2.    In de beleidsregels staat het volgende vermeld:

3.1  Algemene regels

De volgende algemene regels zijn van toepassing:

a)  De belangen van gebruikers en/of eigenaren van omliggende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;

b)  Er mag geen inbreuk op bestaande planologische mogelijkheden plaatsvinden;

c)  Vanuit het oogpunt van milieu mag geen onaanvaardbare situatie ontstaan […];

d)  De ruimtelijke en stedenbouwkundige samenhang in de omgeving mag niet onevenredig worden verstoord en de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente moet gewaarborgd blijven;

[…].

3.2  Specifieke regels

Per categorie gevallen zijn de hieronder opgenomen specifieke regels van toepassing:

1. Artikel 4 onderdeel 1 Bijlage II Bor:

[…]

Gevallen binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom in het voorerfgebied zullen per geval worden beoordeeld. In beginsel is het beleid van de gemeente om geen bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied toe te staan. Dit vanwege stedenbouwkundige argumenten om het open karakter van de voorzijde van woningen te behouden."

8.3.    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college toepassing heeft kunnen geven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, aanhef en onder 2°, van de Wabo, gelezen in samenhang met artikel 4, aanhef, en onder 1, van bijlage II van het Bor. Het college heeft gemotiveerd waarom in dit geval medewerking is verleend aan het bouwen van de zijuitbouw in het voorerfgebied, namelijk omdat het bouwplan aansluit bij het bebouwingsbeeld in de directe omgeving, waarbij garages, aan- en bijgebouwen zijn gelegen in lijn met de voorgevels van het hoofdgebouw. Het bouwplan is door het college dusdanig positief beoordeeld dat het college bereid is om in dit geval de zijuitbouw in het voorerfgebied wel toe te staan. De rechtbank heeft deze motivering terecht niet ondeugdelijk geacht. De door [verzoeker] aangevoerde omstandigheid dat de meeste aanbouwen, die door het college worden genoemd, zijn vergund op basis van het vorige bestemmingsplan, maakt het voorgaande niet anders. Deze omstandigheid laat onverlet dat het college met de gegeven motivering de zijuitbouw stedenbouwkundig aanvaardbaar heeft kunnen achten. Ten aanzien van het betoog van [verzoeker] dat het geldende bestemmingsplan de zijuitbouw niet toelaat en dat het bestemmingsplan leidend is, wordt overwogen dat het college bevoegd is om op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, aanhef en onder 2°, van de Wabo, gelezen in samenhang met artikel 4, aanhef en onder 1 van bijlage II van het Bor, een omgevingsvergunning te verlenen. De regeling in het Bor is juist bedoeld om onder omstandigheden  afwijking van het bestemmingsplan mogelijk te maken. Verder laten de beleidsregels het toe dat het college per geval beoordeelt of bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied worden toegestaan of niet.          Daarnaast is gebleken dat de belangen van [verzoeker] niet onevenredig worden geschaad door de zijuitbouw. De zijuitbouw is van beperkte omvang en bevindt zich niet recht tegenover de woning van [verzoeker]. De zijuitbouw wordt gebouwd op gronden met een woonbestemming. Door het besluit van 24 januari 2022 is de breedte van de zijuitbouw aangepast naar 2,6 m, waardoor een onbebouwde strook van 40 cm langs de erfgrens en daarmee langs de doodlopende openbare weg ontstaat. Die weg wordt als zodanig niet gewijzigd door de komst van de zijuitbouw. De onzekerheid voor omwonenden over welke activiteiten in de toekomst in hun omgeving met toepassing van de regeling in het Bor zullen worden toegestaan, leidt ook niet tot een ander oordeel. Het college moet elk bouwplan op zijn eigen merites beoordelen. Dat geldt voor deze zijuitbouw en ook voor eventuele nieuwe bouwplannen in de wijk in het voorerfgebied.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie en slotoverwegingen

9.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.

10.     Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

11.     Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen;

II. wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.

w.g. Minderhoud
voorzieningenrechter

w.g. Nales
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2022

680

Wettelijk kader

Wabo

Artikel 2.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

a. het bouwen van een bouwwerk;

[…]

c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan […]."

Artikel 2.10

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:

[…]

c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12; […]."

Artikel 2.12 luidt:

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:

a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:

[…]

2° in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen,

[...].

Bor

Artikel 4 van bijlage II

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

1. een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan […]."

Bestemmingsplan "Esse-Kleinpolder"

Artikel 14.2.3 van de planregels (Bijbehorende bouwwerken)

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

a.  bijbehorende bouwwerken mogen binnen het bouwvlak gebouwd worden; b.  de gronden, gelegen buiten het bouwvlak mogen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 14.1 onder f, voor maximaal 50% bebouwd worden met bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m². Voor bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² mag de oppervlakte van 50 m² vermeerderd worden met 10% van de oppervlakte dat het bouwperceel groter is dan 500 m², tot een maximum van 120 m²;

c.  de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 1 m¹;

[…]

1.76 voorgevellijn

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen; bij een hoekperceel wordt de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel, die naar de weg of openbaar groen is gekeerd ook beschouwd als voorgevellijn.