Uitspraak 202108218/1/A3


Volledige tekst

202108218/1/A3.
Datum uitspraak: 16 november 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Deventer,

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 26 november 2021 in zaak nr. 21/162 in het geding tussen:

[appellant]

en

de burgemeester van Deventer.

Procesverloop

Bij besluit van 11 augustus 2020 heeft de burgemeester [appellant] gelast om geen inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben op een openbare plaats in de gemeente Deventer, onder oplegging van een dwangsom van € 2.500,00 per geconstateerde overtreding met een maximum van € 10.000,00.

Bij besluit van 8 december 2020 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 26 november 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2022, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.J.H. Mühlstaff, advocaat te Deventer, en de burgemeester, vertegenwoordigd door M.G.M. Wolbrink-Meijerink, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       In een bestuurlijke rapportage is vermeld dat [appellant] op 22 juni 2020 op de openbare weg, waar hij op een snorfiets reed, staande is gehouden door de politie om zijn rij- en kentekenbewijs te controleren. In de buddyseat heeft de politie handschoenen en een klauwhamer aangetroffen. In de jas van [appellant] zijn een life-hammer en pepperspray aangetroffen. [appellant] heeft 142 antecedenten op het gebied van vermogensdelicten, waaronder diefstallen uit woningen en vervoermiddelen. De burgemeester heeft daarom besloten [appellant] een last onder dwangsom op te leggen wegens overtreding van artikel 2:44 van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Deventer (hierna: de APV).

Aangevallen uitspraak

2.       De rechtbank heeft geen grond gezien te oordelen dat de politie misbruik heeft gemaakt van de bevoegdheden uit artikel 160, eerste en vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 of dat de controle onrechtmatig was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was tot het opleggen van de last onder dwangsom. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de voorwerpen niet gebruikt of bestemd waren als inbrekerswerktuigen. Voor overtreding van artikel 2:44, eerste lid, van de APV is niet vereist dat de voorwerpen hem toebehoren. [appellant] was verantwoordelijk voor wat hij in de scooter vervoerde. Hij had de buddyseat kunnen controleren. Ook heeft hij tegenstrijdige verklaringen gegeven voor de aanwezigheid van de voorwerpen. Bovendien is hij vaker veroordeeld voor diefstallen en zijn de life-hammer en pepperspray in zijn jas aangetroffen, aldus de rechtbank. De last was geschikt om overlast, aantasting van de openbare orde en aantasting van de veiligheid op de openbare weg te voorkomen. Ook kon niet volstaan worden met een minder ingrijpende maatregel. Daarnaast waren de dakloosheid en financiële positie van [appellant] niet voldoende om te spreken van onevenredige nadelen als gevolg van de oplegging van de last. Bovendien wordt geen dwangsom verbeurd als [appellant] de last niet overtreedt. De burgemeester heeft zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat de hoogte van de dwangsom in redelijke verhouding stond  tot het daarmee te dienen doel. Ook kan [appellant] op grond van artikel 5:34, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht een verzoek tot intrekking van de last indienen.

Beoordeling

3.       [appellant] betoogt dat het hem niet kan worden aangerekend dat hij de scooter niet heeft gecontroleerd. Daarnaast zijn de aangetroffen voorwerpen niet ongebruikelijk in een motorvoertuig. Verder is sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel. Hij betwist de rechtmatigheid van de controle en voert aan  dat de hoogte van de dwangsom niet proportioneel was.

3.1.    De gronden die [appellant] in hoger beroep aanvoert zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd.

4.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5.       De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.

w.g. Bijloos
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Neuwahl
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 november 2022

280-1013