Uitspraak 202200893/1/R2


Volledige tekst

202200893/1/R2.
Datum uitspraak: 19 oktober 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Helmond,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Helmond,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Molenbunders II" vastgesteld (hierna: het bestemmingsplan).

Bij besluit van 8 november 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Helmond hogere waarden voor de geluidbelasting vastgesteld.

Tegen deze besluiten hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld van 16 september 2022, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en bijgestaan door mr. L.A. Pronk, rechtsbijstandsverlener te Helmond, en de raad, via videoverbinding vertegenwoordigd door mr. M. Croes en I. Rijks, zijn verschenen.

Op de zitting hebben [appellant] en anderen een pakket met foto's en kaartmateriaal overgelegd. Dit pakket is aan het dossier toegevoegd, omdat daartegen zowel bij de raad als bij de Afdeling geen bezwaar bestaat.

Overwegingen

De omvang van het beroep

1.       Op de zitting heeft de rechtsbijstandsverlener van appellanten toegelicht dat het niet de bedoeling was van [partij A] en[partij B] om beroep in te stellen. Hun namen zijn per ongeluk in het beroepschrift opgenomen. De Afdeling stelt daarom vast dat het beroep van [appellant] en anderen niet ook door de [partij A] en[partij B] is ingesteld.

[gemachtigde], die wel samen met de andere appellanten beroep heeft ingesteld, heeft zijn beroep op de zitting ingetrokken.

2.       Uit het beroepschrift blijkt dat het beroep van [appellant] en anderen ook is gericht tegen het besluit van 8 november 2021, waarbij hogere waarden voor de geluidbelasting zijn vastgesteld. Op de zitting hebben [appellant] en anderen hun beroep tegen dit besluit ingetrokken. Hun inhoudelijke beroepsgronden over geluidhinder hebben zij wel gehandhaafd. Die beroepsgronden zullen worden beoordeeld in het kader van hun beroep tegen het bestemmingsplan.

Inleiding op de zaak

3.       Het relevante wettelijke kader en de relevante regels van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant en van het bestemmingsplan zijn opgenomen in een bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

5.       Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van 12 vrijstaande woningen en een appartementencomplex met maximaal 24 appartementen en een ondergrondse parkeerkelder. Ook maakt het plan de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg en de aanleg van groenvoorzieningen rond de woningen en het appartementencomplex mogelijk.

Het plangebied ligt ten noorden van de Europaweg in Helmond. De nieuwe woningen zijn gepland ten oosten van de Goorloop. Dit is een waterloop die onderdeel uitmaakt van de provinciale ecologische verbindingszone.

6.       [appellant] en anderen wonen in de omgeving van het plangebied. Zij kunnen zich niet met het plan verenigen. Zij vrezen voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat. Volgens appellanten zijn de bij het plan betrokken belangen niet op een juiste manier afgewogen.

Ladder voor duurzame verstedelijking en alternatieve locaties

7.       [appellant] en anderen hebben in hun beroepschrift aangevoerd dat het bestemmingsplan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro), omdat de behoefte aan de woningen niet is aangetoond. Ook stellen zij dat de raad ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar alternatieve locaties.

7.1.    Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is weergegeven in de bijlage bij deze uitspraak. Met deze bepaling is bedoeld uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening ongewenste leegstand te vermijden en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. De ladder voor duurzame verstedelijking is geen blauwdruk voor een optimale ruimtelijke inpassing van alle nieuwe ontwikkelingen, maar zorgt ervoor dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken met het toetsingskader van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro nadrukkelijk in de plantoelichting wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ontwikkelingsbehoefte van een gebied en voor de toekomstige ruimtebehoefte en de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het bevoegd gezag, dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling, moet beoordelen of het bereikte resultaat optimaal is.

7.2.    Het bestemmingsplan maakt een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Daar zijn partijen het ook over eens.

De raad stelt zich op het standpunt dat met de voorgenomen woningbouw in een concrete kwantitatieve en kwalitatieve woonbehoefte van de gemeente Helmond wordt voorzien. Voor de onderbouwing van dit standpunt verwijst de raad naar de plantoelichting.

[appellant] en anderen hebben op de zitting aangegeven dat zij dit standpunt van de raad niet langer bestrijden. Daarom gaat de Afdeling met partijen ervan uit dat de voorgenomen woningbouw voorziet in een behoefte.

7.3.    Op de zitting is verder gebleken dat [appellant] en anderen het met de raad eens zijn dat het plangebied binnen bestaand stedelijk gebied ligt. De Afdeling leidt hieruit af dat zij niet langer aanvoeren dat het bestemmingsplan in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is vastgesteld. Omdat het plangebied in bestaand stedelijk gebied ligt, hoefde in de toelichting niet te worden gemotiveerd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien, zoals is voorgeschreven in die bepaling.

7.4.    Op basis van de toelichting die [appellant] en anderen op de zitting hebben gegeven, begrijpt de Afdeling hun betoog over alternatieve locaties als volgt. Zij stellen dat het in het plangebied gaat om onbebouwde gronden waar hoge natuurwaarden voorkomen en die geschikt zijn voor recreatie. Daarom verdient het volgens [appellant] en anderen de voorkeur om op een andere plaats in het stedelijk gebied in de woonbehoefte te voorzien. In de zienswijzen hebben zij gewezen op een aantal alternatieve locaties voor de bouw van woningen. Volgens [appellant] en anderen heeft de raad niet duidelijk gemaakt waarom de woningen niet op een van die andere locaties kunnen worden gebouwd.

7.5.    De Afdeling overweegt hierover dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging moet maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van een plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.     De raad heeft in de Nota van zienswijzen en in het verweerschrift onderbouwd waarom de door [appellant] en anderen aangedragen locaties niet geschikt zijn als alternatief voor de bouw van de beoogde woningen. Voor het merendeel van die locaties zijn volgens de raad namelijk al plannen voor woningbouw in ontwikkeling. Voor zover dat niet het geval is, zijn de locaties volgens de raad niet geschikt. Daarbij wijzen zij bijvoorbeeld op de door appellanten genoemde locatie van het bestaande zwembad. Dat zwembad is volgens de raad nog in gebruik.

Op de zitting hebben [appellant] en anderen gesteld dat er nog veel meer alternatieve locaties voor woningbouw mogelijk zijn in Helmond. Daarbij hebben zij bepaalde wijken genoemd zonder dit verder te concretiseren.

7.6.    Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad de door [appellant] en anderen voorgestelde alternatieven voldoende heeft afgewogen en betrokken bij de vaststelling van het plan. De raad heeft daarbij toereikend gemotiveerd waarom daarvoor niet is gekozen.

Dit betoog slaagt daarom niet.

Toetsing aan de provinciale ruimtelijke verordening

8.       [appellant] en anderen betogen dat het bestemmingsplan is vastgesteld in strijd met de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.

In de eerste plaats stellen zij dat in het plan niet is gewaarborgd dat de ecologische verbindingszone 50 meter breed zal zijn. In de tweede plaats voeren zij aan dat geen rekening is gehouden met de externe werking. Zij vrezen dat de in het plan voorziene woningen, hoewel zij buiten de ecologische verbindingszone liggen, wel een negatieve invloed zullen hebben op de ecologische waarden die voorkomen in het beekdal van de Goorloop. Daarbij wijzen zij op de rust en stilte in het gebied.

8.1.    De artikelen 3.15, 3.16 en 3.25 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn weergegeven in de bijlage bij deze uitspraak. Uit artikel 3.25 volgt dat een ecologische verbindingszone in stedelijk gebied ten minste 50 meter breed moet zijn. Verder volgt daaruit dat een ecologische verbindingszone, na het realiseren daarvan, moet worden beschermd overeenkomstig artikel 3.15. Dat artikel regelt de bescherming van het Natuur Netwerk Brabant. Artikel 3.16 regelt dat, als een bestemmingsplan met een ontwikkeling in stedelijk gebied de ecologische waarden en kenmerken van het Natuur Netwerk Brabant aantast, deze negatieve effecten moeten worden beperkt of worden gecompenseerd.

Op de kaart bij de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is een ecologische verbindingszone weergegeven ter plaatse van de Goorloop en de oevers daarvan.

Breedte van de ecologische verbindingszone

8.2.    Aan een groot deel van de gronden in het plangebied is de enkelbestemming "Groen" toegekend. Aan een strook grond in het westelijke deel van het plangebied is, naast een groenbestemming, ook de dubbelbestemming "Waarde - ecologie" toegekend. De gronden met die dubbelbestemming zijn mede bestemd voor de ontwikkeling van ecologische waarden en de aanleg en instandhouding van een natte en/of droge ecologische verbindingszone.

8.3.    De Afdeling stelt met [appellant] en anderen vast dat de strook grond binnen het bestemmingsplan met de dubbelbestemming "Waarde - ecologie" minder dan 50 meter breed is. De reden hiervoor is dat het bestemmingsplan alleen betrekking heeft op een deel van de ecologische verbindingszone, namelijk alleen het oostelijke deel daarvan. De rest van de verbindingszone, het westelijke deel, ligt binnen het aangrenzende bestemmingsplan "Molenbunders I". In dat plan is ook een dubbelbestemming "Waarde - ecologie" opgenomen voor de ecologische verbindingszone.

Zoals de Afdeling op de zitting samen met partijen heeft vastgesteld, heeft de ecologische verbindingszone in de beide bestemmingsplannen samen een breedte van meer dan 50 meter. Naar het oordeel van de Afdeling strekt artikel 3.25, eerste lid, van de Interim omgevingsverordening ertoe dat in een bestemmingsplan de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone in een stedelijk gebied met een minimale breedte van 50 meter wordt geregeld. Uit dit artikellid kan niet worden afgeleid dat zo’n ecologische verbindingszone geheel binnen de begrenzing van maar één bestemmingsplan mag worden opgenomen. Daarom volgt de Afdeling de raad in zijn standpunt dat het plan op dit punt niet in strijd is met de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.

Externe werking

8.4.    De raad stelt dat de Goorloopzone in de periode tussen 2015 en 2020 opnieuw is ingericht. Daarbij is de ecologische verbindingszone volledig gerealiseerd. Dit betekent dat de gerealiseerde verbindingszone nu moet worden beschermd overeenkomstig artikel 3.15 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. Omdat de bescherming daarbij gelijk is aan die van het Natuur Netwerk Brabant, moet ook worden voldaan aan artikel 3.16, dat gaat over externe werking, zo stelt de raad.

[appellant] en anderen zijn het hiermee eens.

8.5.    In paragraaf 5.2.2 van de plantoelichting is vermeld dat de ontwikkeling die met het plan mogelijk wordt gemaakt, niet leidt tot een permanente externe werking met een negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische verbindingszone.

Op de zitting heeft de raad dit nader toegelicht. De raad stelt dat in de gerealiseerde ecologische verbindingszone, voor zover die in de buurt van het plangebied ligt, geen sprake is van natuurwaarden die samenhangen met rust en stilte. Het gaat namelijk om een locatie in bestaand stedelijk gebied, vlakbij de drukke Europaweg. De raad stelt zich daarom op het standpunt dat de in het plan voorziene woningen niet zorgen voor een aantasting van de ecologische waarden en kenmerken van de ecologische verbindingszone.

Wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd, geeft geen aanleiding om hierover anders te oordelen dan de raad heeft gedaan. De Afdeling volgt de raad daarom in zijn standpunt dat het plan op dit punt niet in strijd is met artikel 3.16 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.

Conclusie

8.6.    Het betoog dat het bestemmingsplan in strijd zou zijn met de provinciale ruimtelijke verordening slaagt niet.

Toetsing aan gemeentelijk beleid

9.       [appellant] en anderen betogen dat het bestemmingsplan in strijd met het gemeentelijke beleid is vastgesteld. Het gaat om beleid dat is neergelegd in de Interimstructuurvisie Helmond 2015 en de Structuurvisie Helmond 2030.

9.1.    Op de zitting heeft de Afdeling samen met partijen vastgesteld dat de Interimstructuurvisie Helmond 2015 niet langer het geldende gemeentelijke beleid bevat. De Interimstructuurvisie had namelijk een planhorizon tot 2015 en is inmiddels vervangen door de op 4 februari 2014 vastgestelde Structuurvisie Helmond 2030 (hierna: de structuurvisie).

De Afdeling zal daarom aan de hand van de beroepsgronden van [appellant] en anderen beoordelen of het bestemmingsplan in overeenstemming is met die structuurvisie.

9.2.    In de structuurvisie is de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Helmond voor de periode 2014-2030 vastgelegd. Daarbij is vooral een thematische benadering gevolgd. Aan de hand van de visiekaart is een beknopte en beeldende beschrijving van de ruimtelijke strategie gegeven door middel van een schets van Helmond in het jaar 2030, zo is vermeld op bladzijde 8.

Op bladzijde 21 van de structuurvisie is vermeld dat de Goorloop als ecologische verbindingszone extra belangrijk is vanwege de betekenis voor het stedelijk gebied. Dit gebied is aangeduid als (te ontwikkelen) Ecologische Hoofdstructuur op de kaart op bladzijde 20. Op de visiekaart is het gebied langs de Goorloop aangeduid als "Stad-Land projecten". Deze aanduiding geldt voor het westelijke deel van het plangebied. Bij projecten met zo'n aanduiding wordt uitgaande van een steeds beperktere investeringsruimte op basis van een afweging tussen actualiteit, impact, grondgebied, integraliteit en economisch rendement een onderscheid in inzet van de gemeente gehanteerd, zo volgt uit bladzijde 18 van de structuurvisie. In dit geval is sprake van een project dat als proactief is aangeduid. Dit betekent dat de gemeente Helmond een rol van trekker vervult, al dan niet samen met andere partijen. Hier gaat het om een gebied dat zich leent voor versterking van de Ecologische Hoofdstructuur tot een robuuster geheel. Aangegeven is dat waar mogelijk aangehaakt zal worden bij de afronding van het thans lopende Stad-Land-project Goorloopzone (Heeklaan-Pres. Rooseveltlaan).

Zowel op de kaart op bladzijde 35 van de structuurvisie als op de visiekaart is echter ook de aanduiding "Woongebied" opgenomen ter plaatse van het plangebied. Daarbij gaat het om het oostelijke deel van het plangebied. Blijkens de legenda op de visiekaart wordt met die aanduiding gedoeld op een woongebied in ontwikkeling.

9.3.    De raad stelt dat de aanduiding "Woongebied" in de structuurvisie zo moet worden begrepen dat de woningbouwontwikkeling die in het bestemmingsplan is opgenomen, past in het gemeentelijke beleid. Volgens de raad is het bestemmingsplan niet in strijd met de structuurvisie.

De Afdeling volgt de raad in dit standpunt. Zij is het niet eens met de stelling van [appellant] en anderen dat de aanduiding "Woongebied" op de visiekaart alleen betrekking heeft op de woonbebouwing aan de Max Euwestraat, die ter uitvoering van het bestemmingsplan "Molenbunders I" is gerealiseerd. Gelet op de ligging en de vorm van de aanduiding stelt de Afdeling vast, dat deze niet alleen betrekking heeft op de door appellanten genoemde (inmiddels bestaande) woonbebouwing aan de Max Euwestraat, maar ook op de woningbouw die is voorzien in het plangebied. De voorgenomen woningbouw past dan ook binnen het gemeentelijke beleid zoals dat is verwoord in de structuurvisie.

Dit betoog slaagt daarom niet.

Toetsing aan intergemeentelijk beleid

10.     [appellant] en anderen betogen dat het bestemmingsplan is vastgesteld in strijd met de Intergemeentelijke structuurvisie Rijk van Dommel en Aa (hierna: de Intergemeentelijke structuurvisie). Zij leiden uit deze structuurvisie af dat het plangebied is aangewezen voor waterberging. Dat geldt volgens hen in elk geval voor de gronden waarop de 12 vrijstaande woningen zijn voorzien. Op die gronden mag dan ook niet worden gebouwd, zo stellen zij.

10.1.  De raad heeft de Intergemeentelijke structuurvisie op 5 juli 2011 vastgesteld. Op de zitting heeft de raad toegelicht dat de Intergemeentelijke structuurvisie nog steeds het actuele intergemeentelijke beleid bevat, ook al is op 4 februari 2014 de Structuurvisie Helmond 2030 vastgesteld.

De raad stelt dat het plangebied in de Intergemeentelijke structuurvisie niet is aangewezen als waterbergingsgebied. Ook overigens staat de Intergemeentelijke structuurvisie volgens de raad niet in de weg aan woningbouw in het plangebied.

De Afdeling volgt de raad hierin. Uit de tekst en de kaart bij de Intergemeentelijke structuurvisie kan niet worden afgeleid dat woningbouw in het plangebied in strijd is met intergemeentelijke beleidsvoornemens.

Uit de kaart blijkt wel dat het plangebied in een beekdal ligt. Dat leidt de Afdeling af uit de groenblauwe kleur van de ondergrond op de kaart. Maar de blokmarkering in de grijze kleur op de kaart geeft ook aan dat het gaat om stedelijk gebied. Uit de tekst en de kaart kan niet worden afgeleid dat de gronden waar de woningen zijn gepland, een functie moeten vervullen als waterbergingsgebied.

10.2.  Op de zitting heeft de Afdeling samen met partijen vastgesteld dat het betoog van [appellant] en anderen voortkomt uit de kaartachtergrond die op de website ruimtelijkeplannen.nl wordt getoond op de plaats van het plangebied. Als de verbeelding van de Intergemeentelijke structuurvisie op die website in beeld wordt gebracht en als daarbij de kaartachtergrond 'Topografie' wordt gebruikt, dan verschijnen er blauwe aanduidingen op de plaats waar de 12 vrijstaande woningen zijn gepland.

De Afdeling overweegt hierover dat die kaartachtergrond op de website ruimtelijkeplannen.nl geen juridische betekenis heeft en niet kan afdoen aan de inhoud van de Intergemeentelijke structuurvisie. Dat feitelijk sprake is (geweest) van waterplassen in het plangebied - zoals [appellant] en anderen aan de hand van foto's hebben willen aantonen - kan daaraan niet afdoen. Wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd, geeft daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het bestemmingsplan in strijd is met de Intergemeentelijke structuurvisie.

Het betoog slaagt niet.

Wateroverlast

11.     [appellant] en anderen betogen dat de ontwikkeling van het bestemmingsplan zal leiden tot wateroverlast in de omgeving. Zij betogen verder dat het bestemmingsplan is vastgesteld in strijd met het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Aa en Maas.

11.1.  De Afdeling stelt vast dat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan onderzoek is gedaan naar de wateraspecten. Daarbij is een watertoets als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder b, van het Bro verricht. Hierover heeft afstemming plaatsgevonden met het waterschap. De resultaten van de watertoets zijn opgenomen in paragraaf 5.1 van de plantoelichting. Daarin is vermeld dat vanwege de toename aan verharding in het plangebied 371 m3 waterberging nodig is. Ook is aangeven hoe de afwatering wordt geregeld. Toegelicht is dat 3/4 van de afwatering zal plaatsvinden op de sloot aan de oostzijde van het plangebied. De rest van de afwatering zal plaatsvinden via een duiker onder het fietspad richting de Goorloopzone. Deze wordt vertraagd afgevoerd door middel van een knijpconstructie.

Op de zitting heeft de raad toegelicht dat tussen de nieuwe woningen en de woningen van appellanten een groenstrook wordt aangelegd. Verder heeft de raad aangegeven dat een bestaande sloot gehandhaafd blijft. De Goorloop ligt lager dan de nieuwe woningen en de woningen van appellanten. Afstromend water zal volgens de raad dan ook richting de Goorloop vloeien en niet in de richting van de woningen van appellanten. De raad stelt zich op basis van het voorgaande op het standpunt dat geen sprake zal zijn van wateroverlast.

Wat appellanten hebben aangevoerd, geeft geen reden om de raad hierin niet te volgen. De enkele stelling van appellanten dat zij ter plaatse van hun eigen woningen nu al wateroverlast ervaren, waarbij zij vrezen dat dit zal toenemen door de extra verstening, is daarvoor niet genoeg.

Dit betoog slaagt niet.

Geluidhinder

12.     Voor het bestemmingsplan is akoestisch onderzoek verricht. [appellant] en anderen betwijfelen of dit onderzoek met de vereiste onafhankelijkheid en deskundigheid is uitgevoerd. [appellant] en anderen betogen verder dat geluidhinder zal ontstaan door de aanwezigheid van het beoogde appartementencomplex. Op de zitting hebben zij dit betoog nader toegelicht. Het appartementencomplex zal worden gerealiseerd tussen de Europaweg en hun eigen woningen in. Doordat er al andere woonbebouwing aan de Max Euwestraat aanwezig is tussen de Europaweg en hun eigen woningen, vrezen zij dat als het ware een gat tussen die andere bebouwing en het nieuwe appartementencomplex ontstaat. Zij vrezen dat het geluid vanaf de Europaweg hierdoor zal worden gereflecteerd in de richting van hun eigen woningen. De raad heeft dit ten onrechte niet onderkend bij de vaststelling van het plan, zo stellen zij.

12.1.  Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan is akoestisch onderzoek gedaan. In paragraaf 4.4 van de plantoelichting is hierop ingegaan. Het rapport van het uitgevoerde akoestisch onderzoek (rapport van 2 december 2020) is opgenomen als een bijlage bij de plantoelichting.

In het onderzoek is geconcludeerd dat ter plaatse van het geplande appartementencomplex niet wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai als gevolg van het verkeer op de Europaweg. Daarom heeft het college bij besluit van 8 november 2021 hogere waarden voor de geluidbelasting van die te bouwen appartementen vastgesteld.

12.2.  De Afdeling stelt vast dat [appellant] en anderen hun twijfel over de onafhankelijkheid en deskundigheid van de opsteller van het akoestisch onderzoek niet met concrete feiten of omstandigheden of aan de hand van een tegenrapport hebben onderbouwd. Alleen het feit dat het akoestisch onderzoek is uitgevoerd door een medewerker van de gemeente, maakt niet dat de raad niet had mogen afgaan op de uitkomsten daarvan. Daarbij wijst de Afdeling erop dat de uitkomsten, anders dan appellanten stellen, objectief verifieerbaar zijn. Deze kunnen namelijk door andere deskundigen worden nagerekend.

12.3.  De Afdeling stelt vast dat in het akoestisch onderzoek niet is ingegaan op reflectie van geluid vanaf de Europaweg richting de woningen van [appellant] en anderen. Op de zitting heeft de Afdeling vastgesteld dat de woningen van appellanten ten noorden en op een afstand van minimaal 210 meter van de Europaweg liggen. De nieuwe 12 vrijstaande woningen en het nieuwe appartementencomplex komen ook ten noorden van de Europaweg. De 12 vrijstaande woningen komen daarbij ten westen en ter hoogte van de woningen van appellanten te liggen. Het appartementencomplex komt te liggen tussen die 12 vrijstaande woningen en de Europaweg, op een afstand van zo’n 30 meter van die weg. Het nieuwe appartementencomplex komt te liggen op een afstand van meer dan 20 meter van al bestaande woonbebouwing aan de Max Euwestraat. Gelet op zowel de afstand tussen de woningen van appellanten en het nieuwe appartementencomplex als de afstand tussen de bestaande bebouwing aan de Max Euwestraat en het nieuwe appartementencomplex, is hinder door reflectie van geluid van de Europaweg via het "gat" tussen het nieuwe appartementencomplex en de bebouwing aan de Max Euwestraat richting de woningen van appellanten niet aannemelijk.

De raad heeft er daarnaast op gewezen dat het nieuwe appartementencomplex voor het wegverkeerslawaai van de Europaweg bij de woningen van appellanten eerder een geluidafschermende werking dan een reflecterende werking zal hebben. Wat appellanten hebben aangevoerd, geeft geen reden om de raad hierin niet te volgen.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad, gelet op het voorgaande, dan ook kunnen afzien van het verrichten van nader akoestisch onderzoek naar de gestelde effecten van geluidreflectie.

Het betoog slaagt niet.

Parkeerhinder

13.     [appellant] en anderen betogen dat de ontwikkeling van het plan zal leiden tot parkeeroverlast in de omgeving. Volgens hen is ten onrechte niet gewaarborgd dat er voldoende, openbaar toegankelijke, parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd voor bezoekers.

13.1.  In artikel 6.2.1, aanhef en onder c, van de planregels zijn regels gesteld, opdat in voldoende mate in parkeergelegenheid wordt voorzien. Deze bepaling is weergegeven in de bijlage bij deze uitspraak. Hiermee is volgens de raad gewaarborgd dat aan de parkeernormen uit de nota 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020' zal worden voldaan, zodat is gegarandeerd dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De Afdeling volgt de raad hierin.

Op de zitting is gebleken dat [appellant] en anderen dit standpunt van de raad in algemene zin ook niet langer bestrijden. Zij blijven echter bij hun standpunt dat niet is gewaarborgd dat het benodigde aantal parkeerplaatsen voor bezoekers voor het appartementencomplex zal worden gerealiseerd op gronden die openbaar toegankelijk zijn en niet, bijvoorbeeld, in de afgesloten parkeerkelder onder het appartementencomplex.

13.2.  Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het appartementencomplex moet aan het hiervoor genoemde artikel 6.2.1, aanhef en onder c, worden voldaan. Uit dit artikel volgt dat bij de aanvraag moet worden aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen. Daarbij moet aan de Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020 worden voldaan. Daarin is geregeld dat de bezoekersparkeerplaatsen toegankelijk en beschikbaar moeten zijn voor bezoekers. Het bestemmingsplan zelf maakt het mogelijk dat zulke bezoekersplaatsen worden gerealiseerd. Daarvoor is ook voldoende ruimte beschikbaar binnen het relevante deel van het plangebied.

Als [appellant] en anderen te zijner tijd menen dat de openbare toegankelijkheid van de bezoekersparkeerplaatsen onvoldoende in de omgevingsvergunning is gewaarborgd, dan kunnen zij rechtsmiddelen aanwenden tegen die omgevingsvergunning. Met artikel 6.2.1, aanhef en onder c, in de planregels is in het plan dus voorzien in die door [appellant] en anderen gewenste waarborg.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

14.     Het beroep is ongegrond.

15.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, mr. B. Meijer en mr. J. Gundelach, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.I. Breunese-van Goor, griffier.

w.g. Knol
voorzitter

w.g. Breunese-van Goor
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2022

208

BIJLAGE

Besluit ruimtelijke ordening

Artikel 1.1.1

1. In dit besluit en de hierop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

[…];

h. bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur;

i. stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen;

[…].

Artikel 3.1.6

1. Een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor gaan vergezeld van een toelichting, waarin zijn neergelegd:

a. […];

b. een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;

[…].

2. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

3. […].

Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

Artikel 3.15 Bescherming Natuur Netwerk Brabant

1. Een bestemmingsplan van toepassing op Natuur Netwerk Brabant:

a. strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken;

b. bevat regels gericht op de bescherming van de ecologische waarden en kenmerken en houdt daarbij ook rekening met andere aanwezige waarden en kenmerken, zoals rust, stilte, cultuurhistorische waarden en kenmerken;

c. staat, zolang het Natuur Netwerk Brabant niet is gerealiseerd, bestaande bebouwing en bestaande planologische gebruiksactiviteiten toe.

2. Als ecologische waarden en kenmerken gelden de natuurbeheertypen zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan.

3. Als de inrichting en beheer van het Natuur Netwerk Brabant binnen een gebied is verzekerd, stelt de gemeente binnen negen maanden een bestemmingsplan vast overeenkomstig het eerste lid.

Artikel 3.16 Externe werking Natuur Netwerk Brabant

1. In aanvulling op de Wet natuurbescherming bepaalt een bestemmingsplan dat een ontwikkeling toelaat in Stedelijk Gebied of in Landelijk Gebied, die een aantasting geeft van de ecologische waarden en kenmerken in het Natuur Netwerk Brabant, dat de negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt en de overblijvende, negatieve effecten worden gecompenseerd, overeenkomstig artikel 3.22 Compensatie.

2. Op de overdraai van de wieken van een windturbine die buiten het Natuur Netwerk Brabant staat, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op een aantasting door de verspreiding van stoffen in lucht of water.

Artikel 3.25 Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone

1. Een bestemmingsplan van toepassing op Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone strekt tot verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone met een breedte van:

a. ten minste 50 meter in Stedelijk Gebied en in Verstedelijking Afweegbaar;

b. ten minste 25 meter in alle overige gebieden.

2. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid stelt regels, om te voorkomen dat het gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, die in ieder geval:

a. het oprichten van bebouwing beperken;

b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten beperken.

3. Na realisatie van de ecologische verbindingszone is artikel 3.15 Bescherming Natuur Netwerk Brabant van overeenkomstige toepassing.

Regels van het bestemmingsplan "Molenbunders II"

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;

b. speelvoorzieningen, waterlopen, waterpartijen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;

c. voorzieningen voor langzaam verkeer (fiets- en wandelpaden);

d. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, paden, parkeervoorzieningen en overige verhardingen.

Artikel 6 Wonen

6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. […];

b. […];

c. een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen, conform de parkeernormen zoals opgenomen in de 'Beleidsregel parkeernormen, Helmond 2020', vastgesteld op 23 januari 2020. Indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;

d. […].

Artikel 7 Waarde-Ecologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de ontwikkeling van ecologische waarden en de aanleg en instandhouding van een natte en/of droge ecologische verbindingszone.

7.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald mag op deze gronden niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze bestemming met een maximale hoogte van 3 m¹.