Uitspraak 202200377/2/R3


Volledige tekst

202200377/2/R3.
Datum uitspraak: 23 september 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Heino, gemeente Raalte,

en

de raad van de gemeente Raalte,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 december 2021 heeft Raad van de gemeente Raalte het bestemmingsplan "Heino, woningbouwlocatie Molenweg" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad heeft nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 september 2022, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door N. Spiegelenberg en A.H. Kreule, bijgestaan door mr. S.P.M. Schaap, advocaat te Raalte, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan maakt ongeveer 110 woningen aan de Molenweg in het noordwesten van Heino mogelijk.

3.       [verzoeker] betoogt dat de keuze voor het realiseren van woningbouw op de locatie aan de Molenweg niet deugdelijk is onderbouwd. Hij stelt dat de raad zich daarbij alleen heeft gebaseerd op wat de zogeheten "kopgroep Heino" heeft geadviseerd en geen afzonderlijke planologische afweging heeft gemaakt. Volgens [verzoeker] doet zich ook strijd voor met het gemeentelijk beleid. Hij voert aan dat in de gemeentelijke "Structuurvisie Raalte 2025+" primair andere locaties zijn aangewezen voor woningbouw en verder dat daarin staat dat rondom de Molenweg alleen een kleinschalige ontwikkeling mogelijk is. Ook staat het landschapsontwikkelingsplan uit 2008 volgens hem in de weg aan het plan, omdat de Molenweg daarin niet als uitbreidingslocatie wordt genoemd. Verder is het plan volgens [verzoeker] in strijd met de gemeentelijke stedenbouwkundige visie. Hij stelt dat daarin staat dat uitbreiding moet plaatsvinden nabij het centrum en dat Heino een rond dorp moet blijven. Het plan voldoet hier niet aan, aldus [verzoeker]. Hij wijst er verder op dat de locatie aan de Molenweg zorgt voor samensmelting met het recreatiepark ten noorden van het plangebied. Hij vreest dat hij daardoor verkeershinder zal ondervinden omdat het gemakkelijk is om via de nieuwe woonwijk naar de Molenweg te rijden. Hij voert verder aan dat woningen in het recreatiepark permanent worden bewoond en dat erover wordt gesproken om aan alle recreatiewoningen een woonbestemming toe te kennen.

3.1.    Zoals op de zitting is besproken, is niet in geschil dat er behoefte is aan de woningen die in het plan zijn voorzien. Evenmin is in geschil dat er om in de woningbehoefte te voorzien behalve inbreidingslocaties ook een of meer uitleglocaties nodig zijn. Wel wordt de keuze voor de locatie Molenweg door [verzoeker] bestreden. In paragraaf 2.3.3 van de plantoelichting staat dat voor het kiezen van woningbouwlocaties om in de woningbehoefte te voorzien eerder een uitgebreid proces is doorlopen, waar inwoners van Heino en andere belanghebbenden bij zijn betrokken. Uit dat in 2018 en 2019 doorlopen proces is naar voren gekomen dat aan de randen van het dorp aansluitend aan bestaande bebouwing in een groot deel van de behoefte kan voorzien. Er zijn wel andere locaties in Heino, maar deze zijn niet groot genoeg om aan de woningbehoefte te voldoen. Bij de beoordeling van de voor woningbouw geschikte locaties zijn een aantal ruimtelijk relevante criteria gehanteerd, te weten:

- inbreiding gaat voor uitbreiding;

- er is ruimte voor een breed woningbouwprogramma in voldoende aantallen;

- een goede ontsluiting is mogelijk waarbij de bestaande wegen het extra verkeer aankunnen, al dan niet middels aanvullende maatregelen;

- realisatie is op afzienbare termijn mogelijk.

Volgens paragraaf 2.3.3 van de plantoelichting voldoet het gebied aan de Molenweg aan al deze criteria, sluit het gebied aan bij bestaande bebouwingsstructuren, zijn er geen bijzondere landschappelijke of archeologische waarden of grote wateropgaven en is het gebied goed te ontsluiten. Om die redenen is de keuze op de locatie Molenweg gevallen. Deze keuze in het plan is overeenstemming met het in 2019 door de raad genomen besluit om de locatie Molenweg aan te wijzen als voorkeurslocatie voor nieuwe woningbouw voor Heino. Dat voorkeursbesluit volgde het advies van de zogeheten "Kopgroep" met daarin inwoners en gemeentelijke functionarissen, als uitkomst van het in 2018 en 2019 doorlopen zoekproces.

3.2.    In de op 27 september 2012 vastgestelde gemeentelijke "Structuurvisie 2025+" staat onder meer dat het ontwikkelen van locaties binnen het bestaande bebouwde gebied voorrang heeft boven het ontwikkelen van uitbreidingslocaties. Ook staat daarin dat in Heino op termijn waarschijnlijk moet worden gezocht naar aanvullende mogelijkheden voor woningbouw. De locatie aan de Molenweg is in deze structuurvisie aangewezen als mogelijke toekomstige uitbreidingslocatie. Zoals hiervoor onder 3.1 is opgenomen, staat in paragraaf 2.3.3 van de plantoelichting dat op locaties binnen het bestaande bebouwde gebied niet voldoende ruimte is om in de woningbehoefte te voorzien. Verder is de locatie aan de Molenweg in de gemeentelijke structuurvisie uit 2012 aangewezen als locatie voor eventuele toekomstige ontwikkelen. De voorzieningenrechter volgt daarom [verzoeker] op voorhand niet in zijn stelling dat het plan in strijd is met de Structuurvisie 2025+. Ook doet zich naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen strijd voor met de gemeentelijke stedenbouwkundige visie, omdat, zoals in paragraaf 2.5.2 van de plantoelichting staat, het plangebied in de "Stedenbouwkundige visie Heino" uit 2011 is aangewezen als toekomstige woonlocatie. Daarnaast is in paragraaf 2.5.3 ingegaan op het Landschapsontwikkelingsplan uit 2008 van de gemeenten Deventer, Raalte en Olst-Wijhe. In deze paragraaf staat dat het landschapsontwikkelingsplan geen uitspraken doet over de locatiekeuze en wijze van uitbreiden, zodat het door [verzoeker] gestelde feit dat de locatie Molenweg daarin niet als uitbreidingslocatie is genoemd, naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook niet betekent dat het plangebied niet mag worden bebouwd.

De voorzieningenrechter ziet daarom op voorhand geen grond voor het oordeel dat het door [verzoeker] genoemde gemeentelijk beleid in de weg staat aan het realiseren van woningen aan de Molenweg.

3.3.    In de omstandigheid dat de in het plan neergelegde keuze voor de locatie past in het in 2019 door de raad genomen besluit om de locatie aan te wijzen als voorkeurslocatie voor nieuwe woningbouw voor Heino, welk besluit is gebaseerd op een advies van de zogeheten "Kopgroep Heino", ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen grond voor het oordeel dat de raad de keuze voor de locatie van het plangebied niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Zoals hiervoor onder 3.1 is overwogen, is in paragraaf 2.3.3 van de plantoelichting toegelicht waarop de keuze voor deze locatie uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening is gebaseerd. Verder is in de andere paragrafen van de plantoelichting ingegaan op andere planologisch relevante aspecten, zoals milieuzonering, bodem, ecologie, externe veiligheid, geluid, geur en water. Wat betreft de vrees voor samensmelting met het recreatiepark stelt de voorzieningenrechter voorop dat een bestemmingswijziging voor dat park nu niet voorligt. Eventuele gevolgen die [verzoeker] daarvan vreest, kunnen in het kader van een eventueel voor het recreatiepark nog vast te stellen plan aan de orde komen. Verder is in het nu voorliggende plan voorzien in een strook tussen het recreatiepark en de nieuwe woonwijk waaraan de bestemming "Groen" is toegekend. Het recreatiepark kan daarom ook niet via het plangebied worden ontsloten, zoals [verzoeker] vreest, omdat op grond van de planregels op deze strook geen wegen mogen worden aangelegd.

4.       [verzoeker] stelt verder dat de Molenweg ten onrechte niet in het plan is opgenomen. Hij brengt naar voren dat de Molenweg moet worden aangepast om het verkeer van en naar de nieuwe woonwijk veilig te kunnen verwerken en dat niet zeker is dat deze maatregelen zullen worden getroffen. Hij stelt in dit verband dat is toegezegd dat in een rotonde zou worden voorzien, maar dat het plan daar niet de ruimte voor biedt. Ook voert hij aan dat hij in de bestaande situatie al trillinghinder van de Molenweg ondervindt. Daar is volgens hem ten onrechte geen onderzoek naar verricht.

4.1.    De voorzieningenrechter begrijpt het betoog van [verzoeker] zo dat hij door het plan vreest voor gevolgen voor de verkeersveiligheid en voor een toename van de trillinghinder bij zijn woning. In het plan is voorzien in meerdere ontsluitingswegen op de Molenweg. De Molenweg zelf valt niet binnen het plangebied.

In paragraaf 4.4 van de plantoelichting is ingegaan op het aspect verkeer. Daarin staat dat de Molenweg zal worden ingericht als 30 km/u-gebied met meerdere kruispunten, waardoor de snelheid wordt geremd en niet al het verkeer wordt geclusterd op één aansluiting. Niet is gekozen voor een aansluiting van de wijk via één rotonde, omdat dat niet past bij een 30 km/u-weg en dan een te groot aantal verkeersdeelnemers te hard zal blijven rijden, aldus de plantoelichting. In de plantoelichting staat verder dat in de grondexploitatie voor de nieuwe wijk geld is gereserveerd om verkeersmaatregelen, zoals kruispunten en eventuele extra snelheidsremmende maatregelen, in overleg met omwonenden, voor de Molenweg te nemen.

De raad heeft naar voren gebracht dat maatregelen om de Molenweg verkeersveiliger te maken passen binnen de bestemming die daarvoor geldt, zodat daarvoor geen bestemmingswijziging nodig is. Uit door de raad overgelegde stukken volgt verder dat de raad inmiddels bij besluit van 12 juli 2022 een nieuwe grens van de bebouwde kom op de Molenweg heeft vastgesteld, waardoor de Molenweg langs het plangebied deel uitmaakt van de bebouwde kom. De weg zal verder volgens een inmiddels door het college van burgemeester en wethouders genomen verkeersbesluit, wat op 18 juli 2022 is bekendgemaakt, als een 30 km/u-weg worden ingericht met onder meer wegversmallingen en kruispuntplateaus in rood asfalt. Bij dat besluit is toegelicht dat op basis van onderzoek naar trillingen, dat naar aanleiding van zorgen bij omwonenden is uitgevoerd, wordt gekozen voor kruispuntplateaus die niet verhoogd zijn, maar uitsluitend visueel herkenbaar zijn. De raad heeft er op de zitting overigens op gewezen dat tegen deze besluiten geen bezwaar is gemaakt, waardoor deze inmiddels onherroepelijk zijn.

De raad heeft zich naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter op het standpunt mogen stellen dat met de al in de plantoelichting genoemde maatregelen, het plan wat betreft de aspecten verkeer en trilling niet leidt tot onaanvaardbare gevolgen.

5.       Gelet op wat hiervoor is overwogen ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter zal daarom het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afwijzen.

6.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, griffier.

w.g. Helder
voorzieningenrechter

w.g. Duursma
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2022

378