Uitspraak 202201359/1/R1


Volledige tekst

202201359/1/R1.
Datum uitspraak: 21 september 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland,

appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 februari 2022 heeft het college een aantal locaties, waaronder de locatie CJ-2 nabij de Lookwatering 2, aangewezen als aanbiedlocatie voor het plaatsen van minicontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval.

Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op de zitting van 6 september 2022, waar het college, vertegenwoordigd door C.N. van Bergen Henegouw, is verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       In verband met de invoering van een nieuw laadsysteem voor afvalcontainers in de buitengebieden van Midden-Delfland voorziet het besluit van 8 februari 2022 in de aanwijzing van een aantal nieuwe aanbiedlocaties voor het plaatsen van minicontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval. Onder meer is voorzien in de plaatsing van minicontainers op de locatie CJ-2 nabij het perceel aan de Lookwatering 2 in Den Hoorn.

Hiermee wordt de aanbiedlocatie voor [appellant A] en [appellant B] verplaatst van hun eigen perceel aan de [locatie] naar het trottoir naast de kruising met de Keizerin en tegenover het voetgangersbruggetje.

[appellant A] en [appellant B] kunnen zich niet verenigen met de aanwijzing van locatie CJ-2. Zij vrezen voor verkeersonveilige situaties als gevolg van het gebruik van deze aanbiedlocatie. Zij willen de huidige aanbiedlocatie op hun eigen terrein daarom behouden.

Toetsingskader

2.       Bij de keuze van een locatie voor afvalcontainers moet het college een afweging maken van alle betrokken belangen. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft kunnen achten voor de plaatsing van afvalcontainers. Als dat zo is, beoordeelt de Afdeling vervolgens of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de locatie vanwege een geschiktere alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie, dat geoordeeld moet worden dat het college niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.

3.       Het college heeft de bij besluit van 5 september 2019 vastgestelde "Inrichtingscriteria inzamelvoorzieningen" als uitgangspunt gehanteerd bij het aanwijzen van de aanbiedlocaties voor het plaatsen van de afvalcontainers.

Geschiktheid van de locatie

4.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat het college de locatie CJ-2 redelijkerwijs niet heeft kunnen aanwijzen, omdat de plaatsing van de containers op het trottoir nabij de frequent gebruikte voetgangersbrug, ten koste zal gaan van de verkeersveiligheid ter plaatse. Zij hebben hierover aangevoerd dat het trottoir specifiek is aangelegd om voetgangers die gebruik maken van de voetgangersbrug veilig te laten oversteken. Dit zal niet meer kunnen als het trottoir wordt vol gezet met containers. Verder hebben [appellant A] en [appellant B] aangevoerd dat het trottoir te klein is voor het opstellen van de containers, waardoor de afvalcontainers gedwongen op de weg geplaatst zullen worden. Locatie CJ-2 is daarom volgens [appellant A] en [appellant B] ongeschikt voor de plaatsing van de containers.

4.1.    De Afdeling ziet in het door [appellant A] en [appellant B] aangevoerde geen grond voor het oordeel dat het college de aanbiedlocatie JC-2 niet heeft mogen aanwijzen omdat dit zal leiden tot verkeersonveilige situaties. De aanbiedlocatie voldoet aan de in verband met de verkeersveiligheid gestelde uitgangspunten in de Inrichtingscriteria Inzamelvoorzieningen. Het college heeft verder in zijn verweerschrift en op de zitting uiteengezet dat de minicontainers slechts vijf dagen per vier weken worden aangeboden. Op die dagen zal de plaatsing van die containers de doorgang voor voetgangers niet zodanig belemmeren dat een verkeersonveilige situatie ontstaat. De aangewezen locatie is groot genoeg om alle minicontainers plaats te bieden, zodat de containers, anders dan [appellant A] en [appellant B] stellen, niet op de weg geplaatst hoeven te worden.

Het college heeft verder toegelicht dat de invloed van het legen van de minicontainers op de verkeersveiligheid beperkt zal zijn. Daarbij heeft het college er op gewezen dat het inzamelvoertuig de weg ter hoogte van de locatie slechts vijf keer per vier weken maximaal twee à drie minuten zal blokkeren en dat er tijdens het legen van de containers geen sprake zal zijn van een onoverzichtelijke situatie. De locatie is gelegen aan een vrij smalle rustige weg in een 30 km-zone. Omdat voertuigen tijdens het legen van de containers moeten wachten om te kunnen passeren, zal ook in zoverre geen onveilige situatie voor voetgangers of fietsers ontstaan, aldus het college.

Er bestaat geen aanleiding aan deze toelichting van het college te twijfelen. De Afdeling ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat het college de aangewezen locatie JC-2 locatie uit een oogpunt van verkeersveiligheid niet geschikt heeft kunnen achten.

Het betoog slaagt niet.

De locatie op eigen terrein

5.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat het college had moeten kiezen voor de door hen aangedragen geschiktere alternatieve locatie op hun eigen terrein. Zij wijzen er op dat zij hun containers gedurende 17 jaar op hun eigen perceel hebben aangeboden en dat zij deze aanbiedlocatie willen behouden.

5.1.    Het college heeft zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat de door [appellant A] en [appellant B] gewenste aanbiedlocatie op hun eigen terrein niet geschikter is voor het aanbieden van de minicontainers dan de aangewezen locatie. Gelet op de nieuwe wijze van afvalinzameling met een zijlader komt het op een plaats verzamelen van meerdere containers de efficiënte en effectieve afvalinzameling ten goede. De Lookwatering kent ter plaatse geen trottoir, met uitzondering van de plaats die het college heeft aangewezen als aanbiedlocatie. Daarbij heeft het college in aanmerking kunnen nemen dat de aanbiedlocatie op eigen terrein niet voldoet aan het in de Inrichtingscriteria Inzamelvoorzieningen neergelegde uitgangspunt B1 dat de inzamelvoorziening zich op gemeentegrond bevindt. Het betoog faalt.

6.       Het beroep is ongegrond.

7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.

w.g. Van Gastel
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Deen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2022

604