Uitspraak 202104466/2/R1


Volledige tekst

202104466/2/R1.
Datum uitspraak: 21 september 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te Edam, gemeente Edam-Volendam,

2.       Vereniging Oud Edam (hierna: Oud Edam), gevestigd te Edam, gemeente Edam-Volendam,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Edam-Volendam,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:867 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 27 mei 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Hoogstraat Edam" te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 19 mei 2022 (hierna: het herstelbesluit) heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Hoogstraat Edam" gewijzigd vastgesteld.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hierover een zienswijze naar voren te brengen. [appellant sub 1] heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Oud Edam heeft een zienswijze naar voren gebracht.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1.       In november 2017 zijn de panden aan Hoogstraat 4 tot en met 8 in Edam door brand verwoest. Het bestemmingsplan dat de raad op 27 mei 2021 heeft vastgesteld, heeft betrekking op de herontwikkeling van deze locatie en het daarachter gelegen voormalige brandweerterrein.

2.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat het bestemmingsplan wat het daarin opgenomen peil voor bebouwing aan de Hoogstraat betreft, niet zorgvuldig is voorbereid. In de tussenuitspraak is verder overwogen dat de planregels onvoldoende duidelijkheid geven over de toegestane kaprichting van bebouwing op het perceel Hoogstraat 8. De raad is opgedragen om de gebreken in het besluit van 27 mei 2021 te herstellen door de planregels aan te passen met inachtneming van wat onder 8.7 en 8.9 van de tussenuitspraak is overwogen.

3.       Om aan de opdracht in de tussenuitspraak te voldoen, heeft de raad het bestemmingsplan bij het herstelbesluit opnieuw en gewijzigd vastgesteld. Hij heeft in artikel 2.10 van de planregels het peil gewijzigd dat voor de bouw- en goothoogte van een hoofdgebouw aan de Hoogstraat in aanmerking moet worden genomen. Verder heeft hij aan artikel 8.2 van de planregels toegevoegd dat dit artikel over onder meer de toegestane kapvorm en -richting alleen van toepassing is op bestaande hoofdgebouwen.

4.       De beroepen van [appellant sub 1] en Oud Edam hebben op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van rechtswege mede betrekking op het herstelbesluit.

Beroepen tegen het besluit van 27 mei 2021

5.       Gelet op wat in de tussenuitspraak onder 8.7 en 8.9 is overwogen, zijn de beroepen van [appellant sub 1] en Oud Edam tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan van 27 mei 2021 gegrond. Het besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb en het rechtszekerheidsbeginsel.

Beroepen tegen het herstelbesluit

6.       [appellant sub 1] heeft geen beroepsgronden tegen het herstelbesluit aangevoerd. Het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.

7.       Oud Edam heeft in haar zienswijze te kennen gegeven dat de raad in het herstelbesluit op juiste wijze heeft vastgelegd dat het peil oploopt met de Hoogstraat. Dat heeft de raad gedaan door te bepalen dat de bouw- en goothoogte aan de Hoogstraat wordt gemeten vanaf de hoogte van de direct aan het pand grenzende wegbestrating. Het beroep van Oud Edam van rechtswege heeft alleen betrekking op artikel 8.2 van de planregels.

8.       Oud Edam betoogt in haar zienswijze dat met de toevoeging van onderdeel d aan artikel 8.2 van de planregels ten onrechte niet wordt geregeld aan welke eisen de kapvorm en de kaprichting van de nieuw te bouwen hoofdgebouwen aan de Hoogstraat moeten voldoen. Zij wijst erop dat het om een beschermd stadsgezicht gaat, waarin de stedenbouwkundige structuur gerespecteerd moet worden. De toevoeging is volgens haar ook in strijd met artikel 4, tweede lid, van de Erfgoedverordening gemeente Edam-Volendam. Zij voert verder aan dat voor de locatie Hoogstraat 8 een zadeldak haaks op de straat de geëigende kapvorm en -richting is.

8.1.    Artikel 8.2 van de planregels bevat bouwregels voor bebouwing op gronden met de bestemming "Waarde - Beschermd Stadsgezicht". In het herstelbesluit is onderdeel d toegevoegd. Artikel 8.2 van de planregels bepaalt:

"Voor het bouwen op de in artikel 8 lid 1 bedoelde gronden gelden, met inachtneming van bijlage Overzicht bestaande kapvorm en kaprichting, de volgende regels:

a. een bestaande kapvorm van een hoofdgebouw mag niet worden veranderd;

b. een bestaande kaprichting mag niet worden veranderd;

c. de gevelindeling van de panden, voorzover gelegen binnen de aanduiding "overige zone - kernzone", dient te voldoen aan de in bijlage Gevelbeelden en straatwanden kernzone opgenomen gevelbeelden;

d. het bepaalde in lid a tot en met c is van toepassing op bestaande hoofdgebouwen."

8.2.    In de tussenuitspraak is onder 8.9 overwogen dat artikel 8.2 van de planregels niet aan de eisen van het rechtszekerheidsbeginsel voldoet. De raad is opgedragen om, met in achtneming van wat onder 8.9 is overwogen, de planregels zo aan te passen dat duidelijk is of, en zo ja welke, bouwregels gelden voor de kapvorm en de kaprichting van het hoofdgebouw aan Hoogstraat 8. Met het toevoegen van onderdeel d aan artikel 8.2 van de planregels is duidelijk dat geen bouwregels gelden voor de kapvorm en de kaprichting van een nieuw hoofdgebouw aan Hoogstraat 8.

8.3.    Uit het besluit tot aanwijzing als beschermd stadsgezicht (hierna: het aanwijzingsbesluit) volgt niet dat in de planregels moet worden vastgelegd aan welke eisen de kapvorm en de kaprichting van de nieuw te bouwen hoofdgebouwen aan de Hoogstraat moeten voldoen. Zoals in de tussenuitspraak onder 8.3 is overwogen, is de locatie waar de door brand verwoeste panden stonden in het aanwijzingsbesluit ingedeeld in klasse B. Uit de toelichting bij het aanwijzingsbesluit volgt dat vormgeving, gevelindeling en bekapping alleen voor gebieden in klasse A van belang zijn om nieuw te bouwen panden zo goed mogelijk in de naaste omgeving te kunnen invoegen.

Onderdeel d van artikel 8.2 van de planregels is ook niet in strijd met artikel 4, tweede lid, van de Erfgoedverordening gemeente Edam-Volendam. Die bepaling heeft betrekking op onderhoud en wijzigingen binnen het cultuurhistorisch attentiegebied. Daaronder wordt kort gezegd verstaan een gebied dat bescherming geniet volgens de dubbelbestemming "Waarde - Edams-Volendams erfgoed". Aan de gronden waar de door brand verwoeste panden stonden, is die dubbelbestemming niet toegekend.

Haar standpunt over de kaprichting van een nieuw hoofdgebouw aan Hoogstraat 8 heeft Oud Edam ook naar voren gebracht in haar beroep tegen het besluit van 27 mei 2021. De Afdeling heeft daarover in de tussenuitspraak overwogen dat zij een zadeldak evenwijdig aan de straat, zoals is weergegeven in paragraaf 2.2 van de plantoelichting, niet op voorhand onredelijk vindt, aangezien ook het verloren gegane pand gedeeltelijk voorzien was van een zadeldak evenwijdig aan de straat. In wat Oud Edam aanvoert, ziet de Afdeling geen aanleiding om hierover nu anders te oordelen. De door Oud Edam opgeworpen historische verkaveling uit de 16e eeuw is, wat daarvan zij, achterhaald. De breedte van het huidige perceel Hoogstraat 8 komt overeen met de breedte van het voormalige pand, dat rond 1920 is gebouwd en behoorde tot het beschermde stadsgezicht. In de verkaveling hoefde de raad daarom geen aanleiding te zien voor het opnemen van een bouwregel over de kapvorm en de kaprichting van een nieuw hoofdgebouw aan Hoogstraat 8.

8.4.    Het betoog slaagt niet.

9.       Oud Edam betoogt dat onduidelijk is of de raad in artikel 8.2, onderdeel b, van de planregels niet per abuis heeft nagelaten om de woorden "van een hoofdgebouw" op te nemen. Aan dit betoog gaat de Afdeling voorbij, omdat een oordeel daarover niet noodzakelijk is voor de beoordeling van deze zaak. Onderdeel b is namelijk niet gewijzigd en is op grond van het toegevoegde onderdeel d van toepassing op bestaande hoofdgebouwen. Het heeft daarom geen betrekking op de aan de Hoogstraat mogelijk gemaakte nieuwe bebouwing, waar de bezwaren van Oud Edam zich tegen richten

10.     Voor zover Oud Edam betoogt dat uit het herstelbesluit niet blijkt welke bouwregels gelden voor de gevelindeling van panden in het beschermde stadsgezicht, slaagt dat betoog niet. Artikel 8.2, onderdeel c, van de planregels is niet gewijzigd. Uit onderdeel d volgt dat die bouwregels niet gelden voor nieuwe hoofdgebouwen. Die bouwregels golden overigens ook niet voor de door brand verloren gegane panden aan de Hoogstraat, omdat die panden niet binnen de aanduiding ‘overige zone - kernzone’ vielen. Voor deze locatie, ingedeeld in klasse B, hoefden gelet op wat hiervoor onder 8.3 is overwogen, ook geen bouwregels voor de gevelindeling te worden opgenomen.

11.     Met de wijziging van artikel 8.2 van de planregels heeft de raad  het in de tussenuitspraak onder 8.9 vermelde gebrek in het besluit van 27 mei 2021 hersteld.

12.     Het beroep van Oud Edam tegen het herstelbesluit is ongegrond.

Proceskosten

13.     De raad moet de proceskosten van [appellant sub 1] vergoeden. Niet gebleken is van proceskosten van Oud Edam die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart de beroepen tegen het besluit van de raad van de gemeente Edam-Volendam van 27 mei 2021 gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Edam-Volendam van 27 mei 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Hoogstraat Edam";

III.      verklaart de beroepen tegen het besluit van de raad van de gemeente Edam-Volendam van 19 mei 2022 ongegrond;

IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Edam-Volendam tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.       gelast dat de raad van de gemeente Edam-Volendam aan de hierna vermelde appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:

a.       € 181,00 aan [appellant sub 1];

b.       € 360,00 aan de Vereniging Oud Edam.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. J. Gundelach en mr. A. Kuijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, griffier.

w.g. Uylenburg
voorzitter

w.g. Visser
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2022

148