Uitspraak 202203128/3/V1


Volledige tekst

202203128/3/V1.
Datum uitspraak: 12 september 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [de vreemdeling] om opheffing van de bij uitspraak van 22 juni 2022 in zaak nr. 202203128/2/V1 getroffen voorlopige voorziening (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COa)

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 21 april 2022 in zaak nr. 21/1878 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

het COa.

Procesverloop

Bij besluit van 24 maart 2021 heeft het COa een aanvraag van de vreemdeling om vergoeding van buitengewone kosten afgewezen.

Bij tussenuitspraak van 9 februari 2022 heeft de rechtbank het COa in de gelegenheid gesteld om een aan dat besluit klevend gebrek te herstellen.

Bij besluit van 28 februari 2022 heeft het COa het besluit van 24 maart 2021 ingetrokken en de aanvraag opnieuw afgewezen.

Bij uitspraak van 21 april 2022 heeft de rechtbank het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 24 maart 2021, niet-ontvankelijk verklaard, het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 28 februari 2022, gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en bepaald dat het COa een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.

Tegen deze uitspraak heeft het COa hoger beroep ingesteld. Ook heeft het de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen, advocaat te Tilburg, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Bij uitspraak van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1740, heeft de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat het COa geen uitvoering aan de uitspraak van de rechtbank hoeft te geven voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

De vreemdeling heeft verzocht de voorlopige voorziening op te heffen.

Overwegingen

1.       In de uitspraak van 22 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat naar zijn voorlopig oordeel niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Ook na hernieuwd onderzoek komt de voorzieningenrechter tot deze conclusie. De vreemdeling heeft met de door hem gestelde belangen niet aannemelijk gemaakt dat hij de uitspraak in de bodemzaak niet kan afwachten.

2.       De voorzieningenrechter wijst het verzoek om opheffing van de voorlopige voorziening daarom af. Het COa hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.

w.g. Kuijer
voorzieningenrechter

w.g. Beerse
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2022

941