Uitspraak 202202405/1/R4


Volledige tekst

202202405/1/R4.
Datum uitspraak: 14 september 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Rijswijk,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 december 2021 heeft het college zijn beslissing om op 22 december 2021 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de "Afvalstoffenverordening voor de gemeente Rijswijk 2011" aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten € 159,05 voor rekening van [appellant] komt.

Bij besluit van 11 maart 2022 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 augustus 2022, waar [appellant] is verschenen. Het college, vertegenwoordigd door mr. M. de Weger, heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.

Overwegingen

1.       De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak die op 22 december 2021 is aangetroffen naast de ondergrondse containers ter hoogte van de Bazuinlaan 3 in Rijswijk. Het college is ervan uitgegaan dat [appellant] de huisvuilzak verkeerd heeft aangeboden, omdat zijn persoons- en adresgegevens op een in de huisvuilzak aangetroffen poststuk staan.

2.       [appellant] betwist niet dat de huisvuilzak van hem afkomstig is. Hij stelt dat zijn afvalpas niet goed functioneerde bij de nieuw geplaatste containers aan de Bazuinlaan. Volgens [appellant] heeft hij contact opgenomen met Avalex, waarbij hem werd meegedeeld dat de pas later geactiveerd zou worden en dat de container tijdelijk zonder pasje toegankelijk moest zijn. Volgens [appellant] was dat echter niet het geval. [appellant] heeft de aangetroffen huisvuilzak naast de container geplaatst omdat het volgens hem geen optie was om de huisvuilzak in huis te bewaren vanwege zijn katten.

2.1.    In artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder geschiedt, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.

2.1.    Doordat [appellant] zijn huisvuilzak verkeerd heeft aangeboden, heeft het college kosten moeten maken. In beginsel behoren die kosten voor rekening van de overtreder te komen. De omstandigheid dat [appellant] niet beschikte over een werkende afvalpas, ontsloeg hem niet van zijn verplichting om het afval op juiste wijze aan te bieden. Het college heeft in dit verband toegelicht dat [appellant] zijn afval in geval van een niet functionerende afvalpas naar het centrale afvalbrengstation kan brengen.

Gelet op het voorgaande heeft [appellant] geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de daadwerkelijk door het college gemaakte kosten voor het verwijderen van de huisvuilzak redelijkerwijze niet of niet geheel voor zijn rekening behoren te komen.

Het betoog faalt.

3.       Het beroep is ongegrond.

4.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.

w.g. Van Ravels
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Melenhorst
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2022

490