Uitspraak 202100437/1/R3


Volledige tekst

202100437/1/R3.
Datum uitspraak: 25 mei 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Den Haag,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 december 2020 in zaak nr. 19/6744 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.

Procesverloop

Bij besluit van 20 mei 2019 heeft het college aan [aannemingsbedrijf] een omgevingsvergunning verleend voor het snoeien van één taxusboom die in de binnentuin staat van het perceel Herengracht 17 in Den Haag.

Bij besluit van 5 september 2019 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 8 december 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 20 april 2022, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. F. Naghi-Zadeh en G. van der Hut, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant] woont in een appartement op het adres [locatie]. Hij is het niet eens met de snoei van de taxusboom. Tegen het besluit van 5 september 2019 heeft hij beroep ingesteld bij de rechtbank. [appellant] heeft bij de rechtbank naar voren gebracht dat het snoeien leidt tot verlies van privacy, een toename van de geluidbelasting, windoverlast en een verminderde wateropslag/waterbuffer. Verder heeft hij zich bij de rechtbank op het standpunt gesteld dat [aannemingsbedrijf] bij de indiening van de aanvraag om verlening van de omgevingsvergunning met een nulmeting had moeten onderbouwen welke schade de taxus veroorzaakt aan haar pand. Ten slotte heeft [appellant] bij de rechtbank aangevoerd dat hem ten onrechte geen duidelijkheid is gegeven hoe de taxus er na het snoeien uit zal zien, bijvoorbeeld aan de hand van een tekening.

2.       De rechtbank is in de aangevallen uitspraak ingegaan op de beroepsgronden van [appellant] en heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard.

Beoordeling van het hoger beroep

3.       [appellant] betoogt in hoger beroep dat de vergunninghouder of de leden van de Vereniging van Eigenaren van het appartementencomplex aan de Herengracht 17-19a geen handelingen willen verrichten met gebruikmaking van de omgevingsvergunning.

3.1.    De Afdeling overweegt dat de verleende omgevingsvergunning niet is ingetrokken, zodat niet uitgesloten is dat daar in de toekomst gebruik van zal worden gemaakt.

4.       Wat [appellant] verder in zijn hogerberoepschrift stelt komt neer op een herhaling van wat hij in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd. De rechtbank is hierop in de aangevallen uitspraak gemotiveerd ingegaan. In hoger beroep zijn geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende gronden en argumenten in de aangevallen uitspraak onjuist, dan wel onvolledig zou zijn. In wat [appellant] heeft aangevoerd, bestaat dan ook geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.

Conclusie

5.       Het hoger beroep is ongegrond.

Proceskosten

6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.

w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Priem

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2022

646