Uitspraak 202101186/1/A2


Volledige tekst

202101186/1/A2.
Datum uitspraak: 11 mei 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 januari 2021 in zaak nr. 19/4160 in het geding tussen:

[wederpartij]

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 18 maart 2019 heeft het college bestuursdwang toegepast en de auto met kenteken […] laten wegslepen.

Bij besluit van 21 juni 2019 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 12 januari 2021 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 21 juni 2019 vernietigd, het besluit van 18 maart 2019 herroepen en bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 21 juni 2019. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.

[wederpartij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2022, waar het college, vertegenwoordigd door mr. R. Peeters, is verschenen. [wederpartij] heeft via een videoverbinding deelgenomen aan de zitting en is bijgestaan door mr. L. Tastan, advocaat te Amstelveen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het college heeft de auto van [wederpartij] laten wegslepen. Daaraan heeft het college een door een bijzonder opsporingsambtenaar (hierna: boa) op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van 18 maart 2019 ten grondslag gelegd. Hierin is vermeld dat het voertuig met kenteken […] op 18 maart 2019 om 21:12 uur ter hoogte van de Beursstraat 2 in Amsterdam op een parkeergelegenheid voor onmiddellijk laden en lossen van goederen stond. Verder zijn bij het proces-verbaal foto’s gevoegd. [wederpartij] betwist dat zijn auto geparkeerd stond op een laad- en losplaats.

1.1.    De rechtbank heeft vastgesteld dat het proces-verbaal niet is ondertekend en geen naam van de handhaver bevat. Ook heeft de rechtbank overwogen dat zij uit de foto’s niet heeft kunnen opmaken dat [wederpartij] op een laad- en losplaats stond. Volgens de rechtbank heeft het college dan ook onvoldoende onderbouwd dat de auto van [wederpartij] op een laad- en losplaats geparkeerd stond.

1.2.    Het college is het hier niet mee eens en heeft daarom hoger beroep ingesteld. [wederpartij] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Op de zitting heeft hij echter ermee ingestemd dat dit moet worden beschouwd als verweer.

Wettelijk kader

2.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Hoger beroep en beoordeling ervan

3.       Het college voert aan dat een overtreding kan worden vastgesteld op basis van niet-ondertekende stukken. Het college verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:756, de conclusie van staatsraad advocaat-generaal mr. L.A.D. Keus van 12 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1034, en de uitspraak van de Afdeling van 5 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1819. Het proces-verbaal wordt ter plekke digitaal opgemaakt en vermeldt een uniek stamnummer van de boa. Vermelding van dit stamnummer houdt in dat het proces-verbaal alleen door de betreffende boa via zijn handcomputer kan zijn opgemaakt. Daarom moet hieruit worden afgeleid dat de overtreding persoonlijk door een boa en dus op ambtseed of ambtsbelofte is opgemaakt. Om elke twijfel uit te sluiten heeft de boa in een ondertekende op ambtsbelofte opgemaakte verklaring bevestigd dat het proces-verbaal door hem is opgemaakt. Deze verklaring van 12 februari 2021 en een akte van beëdiging van 18 augustus 2015 waaruit blijkt dat de boa bevoegd is tot het handhaven van parkeerovertredingen, heeft het college overgelegd.

Daarnaast verwijst het college naar de foto’s van de boa. Daarop is volgens het college het voertuig van [wederpartij] te zien. De foto waarmee de laad- en loshaven wordt aangeduid is weliswaar vaag, maar het bord op die foto lijkt op een verkeersbord E7 met onderborden waarop een pijl en de wegsleepregeling zijn vermeld. Dit bord is ook te zien op foto’s van Google Streetview gemaakt in mei 2019. Deze foto’s zijn in hoger beroep overgelegd. De rechtbank had deze volgens het college zelf moeten bekijken. Het college heeft ook foto’s van de laad- en loshaven overgelegd die op 3 januari 2019 en 20 februari 2019 in andere zaken door handhavers zijn gemaakt.

3.1.    Een bestuursorgaan mag, onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheid om een besluit zorgvuldig voor te bereiden, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze bevindingen eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Als die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.

3.2.    De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat het ter plekke opgemaakt digitaal proces-verbaal niet is ondertekend en geen naam van de boa bevat. Daarom kon het college niet zonder meer afgaan op de juistheid van de bevindingen in het proces-verbaal. De enkele omstandigheid dat hierin een stamnummer van een boa is vermeld en de algemene stelling dat een proces-verbaal alleen door een boa via zijn handcomputer kan worden opgemaakt, leiden niet tot een ander oordeel. Verder heeft de rechtbank terecht overwogen dat uit de foto’s van de boa niet is af te leiden dat de auto van [wederpartij] op een laad- en losplaats geparkeerd stond. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat het college met dit proces-verbaal en die foto’s onvoldoende heeft onderbouwd dat de auto van [wederpartij] op een laad- en losplaats geparkeerd stond.

3.3.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college dit echter in hoger beroep alsnog voldoende onderbouwd met de op ambtsbelofte opgemaakte en ondertekende verklaring van 12 februari 2021 van de boa, waarin hij bevestigt dat hij het proces-verbaal heeft opgemaakt. Van de juistheid hiervan mag het college uitgaan mede gelet op de door het college in hoger beroep overgelegde akte van beëdiging van de boa. De door [wederpartij] aangevoerde omstandigheid dat deze verklaring twee jaar na de overtreding is opgesteld, doet daar niet aan af.

Ook heeft het college foto’s van 3 januari 2019 en 20 februari 2019, gemaakt naar aanleiding van andere overtredingen, en foto’s van Google Streetview van mei 2019 overgelegd die zijn gemaakt in de Beursstraat bij de locatie waar de foto’s door de boa zijn gemaakt. Deze foto’s ondersteunen zijn bevinding dat [wederpartij] op 18 maart 2019 op een laad- en losplaats stond die is aangegeven met een op die foto’s zichtbaar verkeersbord E7 met onderborden waarop een pijl en een wegsleepregeling zijn aangegeven. [wederpartij] heeft aangevoerd dat gelet op de datumvermelding onderaan de foto’s van Google Streetview moet worden aangenomen dat het college die pas op 17 februari 2021 heeft gemaakt, maar aannemelijk is dat de datumvermelding afkomstig is van de laptop of de computer van het college. Verder heeft [wederpartij] weliswaar een foto overgelegd van een reguliere parkeerplaats in de Beursstraat, maar dat is niet op de door het college aangeduide plaats van de overtreding en daaruit blijkt niet dat zijn auto op die parkeerplaats stond of dat er op de door het college aangegeven plaats in die straat geen laad- en losplaats aanwezig is. Op de zitting heeft [wederpartij] verklaard dat hij de parkeerregels in de Beursstraat kent en dat hij daar dagelijks op dezelfde plek heeft geparkeerd. Ook heeft hij verwezen naar het in bezwaar overgelegde videomateriaal van de verkeerssituatie in de Beursstraat. Dit is echter onvoldoende om aannemelijk te achten dat [wederpartij] op 18 maart 2019 niet op de laad- en losplaats stond.

3.4.    Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

3.5.    [wederpartij] heeft aangevoerd dat hij al om 11:00 uur de auto had geparkeerd, dat pas om 21.00 uur de auto is weggesleept en dat alle winkels toen gesloten waren. Hij was niemand tot last. Er waren volgens hem ook meerdere parkeervakken voor het laden en lossen van goederen beschikbaar. Het college heeft echter toegelicht dat in een gebied met veel bedrijvigheid het van groot belang is dat laad- en loshavens te allen tijde worden vrijgehouden om als zodanig te kunnen worden gebruikt. De Beursstraat is gelegen in het drukke centrum van Amsterdam waar zich ook restaurants en cafés bevinden. Daarom is het noodzakelijk om de laad- en losplaatsen ook in de avond vrij te houden. Dat er nog andere plaatsen beschikbaar waren om te laden en lossen, doet hier volgens het college niet aan af omdat de mogelijkheid bestond dat de auto van [wederpartij] andere voertuigen kon belemmeren bij laad- en losactiviteiten. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college hiermee aannemelijk gemaakt dat het noodzakelijk was om de parkeerplaats waar de auto van [wederpartij] stond, vrij te houden. Volgens [wederpartij] had voor de overtreding een boete kunnen worden opgelegd, maar daarmee wordt, zoals het college op de zitting ook heeft toegelicht, niet hetzelfde effect bereikt als met het wegslepen, namelijk het vrijhouden van de parkeerplaats. Wat [wederpartij] heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het wegslepen van zijn auto onevenredig was in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college in dit geval van handhaving had moeten afgezien is dan ook geen sprake. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 21 juni 2019 kunnen dan ook in stand worden gelaten.

Conclusie

4.       Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd, voor zover de rechtbank het besluit van 18 maart 2019 heeft herroepen en heeft bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 21 juni 2019. De Afdeling zal bepalen dat de rechtsgevolgen van dit besluit geheel in stand blijven.

5.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 januari 2021 in zaak nr. 19/4160, voor zover de rechtbank het besluit van 18 maart 2019 heeft herroepen en heeft bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 21 juni 2019;

III.      bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat vernietigde besluit geheel in stand blijven.

Aldus vastgesteld door mr. J.TH. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Donner-Haan, griffier.

w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2022

691

BIJLAGE - Wettelijk kader

Wegenverkeerswet 1994

Artikel 170

1. Tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, behoort de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op een weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overschreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met

[…]

c. het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.

Artikel 173

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden:

a. de soorten van de in artikel 170, eerste lid, onderdeel c, bedoelde weggedeelten en wegen aangewezen;

[…]

2. Bij gemeentelijke verordening worden nadere regels gesteld ter uitvoering van de in de artikelen 170 tot en met 172 en de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur. Die regels betreffen in elk geval

[…]

c. de aanwijzing van de weggedeelten en wegen, voor de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onderdeel c.

Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

Artikel 24

1. De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren:

[…]

f. op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

[…]

Besluit wegslepen van voertuigen

Artikel 2

De soorten van weggedeelten en wegen, bedoeld in artikel 173, eerste lid, onderdeel a, van de wet, zijn:

[…]

f. gelegenheden voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen, aangeduid door bord E7 van bijlage 1 bij het RVV 1990;

[…]

Verordening van de raad van Amsterdam houdende regels voor het overbrengen en in bewaring stellen van op de weg staande voertuigen 2017 (Wegsleepverordening Amsterdam 2017)

Art. 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in art. 170, eerste lid, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994 worden aangewezen alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Amsterdam voor zover die behoren tot een van de in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.