Uitspraak 202004968/2/R1


Volledige tekst

202004968/2/R1.
Datum uitspraak: 11 mei 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Amsterdam

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 juli 2020 in zaak nr. 19/3516 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2018 heeft het college aan Grabo Onroerend Goed B.V. (hierna: Grabo) een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen en vergroten van de kelder en de begane grond van de panden aan de Moreelsestraat 5 en 7 in Amsterdam.

Bij besluit van 21 mei 2019 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 31 juli 2020 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Bij tussenuitspraak van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1761, heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen 12 weken na de verzending van de tussenuitspraak het gebrek in het besluit van 21 mei 2019 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij beschikkingen van 26 oktober 2021 en 22 november 2021 heeft de Afdeling op verzoek van het college de bij haar tussenuitspraak bepaalde termijn verlengd tot en met laatstelijk 15 december 2021.

Het college heeft ter uitvoering van de tussenuitspraak op 15 december 2021, gerectificeerd op 5 januari 2022, een nieuw besluit op bezwaar genomen (hierna: het herstelbesluit). Het college heeft hierin het bezwaar van [appellante] opnieuw ongegrond verklaard.

[appellante] en Grabo hebben zienswijzen naar voren gebracht over de wijze waarop het gebrek volgens het college is hersteld.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Tussenuitspraak

1.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling het college opgedragen om het in overweging 8.3 van de tussenuitspraak geconstateerde gebrek in het besluit op bezwaar van 21 mei 2019 te herstellen. De Afdeling heeft onder 8.2 en 8.3 van de tussenuitspraak overwogen dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college op grond van ruimtelijke en stedenbouwkundige afwegingen aanleiding heeft kunnen zien om gebruik te maken van de afwijkingsbevoegdheid van de nota "Omgevingsvergunning A2". Hierbij heeft de Afdeling ook betrokken dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het ontbreken van een expliciete afweging van de belangen van [appellante] niet aan vergunningverlening in de weg staat. Haar belangen, waaronder haar woon- en leefklimaat, zijn namelijk door het college wel degelijk betrokken bij de beoordeling van de aanvraag om omgevingsvergunning. De Afdeling heeft overwogen dat het college zich weliswaar in het besluit op bezwaar van 21 mei 2019, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie dat onderdeel uitmaakt van dat besluit, op het standpunt heeft gesteld dat het besluit van 28 september 2018 in stand kan blijven onder aanvulling van de voorschriften ten aanzien van het advies van Waternet, zoals opgenomen onder het kopje "Beoordeling van Waternet" op pagina 11 van het besluit van 28 september 2018. Echter, het college heeft vervolgens nagelaten een voldoende duidelijk, concreet en handhaafbaar voorschrift te verbinden aan de in bezwaar gehandhaafde omgevingsvergunning dat recht doet aan het advies van Waternet en de rechtszekerheid. De Afdeling heeft het college, vanwege het ontbreken van een voorschrift, opgedragen dit in een nieuw besluit op bezwaar alsnog op te nemen.

Het herstelbesluit

2.       Bij besluit op bezwaar van 15 december 2021, gerectificeerd op 5 januari 2022, heeft het college het besluit op bezwaar van 21 mei 2019 vervangen. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.

3.       Het college heeft bij het herstelbesluit opnieuw het besluit van 28 september 2018 in stand gelaten. Het college heeft besloten het advies van de bezwaarschriftencommissie van 29 maart 2019 (hierna: het advies van de bezwaarschriftencommissie) over te nemen en een aanvullend voorschrift te verbinden aan de omgevingsvergunning. Met dit voorschrift moet het advies van Waternet over de barrièrewerking van de aangevraagde kelder voor het grondwater in acht worden genomen. Verder heeft het college besloten de conclusies in het advies van Waternet van 14 december 2021 over het geohydrologisch rapport "Geohydrologisch onderzoek Moreelsestraat 5-7 te Amsterdam" (hierna: het geohydrologisch rapport) van 11 december 2021 over te nemen. Het college heeft naar aanleiding van dit advies van Waternet aan de omgevingsvergunning de voorschriften verbonden dat voorafgaand aan het plaatsen van de damwanden op het werk digitale foto’s gemaakt moeten worden van de aan te brengen damwanden met daarin de aangebrachte gaten en deze foto’s per e-mail naar het in dat voorschrift genoemde e-mailadres gestuurd moeten worden.

Aan het herstelbesluit ligt het volgende ten grondslag.

Grabo heeft na de tussenuitspraak bij de Moreelsestraat 5-7 een geohydrologisch onderzoek laten uitvoeren door Loots Grondwatertechniek. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het geohydrologisch rapport. Grabo heeft gekozen voor de in het rapport in paragraaf 3.5 genoemde oplosrichting van verloren damwanden met 8 gaten aan de voorzijde en 98 gaten aan de achterzijde, overeenkomstig de tekening op pagina 13 en tabel 3.5 (lees 3.4). Het college heeft Waternet om advies gevraagd over de hierin voorgestelde maatregelen ter voorkoming van barrièrewerking en om te voldoen aan grondwaterneutraliteit zoals genoemd in paragraaf 3.5 van het geohydrologisch rapport na het veranderen en vergroten van de kelder. Waternet heeft vervolgens op 14 december 2021 een advies uitgebracht. Omdat het beoordelingskader voor het behouden van een goede grondwaterstroming na de aanleg van kelders na de tussenuitspraak is gewijzigd, heeft Waternet beoordeeld of de kelder voldoet aan de regels zoals die inmiddels gelden op grond van het bestemmingsplan "Grondwaterneutrale Kelders". Volgens Waternet bevinden de panden aan de Moreelsestraat 5 en 7 zich in een gebied dat is aangeduid als "vaste kD-gebied" waarin het vermogen van een watervoerend pakket om grondwater door te laten (hierna: het doorlaatvermogen) minimaal 15 m2/dag moet zijn. Waternet adviseert positief over de voorgestelde maatregel waarbij gebruik wordt gemaakt van verloren damwanden met gaten, met de aanvulling dat het verstandig is om 14 gaten (in plaats van 8) van 14 cm in de damwanden aan te brengen. Volgens Waternet wordt in dat geval voldaan aan een minimaal doorlaatvermogen van 15 m2/dag.

De zienswijze van [appellante]

4.       [appellante] betoogt dat het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek niet is hersteld. Volgens haar is het herstelbesluit opnieuw onzorgvuldig voorbereid. Gelet op de korte periode tussen het uitbrengen van het geohydrologisch rapport en het advies van Waternet kan Waternet volgens [appellante] niet gedegen en kritisch naar dit rapport hebben gekeken. Zo is in het advies van Waternet niet onderbouwd waarom geadviseerd wordt om meer gaten in de verloren damwanden aan te brengen. Verder verwijst het college in het herstelbesluit naar een tabel die niet in het geohydrologisch rapport staat en naar een e-mail van 13 december 2021 van Grabo waaruit niet blijkt dat gekozen wordt voor "verloren damwanden" overeenkomstig het geohydrologisch rapport. Ook heeft [appellante] geen ruimte gehad om te reageren op het geohydrologisch rapport en het daarover gegeven advies van Waternet. Daarnaast betoogt [appellante] dat het college weer geen voldoende duidelijk en concreet voorschrift heeft opgenomen dat recht doet aan het advies van Waternet en waarmee de rechtszekerheid, ook uit een oogpunt van handhaafbaarheid, wordt gediend. Uit het herstelbesluit blijkt niet hoeveel gaten, met welke afmetingen en waar deze aangebracht moeten worden in de verloren damwanden. Het voorschrift dat hiervan foto’s gemaakt en verstuurd moeten worden, is volgens [appellante] onvoldoende rechtszeker.

Beoordeling

5.       [appellante] stelt terecht dat in het geohydrologisch rapport geen tabel 3.5 is opgenomen. De omstandigheid dat in het herstelbesluit naar - een niet bestaande - tabel 3.5 wordt verwezen, is naar het oordeel van de Afdeling een kennelijke verschrijving. Naar het oordeel van de Afdeling is bedoeld te verwijzen naar tabel 3.4. In de in paragraaf 3.5 van het geohydrologisch rapport beschreven oplosrichting van verloren damwanden, zoals genoemd in het herstelbesluit, wordt verwezen naar paragraaf 3.4 en daarin is tabel 3.4 opgenomen.

Anders dan [appellante] betoogt, is de Afdeling van oordeel dat het college zich met het herstelbesluit, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie en het advies van Waternet, op het standpunt heeft mogen stellen dat het besluit van 28 september 2018 in stand kan blijven onder aanvulling van de voorschriften ten aanzien van het advies van Waternet van 14 december 2021. De Afdeling overweegt in dat verband als volgt.

Anders dan [appellante] betoogt blijkt uit een e-mail van Grabo van 13 december 2021 aan het college dat zij ter voorkoming van barrièrewerking kiest voor de optie van verloren damwanden zoals verwoord in paragraaf 3.5 op pagina 13 van het geohydrologisch rapport. Uit het herstelbesluit blijkt vervolgens dat het college het advies van Waternet van 14 december 2021 over de optie van verloren damwanden heeft overgenomen. Dit advies maakt onderdeel uit van het herstelbesluit. Uit het herstelbesluit en de hierin opgenomen voorschriften volgt daarom dat om te voldoen aan de inmiddels ter plaatse van de betrokken percelen voor waterdoorlatend vermogen geldende norm van 15 m2/dag, verloren damwanden moeten worden geplaatst met 14 gaten van 14 cm aan de voorzijde en 98 gaten aan de achterzijde. Op het werk moeten voor de handhaafbaarheid, voorafgaand aan de plaatsing van de damwanden, digitale foto’s worden gemaakt en worden gestuurd naar het in het voorschrift opgenomen e-mailadres. Niet valt in te zien dat dit onvoldoende bijdraagt aan de rechtszekerheid met name uit het oogpunt van handhaafbaarheid. Gelet op het voorgaande zijn de hierin opgenomen voorschriften voldoende duidelijk, concreet en handhaafbaar om aan de norm van 15 m2/dag te voldoen.

Dat volgens [appellante] Waternet niet uitdrukkelijk heeft onderbouwd waarom het verstandig is om 14 in plaats van 8 gaten aan te brengen en zij niet heeft kunnen reageren op het geohydrologisch rapport en het advies van Waternet maakt dit niet anders. [appellante] heeft in onderhavige procedure de gelegenheid gekregen om hierop te reageren. [appellante] heeft niets naar voren gebracht waaruit blijkt dat het geohydrologisch rapport op onjuiste wijze tot stand is gekomen of waaruit blijkt dat het advies van Waternet naar de inhoud niet deugdelijk is. De omstandigheid dat Waternet kort na het ontvangen van het geohydrologisch rapport hierover advies heeft uitgebracht, maakt anders dan [appellante] meent, niet dat dit advies niet aan het herstelbesluit ten grondslag mocht worden gelegd, mede gelet op de omvang van dit rapport en in aanmerking genomen dat Waternet al eerder bij het bouwplan betrokken was. De Afdeling ziet ook anderszins in wat [appellante] heeft aangevoerd, geen aanleiding voor het oordeel dat Waternet niet zorgvuldig het geohydrologisch rapport heeft beoordeeld en niet is gebleken dat met de herstelde voorschriften niet aan de geldende norm kan worden voldaan.

De Afdeling is van oordeel dat het college, met de bij het herstelbesluit aan de omgevingsvergunning van 28 september 2018 verbonden voorschriften, overeenkomstig de opdracht in de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld.

Het betoog faalt.

Conclusie

6.       Gelet op wat is overwogen in overweging 8.3 van de tussenuitspraak, is het hoger beroep van [appellante] gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, wordt het beroep tegen het besluit van 21 mei 2019 gegrond verklaard. Dat besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.

7.       Het college heeft het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek met het besluit van 15 december 2021, gerectificeerd op 5 januari 2022, hersteld. Het beroep tegen dat besluit is ongegrond.

8.       Het college moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 juli 2020 in zaak nr. AMS 19/3516;

III.      verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV.      vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 21 mei 2019, kenmerk JB.18.010796.001;

V.       verklaart het beroep tegen het besluit van 15 december 2021, gerectificeerd op 5 januari 2022, ongegrond;

VI.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.656,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VII.     gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 439,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen
lid van de enkelvoudige kamer

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2022

374-966