Uitspraak 202104017/1/A3


Volledige tekst

202104017/1/A3.

Datum uitspraak: 4 mei 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Haarlem,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-­Holland van 2 juni 2021 in zaak nr. 20/3313 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlem.

Procesverloop

Bij besluit van 20 januari 2020 heeft het college [appellant] gelast zijn boot uiterlijk 21 januari 2020 uit de inham van de Ringvaart te verwijderen en verwijderd te houden. Als [appellant] dit niet, niet volledig, of niet op tijd doet zal het college de boot verwijderen op kosten van [appellant].

Op 22 januari 2020 heeft het college de boot verwijderd.

Bij besluit van 4 februari 2020 heeft het college de kosten voor het verwijderen van de boot, ter hoogte van € 1.094,-, op [appellant] verhaald.

Bij besluit van 20 mei 2020 heeft het college de door [appellant] tegen de besluiten van 20 januari 2020 en 4 februari 2020 gemaakte bezwaren  ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 2 juni 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting op 23 maart 2022 aan de orde gesteld.

Overwegingen

Inleiding

1.       Op 7 januari 2020 zagen toezichthouders van het college dat de boot van [appellant] in een inham van de Ringvaart, in de buurt van het Ringvaartpad in Haarlem lag. Die locatie is niet aangewezen als ligplaats. Het college heeft hem daarom gelast zijn boot te verwijderen. Dit heeft [appellant] niet gedaan, waarna het college de boot verwijderd heeft en de kosten op [appellant] heeft verhaald.

Het oordeel van de rechtbank

2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat er een gebrek in de besluitvorming was, maar heeft dit gebrek gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Voor het overige heeft de rechtbank het besluit van 20 mei 2020 rechtmatig geacht.

Het hoger beroep

3.       Over de last onder bestuursdwang voert [appellant] aan dat de rechtbank heeft miskend dat de juridische grondslag onjuist is. Verder voert hij aan dat de begunstigingstermijn van twee dagen van de last onder bestuursdwang onredelijk kort is. Daarnaast voert hij aan dat de rechtbank het gebrek in de besluitvorming ten onrechte gepasseerd heeft. Doordat hij geen zienswijze heeft kunnen indienen is hij naar zijn mening benadeeld, omdat hij daardoor pas op het moment van het verwijderen van zijn boot op de hoogte raakte van de aan hem opgelegde last onder bestuursdwang. Bovendien heeft het college hem niet de kans gegeven zelf zijn boot te verwijderen, terwijl hij wel aanwezig was op het moment van uitvoering van de last.

4.       Over het kostenverhaal voert [appellant] aan dat de kosten niet goed gespecificeerd zijn en dat het onredelijk is dat de kosten op hem verhaald worden, omdat hij niet genoeg geld heeft om het bedrag te voldoen. Bovendien is volgens hem het gelijkheidsbeginsel geschonden, omdat op een andere overtreder, wiens boot gelijktijdig verwijderd werd, een ander bedrag werd verhaald.

Beoordeling

5.       De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het besluit van 20 mei 2020 rechtmatig was.

5.1.    Niet in geschil is dat [appellant] zonder vergunning zijn boot heeft aangelegd in een inham van de Ringvaart, in de buurt van het Ringvaartpad in Haarlem. Die locatie is niet aangewezen als ligplaats. Er was dus sprake van een overtreding op grond van artikel 8, eerste lid, in samenhang met artikel 10 van de Verordening Haarlemse Wateren. [appellant] heeft niet onderbouwd waarom deze juridische grondslag onjuist zou zijn. Het college was dus bevoegd om handhavend op te treden.

5.2.    De last onder bestuursdwang is aan [appellant] per post verstuurd en op zijn boot aangeplakt. De last is dus aan hem bekendgemaakt en voldoet aan de eisen van artikel 5:24 van de Awb. [appellant] heeft niet onderbouwd waarom de begunstigingstermijn van de last te kort zou zijn om zijn boot te verwijderen. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2196), geldt bij het bepalen van de lengte van de begunstigingstermijn als uitgangspunt dat deze termijn niet wezenlijk langer mag worden gesteld dan noodzakelijk is om de overtreding te kunnen opheffen. Een begunstigingstermijn mag ook niet wezenlijk korter worden gesteld dan noodzakelijk is om de overtreding te kunnen opheffen. Anders dan [appellant] stelt, blijkt uit het aanvullend proces-verbaal van 27 januari 2020 dat hij wel de kans heeft gehad zelf zijn boot te verplaatsen. Hij was op 22 januari 2022 aanwezig bij zijn boot en is in de gelegenheid gesteld zijn boot te verwijderen. Hier heeft hij geen gebruik van gemaakt. Daarnaast is het college tegen hem al vaker handhavingsprocedures gestart voor soortgelijke overtredingen. Van [appellant] kan dus verwacht worden dat hij op de hoogte was van de overtreding en de gevolgen daarvan, zodat hij rekening had kunnen houden met eventuele handhaving. Daarom ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat een begunstigingstermijn van twee dagen in dit geval te kort was om aan de last te kunnen voldoen.

5.3.    Over het kostenverhaal heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de kosten voldoende gespecificeerd waren, doordat in het besluit van 4 februari 2020 staat aangegeven welk deel daarvan bestaat uit kosten voor het wegslepen en welk deel daarvan bestaat uit kosten voor de inzet van de toezichthouders.

5.4.    Zoals de Afdeling in de uitspraak van 12 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:996, heeft overwogen, hoeft het bestuursorgaan bij een besluit omtrent kostenverhaal in beginsel geen rekening te houden met de financiële draagkracht van de overtreder. De draagkracht van de overtreder kan namelijk meestal pas in de executiefase ten volle worden gewogen. Als hierover een geschil ontstaat, is de rechter die belast is met de beslechting daarvan bij uitstek in de positie om over de draagkracht van de overtreder een oordeel te geven. Voor een uitzondering op dit beginsel bestaat alleen aanleiding, als evident is dat de overtreder gezien zijn financiële draagkracht niet in staat zal zijn de te verhalen kosten van bestuursdwang (volledig) te betalen. Op de overtreder rust de last aannemelijk te maken dat dit het geval is. Hij dient daarvoor zulke informatie te verstrekken dat een betrouwbaar en volledig inzicht wordt verkregen in zijn financiële situatie en de gevolgen die het betalen van de verhaalde kosten zou hebben. [appellant] heeft nagelaten deze informatie te verstrekken. Hij heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat evident is dat hij gezien zijn financiële draagkracht niet in staat zal zijn de te verhalen kosten van bestuursdwang (volledig) te betalen. Overigens heeft het college ter zitting bij de rechtbank te kennen gegeven dat [appellant] om een betalingsregeling kan vragen, waarbij zijn persoonlijke omstandigheden meegewogen kunnen worden. De rechtbank heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien om aan te nemen dat de kosten niet op [appellant] kunnen worden verhaald.

5.5.    Het beroep op het gelijkheidsbeginsel ziet op gelijke behandeling in gelijke gevallen. De boot die gelijktijdig met de boot van [appellant] verwijderd werd, is verwijderd door een andere gemeente. Daardoor is er geen sprake van gelijke gevallen. Bovendien bindt de omstandigheid dat een andere gemeente minder kosten in rekening brengt het college niet. Zie de uitspraak van de Afdeling van 30 juni 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM9677. Van strijd met het gelijkheidsbeginsel is geen sprake.

5.6.    Tot slot heeft de rechtbank in redelijkheid het gebrek in de besluitvorming kunnen passeren. Een last onder bestuursdwang is een beschikking. Voordat een bestuursorgaan een beschikking geeft waar een belanghebbende, die de beschikking niet heeft aangevraagd, het naar verwachting niet mee eens zal zijn, krijgt die belanghebbende krachtens artikel 4:8, eerste lid, van de Awb, de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen als de beschikking is gebaseerd op gegevens over feiten en belangen die de belanghebbende betreffen, en die gegevens niet door de belanghebbende zelf zijn aangeleverd. Ingevolge artikel 4:11, onder b, van de Awb kan het bestuursorgaan de gelegenheid tot het indienen van een zienswijze achterwege laten als de belanghebbende eerder een zienswijze heeft kunnen indienen en zich geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan. Weliswaar is aan [appellant] eerder een last onder bestuursdwang opgelegd voor het op een illegale plek aanmeren van zijn boot, maar in dat geval lag zijn boot op een andere plek. Toepassing van artikel 4:11, onder b, van de Awb was daarom niet mogelijk. Het college had [appellant] dus in de gelegenheid moeten stellen een zienswijze in te dienen over het voornemen tot oplegging van de last onder bestuursdwang. Het college heeft dit niet gedaan. In de bezwaarprocedure heeft [appellant] alsnog zijn zienswijze naar voren kunnen brengen. Daarom is niet aannemelijk dat hij door dit gebrek is benadeeld. Daarbij is van belang dat uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 4:8 van de Awb volgt dat de hoorplicht uitdrukkelijk niet is bedoeld om te voorkomen dat een belanghebbende wordt "overvallen" door een beschikking (Kamerstukken II 1990/91, 21 211, nr. 5, blz. 68).

5.7.    Het betoog slaagt niet.

Conclusie

6.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd voor zover aangevallen.

7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2022

280-1000