Uitspraak 202100590/1/R3


Volledige tekst

202100590/1/R3.
Datum uitspraak: 4 mei 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       Landgoed Huis Archem B.V. (hierna: Huis Archem), gevestigd te Goor, gemeente Hof van Twente,

2.       [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), beiden wonend te [woonplaats],

appellanten,

en

provinciale staten van Overijssel,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 oktober 2020 hebben provinciale staten het inpassingsplan "Vecht- en Beneden Reggegebied deelgebied Eerderhooilanden" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant sub 2] beroep ingesteld.

Bij besluit van 31 maart 2021 hebben provinciale staten het inpassingsplan "Vecht- en Beneden Reggegebied deelgebied Eerderhooilanden" opnieuw, gewijzigd vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft Huis Archem beroep ingesteld.

Provinciale staten hebben een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 2], Huis Archem en provinciale staten hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld van 24 december 2021, waar Huis Archem, vertegenwoordigd door [gemachtigde], [appellant sub 2] en provinciale staten, vertegenwoordigd door mr. F.S. Helder, advocaat te Arnhem, en I.T.T. Wolters, zijn verschenen. Verder hebben R. Orie namens provinciale staten en S. Monincx en B. Ordelmans namens het Waterschap Vechtstromen (hierna: het waterschap) de zitting via videoverbinding bijgewoond.

Overwegingen

Inleiding

Het plan

1.       Volgens de plantoelichting werkt de provincie Overijssel samen met partners de komende jaren aan het programma Ontwikkelopgave Natura 2000 van de provincie Overijssel. Met dit programma is beoogd de kwaliteit van het leefgebied van dieren en planten in de Natura 2000-gebieden in de provincie Overijssel te verbeteren. Eén van die Natura 2000-gebieden is het gebied Vecht- en Beneden-Reggebied. Volgens de plantoelichting is het Natura 2000-doel voor dit gebied onder andere het uitbreiden van de stroomdalgraslanden en de beekbegeleidende bossen en het uitbreiden van de leefgebieden van de kamsalamander, de kleine modderkruiper, de rivierdonderpad en de grote modderkruiper. Om de Natura 2000-doelen te halen, zijn voor meerdere deelgebieden binnen dit Natura 2000-gebied inrichtingsplannen vastgesteld. Het voorliggende plan heeft betrekking op het deelgebied Eerderhooilanden. Dit deelgebied is gelegen aan de oostelijke zijde van de Beneden Regge, ter hoogte van Archem en Eerde.

In de plantoelichting staat verder dat in het deelgebied Eerderhooilanden de loop van de Beneden Regge wordt hersteld met een natuurlijke meandering en hogere waterpeilen. Hierdoor kunnen zich onder meer de gewenste stroomdalgraslanden en beekbegeleidende bossen ontwikkelen. Om dit eindbeeld te bereiken, moeten volgens de plantoelichting enkele werkzaamheden worden uitgevoerd die niet passen binnen de geldende bestemmingsplannen. Het plan maakt de gewenste inrichting in het deelgebied Eerderhooilanden mogelijk. Het plan ziet niet op de Beneden Regge zelf.

Appellanten

2.       [appellant sub 2] woont aan de [locatie] (N347) te Lemele. [appellant sub 2] is eigenaar van gronden ter hoogte van dit perceel, gelegen tussen de N347 en (ten westen van) de rivier de Beneden Regge. Huis Archem heeft gronden in eigendom in Archem, ten westen en zuiden van de Beneden Regge. Huis Archem exploiteert op natuurgronden langs de Beneden Regge een zoogkoeienbedrijf. Ook verpacht zij ten behoeve van agrarische gebruik gronden aan de noordzijde en zuidoostzijde van haar landgoed aan [appellant sub 2]. [appellant sub 2] en Huis Archem kunnen zich niet verenigen met het plan. Zij vrezen met name dat het plan leidt tot een waterpeilverhoging van de Beneden Regge. Door deze waterpeilverhoging zullen hun gronden onder water lopen met als gevolg dat die gronden ongeschikt worden voor agrarisch gebruik. Zij hebben daarom beroep ingesteld tegen het plan.

Wijzigingsbesluit 31 maart 2021

3.       Artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:

"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervangen van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

4.       Bij besluit van 31 maart 2021 hebben provinciale staten het besluit tot vaststelling van het plan gewijzigd. Aan dit plan is volgens de raad ten opzichte van het oorspronkelijke besluit van 28 oktober 2020 de juiste versie van het inrichtingsplan ten grondslag gelegd. De Afdeling stelt vast dat op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb tegen het wijzigingsbesluit een beroep van rechtswege is ontstaan van [appellant sub 2]. Wat [appellant sub 2] tegen het oorspronkelijke besluit van 28 oktober 2020 naar voren heeft gebracht, zal de Afdeling, voor zover van belang, aanmerken als gronden van zijn beroep van rechtswege tegen het besluit van 31 maart 2021.

Inhoudelijke bespreking beroepsgronden

Toetsingskader

5.       Bij de vaststelling van een inpassingsplan moeten provinciale staten bestemmingen aanwijzen en regels geven die zij uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig achten. Provinciale staten hebben daarbij beleidsruimte en moeten de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het inpassingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of provinciale staten zich in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat het inpassingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Bestemming "Natuur"

6.       Aan het gehele plangebied is de bestemming "Natuur" toegekend.

Artikel 3.1 van de planregels luidt:

"De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. natuur overeenkomstig het Inrichtingsplan voor het Natura 2000-gebied "Vecht en Beneden-Reggegebied", dat als Bijlage 1 en 2 bij deze regels is gevoegd;

b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke, hydrologische, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;

c. de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied "Vecht en Beneden-Reggegebied";

d. het uitvoeren van de maatregelen volgens het Inrichtingsplan voor het Natura 2000-gebied "Vecht en Beneden-Reggegebied, dat als Bijlage 1 en 2 bij deze regels is gevoegd;

e. bestaande beken, plassen, poelen, vennen, sloten, greppels en/of andere watergangen en/of -partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;

f. het vrij meanderen van waterlopen;

g. waterberging;

met daaraan ondergeschikt;

h. nutsvoorzieningen;

i. extensieve dagrecreatie en educatief medegebruik;

j. wegen en paden;

met de daarbij horende andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde."

Omvang geding

7.       De Afdeling stelt vast dat veel van de bezwaren van [appellant sub 2] en Huis Archem betrekking hebben op (de gevolgen van) het projectplan "Reggeherstelproject Archem - Eerderhooilanden" of over de procedure over de aan het waterschap op 16 oktober 2019 verleende vergunning op grond van de Wet Natuurbescherming (Wnb) en de aan die besluiten ten grondslag gelegde rapporten of documenten. De Afdeling stelt voorop dat die besluiten en de daarmee samenhangende documenten in deze procedure niet ter beoordeling voorliggen. In deze procedure wordt alleen de rechtmatigheid van het door provinciale staten bij besluit van 31 maart 2021 vastgestelde inpassingsplan (hierna: het plan) beoordeeld. Dat betekent dat de Afdeling aan de hand van wat [appellant sub 2] en Huis Archem hebben aangevoerd, alleen beoordeelt of het inpassingsplan in overeenstemming is met het recht en of provinciale staten zich in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Kern beroep

8.       [appellant sub 2] en Huis Archem betogen hoofdzakelijk dat de uitvoering van het plan leidt tot een stijging van het waterpeil van de rivier de Beneden Regge. Dit heeft volgens hen tot gevolg dat de grondwaterstand ter plaatse van hun gronden zal stijgen en ook de kwel op hun gronden zal toenemen. Ook zal volgens hen het aantal inundaties op hun percelen toenemen. Dit leidt volgens hen ertoe dat de uit- en afspoeling van meststoffen zal toenemen, waardoor het landbouwkundig gebruik van deze gronden niet meer mogelijk is. Verder leidt de uitspoeling van meststoffen volgens hen tot een toename van stikstofemissie, die leidt tot negatieve gevolgen voor de natuur in de omgeving.

Stijging waterpeilen en overstromingen/inundaties

9.       [appellant sub 2] en Huis Archem betogen dat na de uitvoering van de maatregelen als bedoeld in artikel 3.1, aanhef en onder d, van het plan, het waterpeil van de Beneden Regge extreem zal stijgen en de overstromingsdynamiek extreem zal toenemen. Volgens [appellant sub 2] en Huis Archem heeft dit tot gevolg dat 80 dagen per jaar inundaties op hun gronden zullen plaatsvinden. Zij hebben daarbij gewezen op kaartmateriaal uit het inrichtingsplan, waaruit volgens hen volgt dat de waterpeilen als gevolg van het plan zullen toenemen. Ook wijzen zij er daarbij op dat hun gronden slechts 4 m +NAP liggen. Omdat het inundatieniveau in het deelgebied Eerderhooilanden 4,60 m +NAP bereikt, kan het volgens [appellant sub 2] en Huis Archem niet anders dan dat het water als gevolg van de in het plan voorziene maatregelen vanwege het voornoemde hoogteverschil ook op hun percelen zal stromen.

9.1.    Provinciale staten stellen dat het plan niet leidt tot een stijging van de waterpeilen in de Beneden Regge. Provinciale staten verwijzen in dit kader naar het aan het plan ten grondslag gelegde rapport "Regge inrichtingsplan Archem-Eerde Deelgebieden Eerde & Eerderhooilanden" van 29 oktober 2018 (hierna: het inrichtingsplan). Daaruit volgt volgens hen dat de voorziene maatregelen in Eerderhooilanden niet leiden tot een wijziging van de waterpeilen op de Beneden Regge.

9.2.    In paragraaf 4.3.3 van de plantoelichting is ingegaan op de waterhuishoudkundige aspecten van het plan.

Over de overstromingsdynamiek van de omgeving is vermeld dat die in de huidige situatie wordt bepaald door de waterstanden op de Beneden Regge en de aanwezigheid van kades. Vanuit het Reggeherstelproject zijn volgens de plantoelichting in de loop der tijd kades verwijderd, zoals bij Archem en Eerde, waardoor weer overstroming plaatsvindt. Wat betreft de hydrologische effecten van het plan, is over de overstromingsdynamiek vermeld dat ten opzichte van de huidige situatie een groter deel van Eerderhooilanden eerder overstroomt en dat die verandering met name plaatsvindt in het oostelijk deel van het plangebied rond de natuurstroom. Verder vermeldt de plantoelichting dat ten opzichte van de huidige situatie de inundatie van de opgehoogde gronden ten behoeve van de stroomdalgraslanden afneemt. "De hoger gelegen zandkoppen overstromen net 1 keer per 10 jaar. De maaiveldverhoging en/of smalle kade met een hoogte van 5,72 +NAP langs de zuidelijke plangrens in het dal van de Beneden Oude Wetering voorkomt overstroming van het landbouwgebied zuidelijk van de Eerderhooilanden. Langs de Regge Zuidelijk van de brug Archem ligt een weg op een kade, waardoor vanuit de Regge geen overstroming plaatsvindt." Op de percelen ten noorden van deelgebied Eerderhooilanden treedt gezien de hoogteligging geen inundatie op, zo staat in de plantoelichting.

In paragraaf 4.2 van het inrichtingsplan staan de maatregelen beschreven die in het gebied Eerderhooilanden worden uitgevoerd. Daar staat onder andere dat de Hammerwetering volledig wordt gedempt. Ook is als maatregel genoemd dat een natuurstroom wordt aangelegd volgens de historische ligging van de Eerderveldbeek. Verder worden in het plangebied ontwateringssloten en greppels gedempt en/of afgedamd en worden poelen gegraven en gedempt.

In paragraaf 5.1 van het inrichtingsplan is verder vermeld dat na inrichting van het plangebied het hoofdoppervlaktewatersysteem bestaat uit de Beneden Regge en de natuurstroom door het gebied Eerderhooilanden. De waterpeilen op de Beneden Regge wijzigen volgens het inrichtingsplan als gevolg van de voorziene maatregelen in het gebied Eerderhooilanden niet. De waterafvoer van de gedempte Hammerwetering en de waterafvoer vanuit de grachten op landgoed Eerde gaan plaatsvinden via de voorziene natuurstroom. De toekomstige waterpeilen en relevante bodemhoogtes van de natuurstroom staan in paragraaf 5.1 van het inrichtingsplan weergegeven op een Ontwerpkaart met de toekomstige waterpeilen en profielen op de natuurstroom en Beneden Regge.

9.3.    De Afdeling overweegt dat de Beneden Regge en de gronden van [appellant sub 2] en Huis Archem, gelegen ten westen of zuiden van de Beneden Regge, geen onderdeel uitmaken van het plangebied.

Over de mogelijke stijging van het waterpeil van de Beneden Regge als gevolg van de in het plan voorziene maatregelen, overweegt de Afdeling allereerst dat het plan zelf niet ziet op de Beneden Regge en het plan het waterpeil in de Beneden Regge niet regelt. Namens provinciale staten is op de zitting toegelicht dat de Natura 2000-maatregel M4a al in het kader van de Reggelherstelprojecten feitelijk is uitgevoerd. Deze maatregel behelst de herinrichting en de peilverhoging op de Beneden Regge. Deze maatregel en andere uitvoeringsmaatregelen in het kader van het eerder vastgestelde projectplan hebben ertoe geleid dat de overstromingsdynamiek en het inundatiepatroon van de Beneden Regge zijn veranderd. De Afdeling ziet in wat door [appellant sub 2] is aangevoerd geen aanleiding om aan de juistheid van het door provinciale staten gestelde te twijfelen.

De Afdeling overweegt verder dat uit artikel 3.1, onder d, van de planregels volgt dat de voorziene maatregelen in het inrichtingsplan zijn opgenomen. Voor het deelgebied Eerderhooilanden zijn deze maatregelen beschreven in paragraaf 4.2 van het inrichtingsplan. In paragraaf 5.1 van het inrichtingsplan is vermeld dat de waterpeilen op de Beneden Regge als gevolg van de voorziene maatregelen in het plangebied niet wijzigen. Dit is op de zitting namens het waterschap nader toegelicht. Deze maatregelen zien met name op vernatting door demping in het deelgebied Eerderhooilanden. De voorziene natuurstroom zal dieper worden dan de Hammerwetering, waardoor meer grondwater zal worden vastgehouden en er lokaal meer kwel in het deelgebied kan ontstaan. Maar deze verandering van het waterregime heeft geen invloed op het waterpeil van de Beneden Regge. Dat heeft volgens het waterschap als oorzaak dat de hoeveelheid water die via de natuurstroom in de Beneden Regge komt ten opzichte van de hoeveelheid water in de Beneden Regge zo gering is, dat dit geen wezenlijke invloed heeft op het waterpeil van de Beneden Regge. Dit is ook toegelicht in paragraaf 5.1 van het inrichtingsplan. Het is volgens het waterschap juist de bedoeling van de maatregelen dat water in het deelgebied Eerderhooilanden wordt vastgehouden en niet via de natuurstroom zo snel mogelijk naar de Beneden Regge wordt afgevoerd. Verder is namens het waterschap toegelicht dat de kwel in het deelgebied Eerderhooilanden zo langzaam wegstroomt, dat ook die kwel geen wezenlijk invloed heeft op het waterpeil van de Beneden Regge. De Afdeling acht de door het waterschap weergegeven toelichting over de gevolgen van het plan voor de waterpeil van de Beneden Regge aannemelijk. Alleen de stelling van [appellant sub 2] en Huis Archem dat als gevolg van de in het plan voorziene maatregelen, vanwege hoogteverschil het water ook op hun gronden zal stromen, is onvoldoende om aan die toelichting te twijfelen. Gelet hierop ziet de Afdeling in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat provinciale staten zich niet in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat het plan geen gevolgen heeft voor het waterpeil van de Beneden Regge.

9.4.    Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat provinciale staten vanwege een mogelijke waterpeilstijging van de Beneden Regge het plan niet of anders had moeten vaststellen.

Het betoog slaagt niet.

Grondwaterstanden

10.     [appellant sub 2] en Huis Archem betogen dat de voorziene maatregelen in het plan gevolgen hebben voor de grondwaterstanden ter plaatse van hun percelen. Volgens hen hebben provinciale staten in dat kader ten onrechte geen onderzoek verricht naar het grondwaterpeil ter plaatse van de gronden in het Reggedal, waaronder hun gronden. Daarbij wijzen zij op het ontbreken van waterpeilbuizen aan de westzijde van de Beneden Regge.

[appellant sub 2] en Huis Archem hebben daarbij verder gewezen op het Monitoringsplan Giethmen en Eerderhooilanden van 12 april 2019. In dat Monitoringsplan staat dat het effectgebied groter is dan het projectgebied en dat gelet daarop een stijging van de grondwaterstand buiten het projectgebied wordt verwacht.

10.1.  Provinciale staten stellen dat de voorziene maatregelen alleen effect hebben op de grondwaterstanden in het deelgebied Eerderhooilanden.

10.2.  In paragraaf 5.2 van het inrichtingsplan is ingegaan op de verandering van de grondwaterhuishouding als gevolg van de in het plan voorziene maatregelen in het deelgebied Eerderhooilanden. Daar staat dat voor het bepalen van de gewenste grondwaterstanden, - dat wil zeggen zonder ongewenste vernatting van het gebied bovenstrooms buiten het deelgebied Eerderhooilanden -, voor enkele scenario’s berekeningen zijn uitgevoerd. Deze berekeningen zijn opgenomen in bijlage 2 bij het inrichtingsplan. Op de op pagina 50 van het inrichtingsplan weergegeven kaart (figuur 5-2) is het effect op de berekende gemiddelde grondwaterstanden inzichtelijk gemaakt.

10.3.  De Afdeling overweegt dat de effecten van het plan op de grondwaterstanden zijn onderzocht. Uit figuur 5-2 van het inrichtingsplan volgt dat de effecten van het plan op het grondwater alleen plaatsvinden in het plangebied en aan de oostzijde van het plangebied en daarmee de oostzijde van de Beneden Regge. Er treden volgens deze figuur 5-2 geen effecten op ter plaatse van de gronden die ten zuiden en ten westen van de Beneden Regge liggen. De bevindingen in het inrichtingsplan over de effecten op de grondwaterstanden zijn door [appellant sub 2] en Huis Archem niet afdoende weersproken.

Voor zover [appellant sub 2] en Huis Archem stellen dat het plan leidt tot een waterpeilstijging van de Beneden Regge en deze waterpeilstijging ook tot gevolg heeft dat de grondwaterstanden ter plaatse van hun gronden zal stijgen, verwijst de Afdeling naar wat zij hiervoor onder 9.3 heeft overwogen over de waterpeilstijging. Omdat provinciale staten aannemelijk hebben gemaakt dat het plan niet leidt tot een waterpeilstijging van de Beneden Regge, ziet de Afdeling geen aanleiding om [appellant sub 2] en Huis Archem in dit betoog te volgen. Gelet hierop hebben provinciale staten bovendien in redelijkheid kunnen afzien van het verrichten van onderzoek naar het grondwaterpeil ter plaatse van de gronden van [appellant sub 2] en Huis Archem en waren zij niet gehouden om waterpeilbuizen in die gronden te plaatsen.

Voor zover [appellant sub 2] en Huis Archem erop wijzen dat in het Monitoringsplan staat dat effecten optreden buiten het projectgebied, overweegt de Afdeling dat namens provinciale staten op de zitting is toegelicht dat daarmee wordt gedoeld op de effecten aan de oostzijde van het plangebied. Provinciale staten hebben daarbij gewezen op figuur 5-2 uit het inrichtingsplan, waarop is te zien dat de genoemde effecten alleen aan de oostzijde van het plangebied plaatsvinden. De Afdeling ziet geen aanleiding om deze analyse onjuist te achten.

Het betoog slaagt niet.

Kwel

11.     [appellant sub 2] en Huis Archem betogen dat door de uitvoering van de in het plan voorziene maatregelen, kwel zal ontstaan ter plaatse van hun gronden. Zij voeren aan dat provinciale staten ten onrechte niet hebben onderzocht wat de effecten van die kwel ter plaatse van hun gronden zullen zijn.

11.1.  In paragraaf 5.2.1 van het inrichtingsplan staat dat als gevolg van de hydrologische maatregelen sprake is van een wijziging in de berekende kwel en infiltratie. In de toekomstige situatie neemt door de verontdieping van Eerderveldbeek en de demping van de Hammerwetering de kwel ter hoogte van de natuurstroom in het voorjaar af. Hierdoor zal volgens het inrichtingsplan kwel op enige afstand van de natuurstroom optreden.

11.2.  Provinciale staten hebben gesteld dat in het inrichtingsplan is onderzocht welke verandering van de kwel als gevolg van het plan zal optreden. Provinciale staten hebben daarbij gewezen op het kaartje opgenomen als figuur 5-5 van het inrichtingsplan. Dat kaartje toont de verandering in de hoeveelheid kwel als gevolg van de voorziene hydrologische maatregelen in het plan. Uit het kaartje volgt dat de toename aan kwel met name plaatsvindt op de locatie waar nu de Beneden Regge ligt en dat ter plaatse van de gronden van [appellant sub 2] en Huis Archem geen toename aan kwel te verwachten valt.

De Afdeling overweegt dat het betoog van [appellant sub 2] en Huis Archem over de effecten van kwel, met name is ingegeven door de veronderstelling dat als gevolg van het plan het waterpeil op de Beneden Regge stijgt. Zoals hiervoor onder 9.3 is overwogen, acht de Afdeling het aannemelijk dat de in het plan voorziene maatregelen niet leiden tot een waterpeilstijging van de Beneden Regge.

Gelet hierop hebben provinciale staten in het kader van het voorliggende plan in redelijkheid kunnen afzien van het verrichten van (nader) onderzoek naar de effecten van kwel ter plaatse van de gronden van [appellant sub 2] en Huis Archem.

Het betoog slaagt niet.

Samenhang met maatregelen omliggende gebieden en gevolgen voor natuur

12.     [appellant sub 2] en Huis Archem betogen dat door provinciale staten ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat een aantal herstelmaatregelen uit het Natura 2000-beheerplan "Vecht- en Beneden Reggegebied" en de verkenning "Samen Werkt Beter", ter plaatse van gronden in de omgeving van het plangebied, waaronder de gronden in Archem en Eerde, is uitgevoerd. Volgens hen is een aantal van de herstelmaatregen in het kader van het projectplan niet uitgevoerd, waarbij zij met name wijzen op het omzetten van landbouwgronden in natuurgronden. Door de aanwezigheid van landbouwgronden zullen als gevolg van de in het plan voorziene maatregelen meststoffen uitspoelen. Deze uitspoeling van meststoffen leidt tot significante negatieve effecten voor het Natura 2000-gebied "Vecht- en Beneden Reggegebied". Ook vragen zij zich af of de genoemde herstelmaatregelen voor het deelgebied Eerde en de herstelmaatregelen voor de gronden aan de westzijde van de Beneden Regge uitvoerbaar zijn.

12.1.  Zoals de Afdeling hiervoor onder 9.3 heeft overwogen, is het aannemelijk dat de in het plan voorziene maatregelen niet zullen leiden tot een stijging van het waterpeil van de Beneden Regge en dat het plan dus ook geen effecten zal hebben ter plaatse van de gronden die volgens [appellant sub 2] en Huis Archem hadden moeten worden omgezet in natuurgronden. Ook hebben provinciale staten zich terecht op het standpunt gesteld dat mestuitspoeling op die niet-omgezette gronden sowieso niet kunnen leiden tot effecten op de gronden in Eerderhooilanden. De niet-omgezette gronden liggen namelijk benedenstrooms, terwijl de gronden in Eerderhooilanden bovenstrooms zijn gelegen.

Verder is namens provinciale staten toegelicht dat de maatregelen genoemd in het Natura-2000 beheerplan voor het deelgebied Eerde en de gronden ten westen van de Beneden Regge, niet in het plangebied worden uitgevoerd. De uitvoering en effecten van de maatregelen voor die gebieden zijn daarom terecht niet betrokken bij de effectbeoordeling voor dit plan. Dat is anders voor de maatregelen die voor het deelgebied Eerderhooilanden zijn voorzien. Die maatregelen leveren een bijdrage aan het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen die voor het Natura-2000 gebied "Vecht- en Beneden-Reggegebied" zijn opgesteld. Daarbij past volgens provinciale staten dat aan het gehele plangebied een natuurbestemming is toegekend. Dat betekent dat de agrarische gronden binnen het plangebied zullen worden ingezet voor natuurdoeleinden. Hierdoor zal binnen het plangebied de kans op uit- en afspoeling van mest afnemen. De Afdeling ziet in het aangevoerde geen aanleiding om deze analyse van provinciale staten onjuist te achten.

12.2.  Gelet op het voorgaande hebben provinciale staten zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat vanwege het plan geen significante negatieve gevolgen voor het Natura-2000 gebied "Vecht- en Beneden Reggegebied" zijn te verwachten.

Het betoog slaagt niet.

Relativiteit

13.     Voor zover in deze uitspraak is geoordeeld dat een beroepsgrond niet slaagt, hoeft het betoog of het relativiteitsvereiste aan de vernietiging van dat besluit in de weg staat geen bespreking. De Afdeling heeft zich niet uitgesproken over de vraag of artikel 8:69a van de Awb van toepassing is.

Conclusie

14.     Gelet op het voorgaande zijn de beroepen ongegrond.

15.     Omdat het besluit van 31 maart 2021 in stand blijft, waarbij het besluit van 28 oktober 2020 geheel is vervangen, komt aan het besluit van 28 oktober 2020 geen betekenis meer toe. Onder deze omstandigheden en omdat ook overigens niet gebleken is van enig belang, is de Afdeling van oordeel dat [appellant sub 2] geen belang meer heeft bij een inhoudelijke bespreking van zijn beroep voor zover dat is gericht tegen het besluit van 28 oktober 2020.

Dat betekent dat het beroep van [appellant sub 2] tegen dat besluit niet-ontvankelijk is.

Proceskosten

16.     De Afdeling overweegt dat provinciale staten naar aanleiding van het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van 28 oktober 2020 is overgaan tot vaststelling van het besluit van 31 maart 2021, waaraan ten opzichte van het besluit van 28 oktober 2020 de juiste versie van het inrichtingsplan ten grondslag is gelegd. Omdat het beroep van [appellant sub 2] hiertoe aanleiding heeft gegeven, moeten provinciale staten op de hierna vermelde wijze de proceskosten van [appellant sub 2] vergoeden. Ook ziet de Afdeling daarom aanleiding provinciale staten opdracht te geven om het griffierecht te vergoeden dat [appellant sub 2] in verband met het beroep heeft betaald.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] tegen het besluit van provinciale staten van Overijssel van 28 oktober 2020 tot vaststelling van het inpassingsplan "Vecht- en Beneden Reggegebied deelgebied Eerderhooilanden", niet-ontvankelijk;

II.       verklaart de beroepen van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en Landgoed Huis Archem B.V. tegen het besluit van provinciale staten van Overijssel van 31 maart 2021 tot vaststelling van het inpassingsplan "Vecht- en Beneden Reggegebied deelgebied Eerderhooilanden" ongegrond.

III.      veroordeelt provinciale staten van Overijssel tot vergoeding van bij [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 57,17;

IV.      gelast dat provinciale staten van Overijssel aan [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] het door hen betaalde griffierecht ten bedrag van € 181,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. J. Gundelach en mr. W. den Ouden, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Tieleman, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2022

817