Uitspraak 202106135/3/R1,202106138/3/R1 en 202106201/3/R1


Volledige tekst

202106135/3/R1,202106138/3/R1 en 202106201/3/R1.
Datum uitspraak: 25 april 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

Stichting Natuur en Landschap het Gooi (hierna: SNLG), gevestigd te Gooise Meren,

verzoekster,

en

1.       de raad van de gemeente Gooise Meren,

2.       de raad van de gemeente Laren,

3.       de raad van de gemeente Hilversum,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2021 heeft de raad van de gemeente Gooise Meren het bestemmingsplan "Buurtschap Crailo" vastgesteld.

Bij besluit van 7 juli 2021 heeft de raad van de gemeente Laren het bestemmingsplan "Buurschap Crailo" vastgesteld.

Bij besluit van 6 juli 2021 heeft de raad van de gemeente Hilversum het bestemmingsplan "Buurtschap Crailo" vastgesteld.

Tegen deze besluiten heeft onder meer SNLG beroep ingesteld.

Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Verweerders hebben een verweerschrift ingediend.

SNLG, verweerders en GEM Crailo B.V. hebben nadere stukken ingediend.

Bij uitspraak van 31 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:3032, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen afgewezen.

SNLG heeft de voorzieningenrechter opnieuw verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 5 april 2022, waar SNLG, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], en verweerders, vertegenwoordigd door mr. J.C. Binnerts, advocaat te Haarlem, zijn verschenen. Voorts is ter zitting GEM Crailo, vertegenwoordigd door mr. C.F.J. Cornelisse, [gemachtigde C] en drs. K.B. Timmerman, als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       Crailo is een voormalig defensieterrein dat is gelegen op gezamenlijk grondgebied van de gemeenten Gooise Meren, Laren en Hilversum. Deze gemeenten hebben ieder voor hun eigen grondgebied een bestemmingsplan vastgesteld waarbij wordt uitgegaan van een integrale ontwikkeling voor Crailo, met onder meer bedrijvigheid en de bouw van maximaal 590 woningen. GEM Crailo is eigenaar en ontwikkelaar van het overgrote deel van het plangebied, dat ongeveer 40 hectare omvat. De bestemmingsplannen hebben een verbrede reikwijdte op grond van de Crisis- en herstelwet.

3.       SNLG heeft als doel het bevorderen van de bescherming van natuur, landschap en milieu in het Gooi en omstreken. Zij kan zich niet verenigen met de besluiten en heeft opnieuw verzocht een voorlopige voorziening te treffen. SNLG beoogt met haar verzoek te voorkomen dat wordt begonnen met werkzaamheden voordat uitspraak is gedaan in de bodemprocedure. Zij vreest dat door die werkzaamheden onomkeerbare gevolgen ontstaan voor natuur en beschermde diersoorten.

4.       Een herhaald verzoek om voorlopige voorziening kan slechts voor toewijzing in aanmerking komen als sprake is van een terecht beroep op nieuwe feiten of omstandigheden door verzoeker. Vergelijk onder meer de uitspraak van 20 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2910, onder 4. Het moet gaan om feiten of omstandigheden die verzoekers ten tijde van het vorige verzoek niet bekend waren en redelijkerwijs ook niet bekend konden zijn, of nieuwe feiten of omstandigheden van na de uitspraak op het vorige verzoek, die een herhaald verzoek rechtvaardigen.

Spoedeisend belang

5.       Verweerders stellen, onder verwijzing naar de ingediende brief van 31 maart 2022, dat spoedeisend belang bij het verzoek om een voorlopige voorziening ontbreekt. In dat verband wijzen zij op de brief van GEM Crailo van 9 december 2021, die inzicht geeft in de planning van de voorgenomen uitvoeringswerkzaamheden. Er vinden ter plaatse slechts voorbereidende werkzaamheden plaats, zoals het afronden van bodemsaneringen, het uitvoeren van sloopwerkzaamheden en het verrichten van nader onderzoek. Deze werkzaamheden vinden niet hun grondslag in de bestemmingsplannen.

5.1.    SNLG heeft in reactie hierop ter zitting naar voren gebracht dat GEM Crailo zich niet houdt aan de eerdere gedane toezeggingen, dat ter plaatse verschillende ingrijpende werkzaamheden worden uitgevoerd en deze onomkeerbare gevolgen kunnen hebben. Zo wordt een weg aangelegd en worden er bomen gekapt.

5.2.    GEM Crailo heeft ter zitting aangegeven dat, conform de planning zoals weergegeven in de brief van 9 december 2021, op dit moment slechts voorbereidende werkzaamheden plaatsvinden binnen het plangebied die geen onomkeerbare gevolgen (zullen) veroorzaken. Verder is ter zitting nogmaals bevestigd dat er vooruitlopend op een uitspraak in de bodemprocedure geen werkzaamheden ter uitvoering van de voorliggende bestemmingsplannen zullen plaatsvinden. Voor zover SNLG stelt dat binnen het plangebied reeds diverse werkzaamheden worden uitgevoerd, hebben verweerders toegelicht dat het hier gaat om voorbereidende werkzaamheden. Zo wordt ter plaatse teerhoudend asfalt verwijderd en worden er bomen gekapt. Ter zitting heeft GEM Crailo in dat kader nader toegelicht dat deze werkzaamheden nodig zijn ten behoeve van sanering. Het kappen van bomen gebeurt verder overeenkomstig de daarvoor geldende bepalingen uit de Algemene plaatselijke verordening en omgevingsvergunningen voor kappen. SNLG heeft met het aangevoerde niet aannemelijk gemaakt dat deze werkzaamheden alleen op basis van de voorliggende plannen mogen worden uitgevoerd. Nu de genoemde werkzaamheden niet in het plan zijn geregeld, kan met een schorsing van de bestreden besluiten ook niet worden voorkomen dat in zoverre eventuele onomkeerbare gevolgen intreden voordat uitspraak is gedaan in de bodemzaak.

Wat betreft de stelling dat onvoldoende onderzoek is verricht naar de aanwezigheid van dassen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Zoals in de uitspraak van 31 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:3032, is vermeld, hebben verweerders aangegeven dat in samenwerking met SNLG nader onderzoek zal worden uitgevoerd naar het belang van de ter plaatse aanwezige bijburcht voor dassen. Dit is nadien ook gebeurd. De resultaten zijn neergelegd in een notitie van 30 maart 2022 van Tauw en een notitie van 23 maart 2022 van T. Popelier. Tevens is een (concept) activiteitenplan vastgesteld dat als basis kan dienen voor de beoogde aanvraag om ontheffing op basis van de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb). In het aangevoerde bestaat geen grond voor het oordeel dat de Wnb op voorhand aan de uitvoerbaarheid van de plannen in de weg staat. De conclusie van het nader onderzoek is dat dassen in beperkte mate gebruikmaken van het plangebied. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat verweerders zich hierop niet hebben mogen baseren. Daarbij is van belang dat SNLG zelf ook in de gelegenheid is gesteld om veldonderzoek te doen op het terrein en dat de door haar gevonden recent uitgegraven bijburcht meegenomen is in de notitie van 23 maart 2022. Verder is mede van betekenis dat de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord het plangebied heeft bezocht en in een brief van 17 maart 2022 te kennen heeft gegeven dat er geen reden bestaat om aan te nemen dat een ontheffing niet zal worden verleend.

Voor zover SNLG meer heeft verzocht dan wat hiervoor aan de orde is gekomen, overweegt de voorzieningenrechter dat het in verband daarmee treffen van een dergelijke voorlopige voorziening te verstrekkend is.

5.3.    De voorzieningenrechter is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening noodzakelijk maakt ontbreekt.

Conclusie

6.       Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

7.       Verweerders hoeven geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van F. Dinleyici, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen   De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2022

909