Uitspraak 202107285/1/R2 en 202107285/2/R2


Volledige tekst

202107285/1/R2 en 202107285/2/R2.
Datum uitspraak: 26 april 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:

[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Deurne,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Deurne,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "CPO Kleine Bottel, Deurne" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoekers] beroep ingesteld.

[verzoekers] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 maart 2022, waar [verzoekers], en de raad, vertegenwoordigd door mr. A.M.T. Willems, bijgestaan door R.T.J. van den Beker BBA, zijn verschenen.

Voorts is ter zitting CPO Samenbouwen in Deurne, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als belanghebbende gehoord.

Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Overwegingen

Inleiding

1.       In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2.       Het plan voorziet in de bouw van 10 eengezinswoningen. Het plangebied is gelegen aan de oostzijde van de Kleine Bottel, aan de zuidzijde van de Helmondseweg en in het verlengde van de Pastoor Jacobsstraat in Deurne. Het plangebied ligt in het noordwesten van de kern van Deurne en heeft een oppervlakte van 5.638 m2.

[verzoekers] zijn voornemens om woningen te bouwen op de ten zuiden van het plangebied gelegen percelen, kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie B, nummers 2230, 2229 en 2157. Zij vrezen dat het plan de ontwikkelingsmogelijkheden op deze percelen beperkt.

Ontvankelijkheid

3.       Het beroep van [verzoekers] kan de voorzieningenrechter alleen behandelen als het ontvankelijk is. CPO Samenbouwen in Deurne stelt zich op het standpunt dat [verzoekers] niet-ontvankelijk zijn, omdat zij bij het bestreden besluit niet als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kunnen worden aangemerkt. Daartoe voert CPO Samenbouwen in Deurne aan dat [verzoeker A] op forse afstand van het plangebied woont en geen zicht daarop heeft. Verder is [verzoeker B] alleen eigenaar van perceel 2230 naast het plangebied en woont hij niet in de nabijheid van het plangebied. Volgens CPO Samenbouwen in Deurne ondervinden [verzoekers] feitelijk geen hinder van de voorgenomen ontwikkeling.

3.1.    Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb luidt: "Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken."

Artikel 8:1 luidt: "Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter."

3.2.    Bij uitspraak van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, onder 4.3 tot en met 4.8, heeft de Afdeling - tegen de achtergrond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, Stichting Varkens in Nood, ECLI:EU:C:2021:7 - overwogen dat aan degene die bij een besluit geen belanghebbende is, maar die wel een zienswijze naar voren heeft gebracht tegen het ontwerpbesluit op basis van de in het nationale omgevingsrecht gegeven mogelijkheid daartoe, in beroep niet zal worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is.

3.3.    De voorzieningenrechter overweegt dat de wetgever een ieder de mogelijkheid heeft geboden om over het ontwerp van het bestemmingsplan een zienswijze in te dienen. [verzoekers] hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en een zienswijze over het ontwerp van het bestemmingsplan ingediend. Alleen al om deze reden ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het beroep van [verzoekers] ontvankelijk te achten.

Toetsingskader

4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De voorzieningenrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De voorzieningenrechter stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Beoordeling van de beroepsgronden

5.       [verzoekers] betogen dat het plan de ontwikkelingsmogelijkheden voor woningbouw op de percelen 2230, 2229, en 2157 ten zuiden van het plangebied beperkt. Zij voeren daartoe aan dat het plan het onmogelijk maakt om een ontsluitingsweg van en naar perceel 2230 te realiseren, althans de toekomstige bereikbaarheid wordt aanzienlijk bemoeilijkt. Daarbij komt dat het gemeentebestuur al duidelijk heeft gemaakt dat een ontsluitingsweg via perceel 2229 en 2157 niet wenselijk is omdat daar een fietspad wordt aangelegd. Volgens [verzoekers] heeft de raad ten onrechte geen rekening gehouden met de door hen gewenste ontwikkelingen en had hij dat wel moeten doen door een verkeersbestemming toe te kennen aan gronden aan de oostzijde van het plangebied waaraan nu de bestemming "Groen" is toegekend.

Verder voeren [verzoekers] aan dat in de "Ruimtelijke visie Kleine Bottel en omgeving", vastgesteld op 14 januari 2020 door het college van burgemeester en wethouders van Deurne (hierna: de ruimtelijke visie), een aantal paars gekleurde velden zijn opgenomen waarbinnen ontwikkelingen van woningen kunnen plaatsvinden en een groene zone waarbinnen een groene uitstraling moet worden gewaarborgd. Het plangebied valt deels in de groene zone en doet daarmee afbreuk aan het doel van de ruimtelijke visie om een groene uitstraling na te streven en de kwaliteit van de omgeving. Deze afwijking van de ruimtelijke visie heeft de raad volgens [verzoekers] onvoldoende gemotiveerd. Dat de voorgenomen ontwikkeling in de groene zone is voorzien is volgens hen een extra belemmering om in de toekomst woningen te bouwen op de percelen 2230, 2229, en 2157 en een ontsluitingsweg naar die percelen te realiseren.

5.1.    Over de stelling dat de raad bij de vaststelling van het plan ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de woningbouwplannen van [verzoekers] naast het plangebied, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

Het voornemen van [verzoekers] om woningen op de percelen ten zuiden van het plangebied te bouwen kan niet worden aangemerkt als een voldoende concreet initiatief dat tijdig bekend is gemaakt. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat [verzoekers] voorafgaand aan de vaststelling van het plan concrete bouwplannen naar voren hebben gebracht waarmee de raad rekening had kunnen houden. De omstandigheid dat sinds 2012 wordt gesproken over het voornemen om woningen te bouwen op de percelen 2230, 2229 en 2157 maakt nog niet dat dit voornemen voldoende concreet is. Verder heeft de raad ter zitting toegelicht dat op 3 maart 2022 een principeverzoek is ingediend dat nu in behandeling is, maar dat dateert van na de vaststelling van het plan. Gelet op het voorgaande heeft de raad geen aanleiding hoeven zien om bij het plan rekening te houden met de woningbouwplannen van [verzoekers].

5.2.    Wat betreft de stelling dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in dit geval kon worden afgeweken van de ruimtelijke visie, overweegt de Afdeling als volgt.

In de zienswijzennota staat dat de ruimtelijke visie is opgesteld met het oog op de stedenbouwkundige-, landschappelijke- en ruimtelijke kwaliteiten van de omgeving van het plangebied. Daarin zijn de reeds bestaande bebouwing en de bebouwingsmogelijkheden meegenomen. In het overgrote deel van de omgeving van het plangebied moet het aanwezige groene karakter en de groenstructuur behouden blijven. Volgens de zienswijzennota is in de ruimtelijke visie aan de hand van paarse zones een indicatie gegeven van de potentiële bouwlocaties in de omgeving van het plangebied. Dit zijn volgens de zienswijzennota in de meeste gevallen locaties waar al bebouwing of een bouwmogelijkheid aanwezig is en in sommige gevallen gaat het om uitbreiding of intensivering van bestaande bebouwing. Het plangebied is aangewezen als mogelijke bouwlocatie. Binnen het plangebied waren op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan "De Vennen/Kleine Bottel e.o." al bouwmogelijkheden aanwezig. In de zienswijzennota staat verder dat bij het opstellen van de ruimtelijke visie rekening is gehouden met de in het plan voorziene ontwikkeling door op de visiekaart een groene corridor te leggen tussen het plangebied en de bouwlocatie aan de westzijde van het plangebied, en een groenstrook aan de zuidzijde van het plangebied. De raad heeft toegelicht dat na het opstellen van de ruimtelijke visie is besloten om het plangebied meer naar het westen te verschuiven en een groene corridor te creëren tussen het oosten van het plangebied en de oostelijk gelegen begraafplaats. Met deze groene corridor wordt beoogd het groen en het woongebruik van elkaar te scheiden, een geheel te maken met het groen aan de oostzijde van het plangebied, het groene karakter aldaar te versterken en betere doorzichten te creëren. Verder staat in de zienswijzennota dat er een hoogteverschil is tussen het plangebied en de oostelijk gelegen begraafplaats. Door het bouwvlak naar het westen te verschuiven, kan worden voorkomen dat de bestaande bomen aan de oostzijde moeten worden verwijderd. Ter zitting heeft de raad ook toegelicht dat een groene strook aan de oostzijde van het plangebied zorgt voor een betere afwatering.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad voldoende gemotiveerd dat in dit geval kon worden afgeweken van de ruimtelijke visie. De ruimtelijke visie bevat een indicatie van locaties waar bebouwing wenselijk is, waaronder het plangebied. Dit neemt niet weg dat de raad gemotiveerd kan afwijken van de ruimtelijke visie door te kiezen voor een wat andere situering van het bouwvlak en de groene strook dan in de ruimtelijke visie is aangegeven. Dat heeft de raad in dit geval gedaan vanwege het behoud van bomen aan de oostzijde van het plangebied, het creëren van een groen geheel, betere doorzichten en met het oog op het afvoeren van water. De voorzieningenrechter acht deze keuze van de raad om af te wijken van de ruimtelijke visie niet onredelijk. Ook is door de raad ter zitting onweersproken gesteld dat er meer varianten voor een ontsluitingsweg naar perceel 2230 mogelijk zijn dan via het plangebied. In wat [verzoekers] hebben aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen concrete aanknopingspunten voor het oordeel dat de ruimtelijke visie een belemmering vormt om de percelen in de toekomst woningen te bouwen op de percelen 2230, 2229 en 2157 en een ontsluitingsweg naar die percelen te realiseren.

5.3.    Gelet op het voorgaande overweegt de voorzieningenrechter dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de ontwikkelingsmogelijkheden voor woningbouw op de percelen 2230, 2229, en 2157 ten zuiden van het plangebied niet onevenredig worden beperkt door het plan of door het afwijken van de ruimtelijke visie. Het betoog slaagt niet.

6.       [verzoekers] betogen dat het plan in strijd is met Woonvisie gemeente Deurne 2019-2040 (hierna: de woonvisie) en dat volgens de woonvisie geen behoefte is aan de voorziene woningen. Zij voeren aan dat in de woonvisie uitdrukkelijk is vermeld dat de prioriteit ligt bij de bouw van levensloopgeschikte huur- en koopwoningen, koopwoningen tot € 200.000 en € 250.000, midden- en sociale huurwoningen, onzelfstandige woonvormen (kamergewijze verhuur) en woonvormen met een koppeling met zorg. Het plan voorziet in 10 eengezinswoningen met een perceeloppervlakte variërend van 130 m2 t/m 315 m2. Het merendeel zal twee-aaneen-woningen betreffen. Deze woningen vallen niet onder het type woningen waar volgens de woonvisie prioriteit ligt. Volgens [verzoekers] heeft de raad niet gemotiveerd dat de voorziene woningen levensloopbestendig zijn. [verzoekers] stellen verder dat de voorziene woningen een maximale gebruiksoppervlakte van meer dan 120 m2 hebben. Op pagina 16 van de woonvisie staat volgens hen dat er geen behoefte is aan woningen met een dergelijke omvang.

6.1.    In de zienswijzennota heeft de raad toegelicht dat het plan voorziet in woningbouw via het Collectief Particulier Opdrachtgeverschap in bestaand stedelijk gebied op een inbreidingslocatie. Dit is volgens de raad een van de speerpunten die in de woonvisie is vastgelegd om woningbouw aansluitend aan de werkelijke behoeften te realiseren. De raad heeft toegelicht dat het plan voorziet in 8 woningen voor koopstarters en 2 levensloopbestendige woningen voor senioren, beide vallend in het koopsegment middelduur (vanaf € 250.000,-) en duur (vanaf € 345.000,-).

In de woonvisie, pagina 27, staat dat er verschillende instrumenten worden ingezet om de woningvoorraad te laten aansluiten bij de huidige en toekomstige behoefte. Eén daarvan is het faciliteren van initiatieven op basis van behoefte en de werkelijke vraag. Volgens de woonvisie valt daaronder het faciliteren van Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO-projecten) voor (koop)starters en senioren, projecten voor beschermd - of verzorgd wonen of andere woonvormen, zoals groepswonen en wonen met gezamenlijke voorzieningen. In Bijlage I van de woonvisie is een overzicht opgenomen van de woningbouwopgave die volgt uit provinciale afspraken en de gewenste categorieën woningen. Voor de periode 2019-2023 is de woningbehoefteprognose 450 woningen en voor de periode 2024-2028 is dat 375 woningen. Het streven is dat 15-20 % daarvan bestaat uit woningen in het koopsegment middelduur (vanaf € 250.000) en 5-10 % uit woningen in het koopsegment duur (boven € 345.000).

Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in overeenstemming is met de woonvisie en dat er behoefte is aan de voorgenomen ontwikkeling. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt ingespeeld op de prioriteit aan woningen voor de doelgroepen senioren, (her)starters en jonge gezinnen. Dat de prioriteit volgens de woonvisie bij andere woonsegmenten dan het koopsegment middelduur en duur ligt, zoals sociale huurwoningen, betekent niet dat het toestaan van de in het plan voorziene woningen niet in overeenstemming is met de woonvisie.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

7.       Het beroep is ongegrond.

8.       Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

9.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep ongegrond;

II.       wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2022

723-911