Uitspraak 202107550/3/R2


Volledige tekst

202107550/3/R2.
Datum beslissing: 14 april 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op het verzoek van:

[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te [woonplaats],

verzoekers,

om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

Procesverloop

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 april 2022, hebben [verzoekers] verzocht om wraking van staatsraden mr. N. Verheij, als voorzitter, en mr. J. Gundelach en mr. J.H. van Breda, als leden van de meervoudige kamer, belast met de behandeling van de zaak nr. 202107550/1/R2.

De staatsraden hebben niet in de wraking berust.

De Afdeling heeft het wrakingsverzoek ter zitting behandeld op 13 april 2022. [verzoekers], vertegenwoordigd door mr. B. van Meurs, advocaat te Sittard, en Solar Provider Group B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigden] en mr. S.L. Kombrink hebben via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.

De staatsraden hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

Overwegingen

1.       Artikel 8:15 van de Awb luidt:

"Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden."

2.       [verzoekers] hebben aan hun verzoek om wraking, zoals nader toegelicht ter zitting, ten grondslag gelegd dat de staatsraden hun verzoek om uitstel van de behandeling van de zaak op zitting ongemotiveerd hebben afgewezen. Zij voeren in dit verband aan dat zij aan het verzoek om uitstel zwaarwegende redenen ten grondslag hebben gelegd. Zoals in het verzoek om uitstel is vermeld, kon hun gemachtigde onverwachts vanwege omstandigheden in de privésfeer, te weten het overlijden van een oom, niet bij de zitting aanwezig zijn, omdat de begrafenis op de dag van de zitting in België was. Vervanging was niet mogelijk, omdat hun gemachtigde de enige in zijn kantoor is die omgevingsrecht doet. Dit terwijl zij de bijstand van hun gemachtigde ter zitting wel nodig hadden. Zij wijzen er in dat verband op dat zijzelf juridische leken zijn, daar waar de andere partijen in het geding professionele medewerkers in dienst hebben om hun belangen te behartigen. Zij maken daarom, gelet op de equality of arms en het recht op een eerlijk proces, aanspraak op bijstand door een door hen gekozen gemachtigde. Zij wijzen er verder op dat, omdat in de bodemzaak de coördinatieregeling is toegepast, in de procedure bij de Afdeling de enige rechterlijke toetsing van de zaak plaatsvindt. Zij krijgen tijdens de zitting hun eerste en in beginsel ook hun enige kans om te reageren op de standpunten van de andere partijen. De staatsraden moeten zich redelijkerwijs deze belangen van [verzoekers] gerealiseerd hebben. Door in strijd met artikel 19, derde lid, van Procesregeling van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven het verzoek om uitstel zonder motivering en dus zonder kenbare afweging van belangen, af te wijzen, hebben de staatsraden blijk gegeven van een zo flagrante schending van de eisen van een goede procesorde, althans van fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk en onafhankelijk proces waarborgen, dat die schending aanleiding geeft voor een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid van de staatsraden. Zij hebben er, gelet op de afwijzende, niet gemotiveerde beslissing van het uitstelverzoek, geen vertrouwen meer in dat de staatsraden de door hen aangevoerde argumenten in de bodemzaak wel inhoudelijk, en voorzien van een deugdelijke motivering, zullen beoordelen en een belangenafweging zullen toepassen. Volgens [verzoekers] zijn de staatsraden partijdig, zodat van enerzijds hun rechtsbescherming en anderzijds een verdere objectieve behandeling én beoordeling van hun argumenten geen sprake meer kan zijn.

2.1.    Op grond van het bepaalde in artikel 8:15 van de Awb dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij geldt als maatstaf dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een belanghebbende bestaande vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is.

2.2.    De Afdeling twijfelt er niet aan dat [verzoekers] zich, gelet op de in het uitstelverzoek vermelde omstandigheden, oprecht gedwongen voelden tot het doen van een wrakingsverzoek en begrijpt dat zij zich niet kunnen vinden in de door de staatsraden genomen beslissing tot afwijzing van hun verzoek om uitstel, omdat die beslissing niet is gemotiveerd en zij in hun verzoek wel zwaarwegende redenen hebben aangevoerd om de behandeling uit te stellen. Maar deze beslissing van de staatsraden is een procesbeslissing. De vraag of een procesbeslissing al dan niet juist is, staat niet ter beoordeling in de wrakingsprocedure, omdat het instrument van wraking niet is bedoeld om aan te wenden als rechtsmiddel tegen de inhoud van procesbeslissingen. Zulke procesbeslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, als deze op zich, dan wel in onderlinge samenhang bezien, dan wel bezien in samenhang met het verdere optreden van de staatsraad, een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat daaruit blijkt van partijdigheid van de staatsraad die de betrokken beslissing of beslissingen heeft genomen. Voor de vrees van [verzoekers] dat van rechtsbescherming en een objectieve behandeling en beoordeling van hun argumenten geen sprake meer kan zijn, bestaat naar het oordeel van de Afdeling in dit geval geen aanknopingspunt. De enkele afwijzing van het verzoek om uitstel, ook als die afwijzing, zoals in dit geval, niet is gemotiveerd, is naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende om dat aan te nemen. Niet is gebleken dat met die beslissing op enigerlei wijze is vooruitgelopen op de inhoudelijke beoordeling van die zaak en de te maken beoordeling door de staatsraden. Ook anderszins is er geen aanknopingspunt dat de vrees kan rechtvaardigen dat de staatsraden niet of niet langer in onpartijdigheid hun oordeel zullen vormen.

3.       Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat er geen grond is voor het oordeel dat sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Het verzoek om wraking wordt dan ook afgewezen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. B. Meijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.

De voorzitter is verhinderd de beslissing te ondertekenen

De griffier is verhinderd de beslissing te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2022

473