Uitspraak 202200659/2/R3


Volledige tekst

202200659/2/R3.
Datum uitspraak: 31 maart 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoeker], wonend te De Groeve, gemeente Tynaarlo,

en

de raad van de gemeente Tynaarlo,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Functiewijziging percelen De Groeve, De Dijk-Pelincksweg" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op de zitting behandeld van 15 maart 2022, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. R.J.A. Steenbergen, advocaat te Groningen, en de raad, vertegenwoordigd door J. Planting en N.Y.D. Schipper-Simonis, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het plan ziet op twee percelen aan weerszijden van de Hunze nabij De Groeve, kadastraal bekend Zuidlaren, sectie K, nummer 928 en 985 (hierna: perceel K928 en perceel K985). Het plan voorziet in een functiewijziging van deze percelen van een natuurbestemming naar een agrarische bestemming.

2.       [verzoeker] woont nabij het perceel K928. Hij vreest nadelige gevolgen voor zijn woon- en leefklimaat en de natuurwaarden als gevolg van de agrarische activiteiten die in het plan worden mogelijk gemaakt. [verzoeker] doelt in het bijzonder op de gevolgen van bemesting, beweiding, het scheuren van de grond en hij stelt dat er mogelijk bestrijdingsmiddelen worden gebruikt. Om te voorkomen dat vooruitlopend op de bodemprocedure de gebruiksmogelijkheden in het plan kunnen worden benut en zich onomkeerbare gevolgen kunnen voordoen heeft hij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Op de zitting heeft hij naar voren gebracht dat zijn verzoek alleen ziet op het perceel K928.

3.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inhoudelijk

4.       Op de zitting is besproken dat het perceel K928 in gebruik is als grasland en ook in het verleden als zodanig is gebruikt. Het perceel bevindt zich in agrarisch gebied. In het oude bestemmingsplan "Tusschenwater" was aan het perceel K928 de bestemming "Natuur-2" toegekend, omdat de verwachting was dat het perceel deel zou gaan uitmaken van een grotere oppervlakte aan natuurontwikkeling, te verwerven door de provincie Drenthe en Stichting Het Drents Landschap. De voor "Natuur-2" bestemde gronden waren onder meer bestemd voor de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven. Er gold een verbod op het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik.

In het voorliggende plan is de bestemming "Agrarisch" toegekend aan het perceel K928. Op grond van artikel 3.1 van de planregels zijn de voor "Agrarisch" aangewezen gronden, voor zover van belang, bestemd voor de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven, cultuurgrond, met daaraan ondergeschikt recreatief medegebruik; behoud van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden en herstel en ontwikkeling van de natuurlijke waarden. Niet langer is een verbod op het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van permanent ander gebruik opgenomen in de planregels.

4.1.    Ten opzichte van het oude bestemmingsplan voorziet het plan in ruimere agrarische gebruiksmogelijkheden. Doorgaans geeft wijziging van het gebruik geen reden tot schorsing van het plan, omdat als in de bodemprocedure het bestreden besluit zou worden vernietigd het nieuwe gebruik moet worden gestaakt. Hierdoor leidt wijziging van het toegestane gebruik uit juridisch oogpunt niet tot een onomkeerbare situatie. Dit is anders indien een functiewijziging van de gronden of de bestaande bebouwing gepaard gaat met feitelijk onomkeerbare gevolgen. Daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval niet gebleken. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter het volgende. In de plantoelichting staat dat bij de concretere uitwerking van de natuurontwikkeling uiteindelijk is gekozen voor de gebieden Tusschenwater en Noordma. Omdat de Hunze in de toekomst door het reeds ingerichte natuurgebied Tusschenwater en de nog in te richten polder Noordma zal stromen, komen de twee enkele percelen (de percelen K928 en K985) in het plangebied niet meer in aanmerking voor daadwerkelijke natuurontwikkeling. De percelen liggen geïsoleerd te midden van intensief gebruikte landbouwgrond. De percelen zijn sterk ontwaterd omdat de waterhuishouding volledig is afgestemd op de landbouwfunctie van de omliggende percelen. Op de percelen hebben zich daardoor nauwelijks natuurwaarden kunnen ontwikkelen en deze zijn gezien de ligging ook niet te verwachten. De percelen zijn daarom verwijderd uit het provinciaal Natuurbeheerplan Drenthe en ook de begrenzing van het Natuur Netwerk Nederland zal volgens de plantoelichting worden aangepast. Gelet hierop verwacht de voorzieningenrechter niet dat zich onomkeerbare gevolgen voor de natuurwaarden in het gebied zullen voordoen.

Ook zijn de agrarische gebruiksmogelijkheden die in het plan worden mogelijk gemaakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zodanig belastend voor het woon- en leefklimaat van [verzoeker] dat daarom in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure het plan moet worden geschorst.

Conclusie

5.       Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het verzoek van [verzoeker] wordt daarom afgewezen. De in het beroepschrift aangevoerde gronden komen aan de orde in de bodemprocedure.

6.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2022

590