Uitspraak 202200887/2/R1


Volledige tekst

202200887/2/R1.
Datum uitspraak: 31 maart 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna de Awb) in het geding tussen:

[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Dirkshorn, gemeente Schagen,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Schagen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoekers] beroep ingesteld.

[verzoekers] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 maart 2022, waar [verzoekers] zijn verschenen en waaraan de raad, vertegenwoordigd door J.H. Moraal, via een videoverbinding, heeft deelgenomen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [verzoekers] bewonen sinds geruime tijd hun bungalows op het recreatiepark "Park de Horn" permanent met gebruikmaking van gedoogbeslissingen die zijn verleend door het college van burgemeester en wethouders. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de permanente bewoning niet als zodanig bestemd. Evenmin is voorzien in een persoonsgebonden overgangsregeling als bedoeld in artikel 3.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro), terwijl de Afdeling volgens [verzoekers] in haar uitspraak van 8 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2006 de raad wel tot de opname daarvan heeft opgedragen. Zij verzoeken de voorzieningenrechter nu een voorlopige voorziening te treffen door het voorliggende besluit van 14 december 2021 te schorsen, totdat in de bodemprocedure over het plan is beslist.

2.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Spoedeisend belang

3.       [verzoekers] beogen met hun verzoek te voorkomen dat het college handhavend gaat optreden tegen hun permanente bewoning van de bungalows Park de Horn [locatie1] en [locatie 2]. Met een schorsing van het besluit van 14 december 2021 kunnen zij echter niet bereiken wat zij willen bereiken. Bij een schorsing van het besluit van 14 december 2021 wordt immers teruggevallen op het voorgaande planologische regime waar de permanente bewoning van de bungalows Park de Horn [locatie1] en [locatie 2] door [verzoekers] evenmin als zodanig was bestemd en waarbij evenmin was voorzien in een persoonsgebonden regeling. [verzoekers] zijn daarom niet gebaat bij een schorsing van het plan. Bovendien heeft de raad ter zitting toegelicht dat het college overeenkomstig de verleende gedoogbeslissingen niet zal handhaven ten aanzien van de bungalows Park de Horn [locatie1] en [locatie 2] voordat uitspraak is gedaan door de Afdeling in de hoofdzaak. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat met het verzoek van [verzoekers] geen spoedeisend belang gemoeid is.

4.       De voorzieningenrechter ziet verder desgevraagd geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:86 van de Awb, door in het bestemmingsplan alsnog persoonsgebonden overgangsrecht op te nemen als bedoeld artikel 3.2.3 van het Bro. Daarin betrekt de voorzieningenrechter dat de raad weliswaar heeft erkend dat in het plan ten onrechte geen gevolg is gegeven aan de opdracht van de Afdeling in de uitspraak van 8 september 2021, maar dat niet evident is op welke wijze de raad daaraan invulling wenst te geven.

Conclusie

5.       Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

Proceskosten

6.       De voorzieningenrechter ziet in het voorgaande wel aanleiding om de raad te gelasten aan [verzoekers] het door hen voor de behandeling van hun verzoek betaalde griffierecht te betalen.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

-         wijst het verzoek af;

-         gelast dat raad van de gemeente Schagen aan [verzoeker A] en [verzoeker B] het door hen voor de behandeling van hun verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Stoof, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2022

749