Uitspraak 202003979/2/R2


Volledige tekst

202003979/2/R2.
Datum uitspraak: 23 maart 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Sint Anthonis,

en

de raad van de gemeente Sint Anthonis, thans Land van Cuijk,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 28 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1660 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad van de gemeente Sint Anthonis opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 4 juni 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, Veegplan 6" te herstellen, de Afdeling en [appellant] de uitkomst daarvan mee te delen en de wijziging van het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 21 oktober 2021 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Buitengebied, Veegplan 6" gewijzigd vastgesteld.

[appellant] en [partij A] en [partij B] zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld.

De Afdeling heeft, met gebruikmaking van de in artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder d, en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) neergelegde bevoegdheid, bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek wordt gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1.       Bij het besluit van 4 juni 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, Veegplan 6" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld. Dit bestemmingsplan is een partiële herziening van het door de raad op 17 juni 2013 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied Sint Anthonis 2013". De partiële herziening gaat, voor zover hier van belang, over de bij het plan gegeven aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieve nevenactiviteiten" aan het perceel [locatie] in Sint Anthonis. Op dit perceel exploiteren [partij A] en [partij B] "De Boergondische Tuijn", waar rondleidingen, verschillende workshops en "Open-Tuin-dagen" worden georganiseerd en waarvoor in 2016 een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik is verleend.

[appellant] heeft beroep ingesteld tegen de vaststelling van dit bestemmingsplan, omdat hij als gevolg van de exploitatie van "De Boergondische Tuijn" vreest voor een aantasting van zijn woon- en leefklimaat.

Tussenuitspraak

2.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat aan het besluit van 4 juni 2020 een zorgvuldigheidsgebrek als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb kleeft. De Afdeling is tot dit oordeel gekomen, omdat de raad met het plan niet heeft geregeld wat hij beoogde te regelen, namelijk ook deelactiviteiten en parkeren te regelen op gronden waar geen aanduidingen voor zijn gegeven.

3.       Gelet op wat is overwogen in de tussenuitspraak, is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 4 juni 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan gegrond. Dat besluit dient, voor zover dat betrekking heeft op het perceel [locatie] in Sint-Anthonis, te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb.

Het herstelbesluit

4.       Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.

5.       In dat kader bespreekt de Afdeling het besluit van 21 oktober 2021 waarmee het bestemmingsplan "Buitengebied, Veegplan 6" gewijzigd is vastgesteld. Om aan de opdracht uit de tussenuitspraak te voldoen, heeft de raad de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - rondleidingen" aan het perceel [locatie] en de aanduiding "parkeren" aan een gedeelte van dat perceel toegekend. Ook zijn artikelen 14.1, onder h en i, artikel 14.4.5, onder d en artikel 14.4.6, onder c van de planregels gewijzigd. Verder is artikel 14.4.7 aan de planregels toegevoegd.

5.1.    Artikel 14.1 van de planregels is als volgt komen te luiden:

"De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen;

[…]

met daaraan ondergeschikt:

[…]

h. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - rondleidingen", recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van het geven van rondleidingen door de tuin en de aanwezige bebouwing die betrekking hebben op de tuin en tuinieren;

i. ter plaatse van de aanduiding "parkeren", uitsluitend parkeren ten dienste van het ter plekke van de aanduidingen "specifieke vorm van recreatie - recreatieve nevenactiviteiten", "specifieke vorm van recreatie - rondleidingen" en "terras" toegestane gebruik."

Artikel 14.4.5, aanhef en onder d, is als volgt komen te luiden:

"Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieve nevenactiviteiten" zijn de in lid 14.1 onder g sub 1 tot en met 3 genoemde ondergeschikte recreatieve nevenactiviteiten toegestaan, met dien verstande dat:

[…]

d. ter plaatse van de aanduiding "parkeren" in voldoende mate parkeergelegenheid ten behoeve van de rondleidingen, conform de parkeerkencijfers zoals opgenomen in de CROW-publicatie 381: "Toekomst bestendig parkeren - Van parkeerkencijfers naar parkeernormen" (december 2018), wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden."

Artikel 14.4.6, aanhef en onder c, is als volgt komen te luiden:

"Ter plaatse van de aanduiding "terras" is kleinschalige horeca in de vorm van een terras als bedoeld in lid 14.1, onder k, toegestaan met dien verstande dat:

[…]

c. ter plaatse van de aanduiding "parkeren" in voldoende mate parkeergelegenheid ten behoeve van de rondleidingen, conform de parkeerkencijfers zoals opgenomen in de CROW-publicatie 381: "Toekomst bestendig parkeren- Van parkeerkencijfers naar parkeernormen" (december 2018), wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden."

Artikel 14.4.7 luidt als volgt:

"Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - rondleidingen" zijn de in lid 14.1, onder h, genoemde ondergeschikte recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van het geven van rondleidingen toegestaan, met dien verstande dat:

a. de rondleidingen door de hoofdbewoner(s) van de woning worden gegeven;

b. ter plaatse van de aanduiding "parkeren" in voldoende mate parkeergelegenheid ten behoeve van de rondleidingen, conform de parkeerkencijfers zoals opgenomen in de CROW-publicatie 381: "Toekomst bestendig parkeren- Van parkeerkencijfers naar parkeernormen" (december 2018), wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden."

5.2.    Het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan heeft blijkens de publicatie daarvan met ingang van 9 november 2021 gedurende zes weken ter inzage gelegen. [appellant] is door de Afdeling in de gelegenheid gesteld op de wijziging te reageren, maar heeft geen zienswijze ingediend. Dit betekent dat hij geen beroepsgronden tegen het besluit van 21 oktober 2021 heeft aangevoerd.

Het beroep van rechtswege tegen het besluit van de raad van 21 oktober 2021 is daarom ongegrond.

Proceskosten

6.       De raad moet de proceskosten van [appellant] vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van 4 juni 2020 van de raad van de gemeente Sint Anthonis, thans Land van Cuijk, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, Veegplan 6" gegrond;

II.       vernietigt het besluit van 4 juni 2020 van de raad van de gemeente Sint Anthonis, thans Land van Cuijk, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, Veegplan 6", voor zover het betrekking heeft op het perceel [locatie] te Sint Anthonis;

III.      verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van 21 oktober 2021 van de raad van de gemeente Sint Anthonis, thans Land van Cuijk, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, Veegplan 6" ongegrond;

IV.     veroordeelt de raad van de gemeente Land van Cuijk tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.      gelast dat de raad van de gemeente Land van Cuijk aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2022