Uitspraak 202101862/3/R2


Volledige tekst

202101862/3/R2.
Datum uitspraak: 11 maart 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van:

1.       Coöperatie ABZ De Samenwerking U.A. (hierna: ABZ Diervoeding), gevestigd te Nijkerk,

2.       de raad van de gemeente Eindhoven,

verzoekers,

om opheffing (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de bij uitspraak van 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1575, getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen:

1.       [partij A], wonend te [woonplaats],

2.       [partij B], wonend te [woonplaats],

3.       [partij C], wonend te [woonplaats],

en

de raad van de gemeente Eindhoven

verweerder.

Procesverloop

Bij uitspraak van 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1575, heeft de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Eindhoven van 28 april 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "I Bedrijventerrein De Hurk-Croy 2017 (Hastelweg 159)" geschorst.

Bij besluit van 30 november 2021 heeft de raad het bestemmingsplan gewijzigd en opnieuw vastgesteld onder de naam "I Bedrijventerrein De Hurk-Croy 2017, Hastelweg 159 (reparatie)".

ABZ Diervoeding en de raad hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening geheel op te heffen.

[partij A], [partij B], [partij C] en [partij D] hebben schriftelijke uiteenzettingen gegeven.

De raad heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 februari 2022, waar ABZ Diervoeding, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. T.I.P. Jeltema, advocaat te Veldhoven, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.T. Bakker, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [partij A], [partij B], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en [partij C], als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Ingevolge artikel 8:87, eerste lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen.

3.       Het plan maakt een uitbreiding en vernieuwing van het bedrijf van ABZ Diervoeding aan de Hastelweg 159 in Eindhoven mogelijk. Bij uitspraak van 7 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van 28 april 2021 geschorst.

4.       Ten aanzien van de woonbootbewoners heeft de voorzieningenrechter in de uitspraak het volgende overwogen. "Voor de woonbootbewoners geldt dat de situatie ter plaatse van de woonboten niet is betrokken in het verrichte woon- en leefklimaatonderzoek. Dit terwijl ten tijde van het nemen van het besluit van 28 april 2021 nog geen nieuw besluit was genomen ter uitvoering van de uitspraak van de Afdeling van 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:621. Gelet op die uitspraak lag het, naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter, in de rede dat ook de situatie ter plaatse van de woonboten zou worden betrokken bij de verrichten onderzoeken."

5.       De voorzieningenrechter heeft verder in de uitspraak het volgende overwogen. "De voorzieningenrechter heeft daarnaast op voorhand twijfel of het standpunt van de raad, dat de gevolgen van het plan voor het woon- en leefklimaat van omwonenden uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn, kan worden gevolgd. De raad is, blijkens de plantoelichting en zoals ook ter zitting is bevestigd, bij het verrichte onderzoek, dat ten grondslag is gelegd aan het besluit van 28 april 2021, ervan uitgegaan dat het bestemmingsplan de vestiging van een bedrijf in categorie 4.1 mogelijk maakt. Het plan maakt echter voor een deel van de gronden de vestiging van een bedrijf in categorie 4.2 mogelijk, omdat aan die gronden de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein 1-2" is toegekend en ingevolge artikel 3.1, onder c, van de planregels, deze gronden tevens bestemd zijn voor een veevoederfabriek behorend tot categorie 4.2. Volgens de bij het bestemmingsplan behorende lijst van bedrijfsactiviteiten heeft een veevoederfabriek voor mengvoeder in categorie 4.1 een productiecapaciteit van maximaal 100 ton per uur, terwijl een veevoederfabriek voor mengvoeder in categorie 4.2 een productiecapaciteit heeft van meer dan 100 ton per uur. Gelet hierop is bij de verrichte onderzoeken niet uitgegaan van de maximale mogelijkheden van het plan."

6.       ABZ Diervoeding en de raad hebben verzocht om opheffing van de schorsing en hebben daarbij gesteld dat de bij voormelde uitspraak geconstateerde gebreken zijn hersteld in het bij besluit van 30 november 2021 gewijzigde en opnieuw vastgestelde bestemmingsplan "I Bedrijventerrein De Hurk-Croy 2017, Hastelweg 159 (reparatie)".

7.       ABZ Diervoeding en de raad wijzen erop dat het reparatieplan op de gronden van de veevoederfabriek niet langer voorziet in categorie 4.2-bedrijvigheid. ABZ Diervoeding en de raad betogen verder dat in het onderzoeksrapport van Kragten van 16 december 2020, dat is opgesteld ten behoeve van het bij besluit van 22 juni 2021 vastgestelde bestemmingsplan "II Bedrijventerrein De Hurk-Croy (reparatie)", aandacht is besteed aan het woon- en leefklimaat van de woonbootbewoners. Daarnaast stelt de raad dat Bureau Blaauw in haar geuronderzoek van 17 december 2018 en haar luchtkwaliteitsonderzoek van 23 oktober 2019, die beide als bijlage zijn toegevoegd aan de plantoelichting, uitgebreid is ingegaan op de effecten die de uitbreiding van het bedrijf van ABZ Diervoeding met zich brengt in relatie tot de woonboten. Zo is het gebied van de woonboten ook opgenomen in de toetsingslocaties, aldus de raad.

7.1.    De voorzieningenrechter stelt vast dat in het bij het besluit van 30 november 2021 vastgestelde reparatieplan weliswaar de vestiging van een bedrijf in categorie 4.2 geheel is uitgesloten op de gronden aan de Hastelweg 159, maar dat aan dit reparatieplan nog altijd geen onderzoek ten grondslag ligt naar de mogelijke milieugevolgen van de thans toegestane categorie 4.1-bedrijvigheid voor de woonbootbewoners. Dit verdraagt zich niet met de uitspraak waarvan de opheffing wordt verzocht en waarin de voorzieningenrechter heeft overwogen dat het in de rede lag ook de situatie ter plaatse van de woonboten te betrekken bij de te verrichten onderzoeken. De onderzoeken van Bureau Blaauw waarnaar de raad in dit verband verwijst lagen immers ook al ten grondslag aan het door de voorzieningenrechter geschorste bestemmingsplan "I Bedrijventerrein De Hurk-Croy 2017 (Hastelweg 159)". Anders dan de raad stelt, is Bureau Blaauw noch in haar geuronderzoek, noch in haar luchtkwaliteitsonderzoek ingegaan op de effecten die de uitbreiding van de veevoederfabriek op het perceel aan de Hastelweg 159 met zich zal brengen voor de woonbootbewoners. In deze rapporten wordt geen aandacht besteed aan de Waldeck Pyrmontstraat, waar de woonboten zijn gelegen. Daarnaast is uit figuur 3.1 van het luchtkwaliteitsonderzoek en figuur 5.1 van het geuronderzoek af te leiden dat er voor die onderzoeken geen toetsingslocaties in het gebied van de woonboten zijn opgenomen, anders dan door de raad is gesteld. Met de verwijzing door de raad en ABZ Diervoeding naar het onderzoeksrapport van Kragten van 16 december 2020 dat voor het bestemmingsplan ("II Bedrijventerrein De Hurk-Croy (reparatie)") is opgesteld, staat evenmin buiten twijfel dat het door de voorzieningenrechter eerder geconstateerde gebrek in de uitspraak van 7 juli 2021 daadwerkelijk is gerepareerd. Ook in dit rapport is er niet specifiek op ingegaan wat de milieugevolgen zijn van de door de initiatiefnemer gewenste uitbreiding van het veevoederbedrijf ter plaatse van de woonboten. Het rapport bevat onder meer een lijst met per bedrijf de indicatieve richtafstanden tot de woonboten, zoals aanbevolen in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uit 2009. De situatie ter plaatse van de woonboten is daarmee immers nog niet betrokken bij de verrichte geur-, geluid- en luchtkwaliteitsonderzoeken die aan het reparatieplan van 30 november 2021 ten grondslag zijn gelegd. Gelet op deze omstandigheden is de voorzieningenrechter er niet van overtuigd dat de situatie ter plaatse van de woonboten (voldoende) is betrokken bij de verrichte onderzoeken die aan het reparatieplan van 30 november 2021 ten grondslag liggen. Dit betekent dat het door de voorzieningenrechter in de uitspraak van 7 juli 2021 op dit punt geconstateerde gebrek met de vaststelling van het reparatieplan niet is hersteld.

De voorzieningenrechter ziet gelet op wat hiervoor is overwogen dan ook geen aanleiding om de bij uitspraak van 7 juli 2021 door de voorzieningenrechter uitgesproken schorsing, die zich ook uitstrekt over het besluit van 30 november 2021, op te heffen.

7.2.    Zoals de voorzieningenrechter bij de uitspraak van 7 juli 2021 al heeft overwogen, zal de Afdeling bevorderen dat de beroepen tegen het besluit van 28 april 2021 en tegen het inmiddels hangende deze procedure genomen besluit van 30 november 2021 op een zo kort mogelijke termijn ter zitting zullen worden behandeld tezamen met de tegen het besluit van 22 juni 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "II Bedrijventerrein De Hurk-Croy (reparatie)" ingestelde beroepen.

8.       De voorzieningenrechter zal de verzoeken om opheffing daarom dan ook afwijzen.

9.       De raad moet de proceskosten van [partij A], bestaande uit reis- en verletkosten, vergoeden, zoals in de beslissing zal worden vermeld. Met betrekking tot de reiskosten van [partij A] gaat de voorzieningenrechter uit van een tarief waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        wijst de verzoeken af;

II.       veroordeelt de raad van de gemeente Eindhoven tot vergoeding van bij [partij A] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 208,78.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.W.L. van der Heijden, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2022

884