Uitspraak 202102531/1/A3


Volledige tekst

202102531/1/A3.
Datum uitspraak: 9 maart 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Rotterdam,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 april 2021 in zaak nr. 20/1874 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2019 heeft het college het B/C evenementenoverzicht 2020 vastgesteld.

Bij besluit van 1 april 2020 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 9 april 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 19 januari 2022. Het college, vertegenwoordigd door mr. E. van Lunteren, heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Op 19 november 2019 heeft het college het zogenoemde B/C evenementenoverzicht 2020 vastgesteld voor Rotterdam. Het college stelt dit overzicht jaarlijks vast om gemiddeld en hoog risico-evenementen goed te verspreiden over de stad. Pas als een evenement op dit overzicht wordt geplaatst, kan een aanvraag van een evenementenvergunning in behandeling worden genomen.

In het evenementenoverzicht is opgenomen dat het evenement Parkzicht outdoor 2020 zou plaatsvinden op 18 juli 2020 in Park de Twee Heuvels. [appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 19 november 2019 omdat het evenement Parkzicht outdoor 2020 volgens hem niet voldeed aan de daarvoor geldende criteria, te weten publieksbereik, aansluiting bij de stad, kwaliteit, deugdelijkheid van het plan/trackrecord van de organisator, locatieprofiel en praktische uitvoerbaarheid.

Het college heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat [appellant] geen belanghebbende zou zijn bij dit besluit. Daarbij heeft het college overwogen dat een plaatsing op het evenementenoverzicht geen recht geeft op een vergunning voor het geplaatste evenement. [appellant] is geen organisator van een te houden evenement wiens evenement niet op het evenementenoverzicht is geplaatst. Als in de toekomst een vergunning wordt verleend voor een evenement dan staan daartegen rechtsmiddelen open voor omwonenden. Maar dat maakt niet dat een omwonende belanghebbende is bij het besluit van 19 november 2019.

De rechtbank heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard omdat [appellant] als omwonende geen actueel en rechtstreeks belang heeft bij de vaststelling van het B/C evenementenoverzicht. Voor de aanvraag van een evenementenvergunning is een aparte procedure. Ten tijde van het vaststellen van het evenementenoverzicht was niet zeker of een vergunning zou worden verleend.

Beoordeling van het hoger beroep

2.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat hij geen belanghebbende is. Volgens hem dient hij als omwonende van het park aangemerkt te worden omdat hij op vijf minuten loopafstand woont van Park de Twee Heuvels. Daarom hoeft niet nagegaan te worden of hij een rechtstreeks, eigen, persoonlijk, objectief bepaalbaar en actueel belang heeft. Verder is het volgens hem onmogelijk om bezwaar te maken tegen de verlening van een evenementenvergunning indien de organisator van het evenement voldoet aan de voorwaarden.

Inhoudelijk voert [appellant] aan dat het evenement niet voldoet aan de criteria daarvoor, zoals publieksbereik en locatieprofiel. Het evenement zal volgens hem de leefbaarheid in de omgeving van het park onaanvaardbaar aantasten. De flora en fauna komen in het geding. Een evenement in het park is bovendien in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, aldus [appellant].

Wettelijk kader

3.       Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Een vrees voor toekomstige, onzekere ontwikkelingen is onvoldoende om belanghebbende te kunnen zijn.

Belanghebbende

4.       Vast staat dat de vaststelling van het B/C evenementenoverzicht 2020 een besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb (zie de uitspraak van de Afdeling van 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3822, overweging 3.2). Zoals hiervoor overwogen, worden alleen zij aangemerkt als belanghebbende die een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang hebben dat rechtstreeks betrokken is bij het besluit. Niet elke omwonende is zonder meer een belanghebbende. Het betoog van [appellant] dat bij hem als omwonende niet nagegaan hoeft te worden of hij voldoet aan die criteria, gaat dus niet op. Daarbij laat de Afdeling overigens in het midden of [appellant] als omwonende kan worden aangemerkt.

Ingevolge artikel 2:25, tweede lid, van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 stelt de burgemeester een vergunningaanvraag buiten behandeling indien het B- of C-evenement waarvoor de vergunning wordt aangevraagd niet is opgenomen op het evenementenoverzicht dat is vastgesteld voor het jaar waarin het evenement, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, zal plaatsvinden. Het gevolg van het besluit van 19 november 2019 is dat de burgemeester een aanvraag om verlening van een evenementenvergunning voor Parkzicht outdoor 2020 in behandeling kon nemen. Dat de aanvraag in behandeling kan worden genomen, heeft geen rechtstreekse feitelijke gevolgen voor [appellant]. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat geen sprake is van een actueel en rechtstreeks belang van [appellant]. Ten tijde van het vaststellen van het evenementenoverzicht was niet zeker of de vergunning voor het evenement Parkzicht outdoor 2020 zou worden verleend. [appellant] is dus geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Tegen een besluit tot verlening van een evenementenvergunning voor het evenement Parkzicht outdoor 2020 kon [appellant] bezwaar maken, indien hij daarbij belanghebbende was. De vraag of [appellant] aangemerkt kon worden als belanghebbende bij een besluit tot verlening van een evenementenvergunning is in deze procedure niet aan de orde.

De Afdeling komt aan bespreking van de inhoudelijke hogerberoepsgronden niet toe.

5.       Het betoog slaagt niet.

Conclusie

6.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

w.g. Klein
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2022

176-990