Uitspraak 202102090/1/R1


Volledige tekst

202102090/1/R1.
Datum uitspraak: 9 maart 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Zaandam, gemeente Zaanstad,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 11 maart 2021 in zaak nr. 19/3942 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad.

Procesverloop

Bij besluit van 22 februari 2019 heeft het college met toepassing van artikel 2.2, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een uitweg op de locatie aan het [locatie 1] aan de achterzijde van [locatie 2] te Zaandam.

Bij besluit van 29 juli 2019 heeft het college het bezwaar van [appellant] tegen het besluit van 22 februari 2019 ongegrond verklaard.

Bij de uitspraak van 11 maart 2021 heeft de rechtbank het beroep van [appellant] tegen het besluit van 29 juli 2019 niet-ontvankelijk verklaard.

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

Het college en [partij A] en [partij B] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft het beroep ter zitting behandeld op 2 februari 2022, waar [appellant], vergezeld van [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. C.J. Loggen-ten Hoopen, advocaat te Hoofddorp, en, via een videoverbinding, S. Slot, zijn verschenen. Voorts is [partij A] gehoord.

Overwegingen

1.       In de uitspraak van 11 maart 2021 heeft de rechtbank het beroep van [appellant] tegen het besluit van het college van 29 juli 2019 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de op 22 februari 2019 verleende uitritvergunning bij besluit van 29 september 2020 door het college is ingetrokken. Daardoor heeft [appellant] volgens de rechtbank geen belang meer bij een uitspraak. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat [appellant] geen procesbelang heeft bij een verdere beoordeling van het besluit van 29 juli 2019.

2.       [appellant] voert in hoger beroep aan dat hij wel procesbelang heeft. Voor de dossiervorming is het van groot belang om te weten of de vergunning van 22 februari 2019 op de juiste gronden is verleend, zo stelt hij. Met een inhoudelijk oordeel van de Afdeling op zijn hoger beroep kan hij in overleg treden met het college, zoals [appellant] ter zitting heeft verduidelijkt. [appellant], die in de afgelopen periode veel procedures heeft gevoerd over kwesties die de gemeente Zaanstad betreffen, stelt dat die gemeente niet alleen hem maar alle omwonenden tegenwerkt. Zo verdwijnen er volgens hem belangrijke dossierstukken en houdt het college zich niet aan wettelijke beslistermijnen.

3.       Omdat de uitritvergunning is ingetrokken, hebben de besluiten van 22 februari 2019 en 29 juli 2020 voor [appellant] geen betekenis meer. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 10 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:249) hoeft de bestuursrechter een bij hem ingediend (hoger) beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan alleen te beoordelen als de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, hoeft de bestuursrechter geen uitspraak te doen alleen wegens de principiële betekenis daarvan. [appellant] heeft daarom geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De enkele omstandigheid dat het college volgens [appellant] hoogstwaarschijnlijk fouten heeft gemaakt bij de besluitvorming en dat hij daarom hecht aan een inhoudelijk oordeel, maakt niet dat hij toch belang heeft bij een oordeel van de rechter. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard bij gebrek aan procesbelang.

4.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van 11 maart 2021 moet worden bevestigd.

5.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

w.g. Sparreboom
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2022

195-209.