Uitspraak 201908901/4/R3


Volledige tekst

201908901/4/R3.
Datum uitspraak: 16 februari 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te Alphen aan den Rijn,

en

de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:710, (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken de gebreken in het besluit van 17 oktober 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Parkeren Archeon en ontsluitingsweg Burggooi" te herstellen en de Afdeling en de betrokken partijen de uitkomst mede te delen en een nieuw of gewijzigd besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad het plan "Parkeren Archeon en ontsluitingsweg Burggooi" bij besluit van 15 juli 2021 opnieuw en gewijzigd vastgesteld (hierna: het herstelbesluit).

[appellante] heeft een zienswijze over het herstelbesluit naar voren gebracht.

De raad heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 januari 2022, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. W. Koster en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door R.A. Noorhof en D. van der Hoorn, zijn verschenen. Verder is de raad vertegenwoordigd door S. Schoorlemmer, die via een videoverbinding aan de zitting heeft deelgenomen.

Overwegingen

Tussenuitspraak

1.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de raad bij vaststelling van het plan van het gebruikte verkeersmodel, het Regionaal verkeers- en milieumodel Midden-Holland (hierna: RVMH), heeft mogen uitgaan. Verder heeft de Afdeling overwogen dat het besluit tot vaststelling van het plan met betrekking tot de verkeersintensiteit niet berust op een deugdelijke motivering, omdat niet kan worden gecontroleerd of de juiste invoergegevens zijn gebruikt en of de door de raad genoemde verkeersintensiteiten juist zijn. De Afdeling is niet toegekomen aan een inhoudelijke bespreking van het betoog van [appellante] over de ongeschiktheid van de Renaissancelaan bij ontsluiting naar de Goudse Schouw als gevolg van een toename van het verkeer op de Renaissancelaan.

Verder heeft de Afdeling in de tussenuitspraak vastgesteld dat de geluidsbelasting vanwege de verkeersaantrekkende werking van de ontsluitingsweg voor de woningen aan de Renaissancelaan in het Akoestisch onderzoek entree Archeon v1.1 van de Omgevingsdienst Midden-Holland van 4 september 2019 niet is onderzocht. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. De raad heeft bij het verweerschrift alsnog de Aanvullende berekening bestemmingsplan entree Archeon van de Omgevingsdienst Midden-Holland van 9 januari 2020 (hierna: de aanvullende berekening) overgelegd, waarin de uitkomsten van een akoestisch onderzoek naar de gevolgen van de ontsluitingsweg voor de geluidsbelasting voor de woningen aan de Renaissancelaan zijn vermeld. Met het oog op finale geschilbeslechting heeft de Afdeling beoordeeld of het standpunt van de raad over de geluidbelasting bij de woning van [appellante] standhoudt. Omdat de aanvullende berekening is gebaseerd op de worst case verkeersintensiteit op de Renaissancelaan van 1.200 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etm) en de Afdeling heeft overwogen dat het besluit tot vaststelling van het plan met betrekking tot de verkeersintensiteit niet berust op een deugdelijke motivering, voorziet ook de aanvullende berekening in zoverre niet in een deugdelijke motivering.

2.       Gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen, is het beroep tegen het besluit van 17 oktober 2019 gegrond. Dit besluit moet wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden vernietigd.

Herstelbesluit

3.       De Afdeling heeft de raad in de tussenuitspraak opgedragen om de gebreken in het besluit van 17 oktober 2019 te herstellen.

4.       Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad het plan in het herstelbesluit opnieuw vastgesteld en de plantoelichting gewijzigd door paragraaf 1.4 (Tussenuitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State), paragraaf 3.4 (Effecten Renaissancelaan) en paragraaf 4.4 (Geluid aan de plantoelichting) toe te voegen. Verder heeft de raad de "Toelichting verkeersintensiteiten bij Bestemmingsplan Parkeren Archeon en verkeersontsluiting Burggooi" (hierna: Toelichting verkeersintensiteiten) als bijlage 2 bij paragraaf 3.4 van de plantoelichting en het "Akoestisch onderzoek entree Archeon Alphen aan den Rijn" van de Omgevingsdienst Midden-Holland van 31 mei 2021 (hierna: het Akoestisch onderzoek) als bijlage 6 bij paragraaf 4.4 van de plantoelichting gevoegd.

5.       Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt:

"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

6.       Het herstelbesluit is een besluit ter vervanging van het besluit van 17 oktober 2019 en maakt op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb deel uit van dit geding. Het beroep van [appellante] wordt dan ook geacht mede te zijn gericht tegen het herstelbesluit. Hierna zal de Afdeling aan de hand van de door [appellante] naar voren gebrachte zienswijze beoordelen of de raad met het gewijzigd vaststellen van het plan heeft voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak.

Verkeer

7.       [appellante] betoogt dat de raad had moeten afzien van de ontsluiting naar de Goudse Schouw, omdat deze ontsluiting tot meer verkeer op de Renaissancelaan leidt. De Renaissancelaan is daarvoor als erftoegangsweg niet geschikt. Volgens [appellante] zal de Renaissancelaan als gevolg van het plan als gebiedsontsluitingsweg worden gebruikt. In dit verband voert [appellante] aan dat de door de raad gehanteerde verkeersintensiteiten onjuist zijn. [appellante] acht het aannemelijk dat verkeer van het industrieterrein gebruik zal maken van de Renaissancelaan. Dit geldt volgens haar ook voor bezoekers, leveranciers en werknemers van het Archeon en de buitenschoolse opvang. Daarnaast meent [appellante] dat de huidige verkeerssituatie niet representatief is als gevolg van de corona-maatregelen. [appellante] wijst erop dat navigatiesystemen de alternatieve route langs de wijk Burggooi voorstellen als kortere en snellere route naar de N11 en Archeon. Tot slot voert [appellante] aan dat het gevolg van de verkeersaantrekkende werking van het plan op het goede woon- en leefklimaat niet duidelijk is.

7.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet zal leiden tot verkeersonveilige situaties. De raad stelt daartoe dat de inrichting van de Renaissancelaan niet wijzigt in de nieuwe situatie en dat de Renaissancelaan een erftoegangsweg blijft waar een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Volgens de raad ontmoedigt de huidige inrichting van de Renaissancelaan als erftoegangsweg doorgaand verkeer en sluipverkeer. Ook stelt de raad dat de huidige inrichting van de Renaissancelaan voldoet bij de berekende verkeersbewegingen van ongeveer 800 motorvoertuigen per werkdagetmaal (hierna: mvt/werkdagetm) ter hoogte van de Renaissancelaan. Verder stelt de raad dat de Renaissancelaan geen aantrekkelijk alternatief vormt voor doorsnee vertragingen op de N11 en dat de grootste navigatie-app de Renaissancelaan niet aangeeft als route.

7.2.    In de plantoelichting zijn de gevolgen van het plan voor de verkeerssituatie beschreven. In paragraaf 3.4 van de plantoelichting staat dat ter plaatse van de bestaande Renaissancelaan een maximumsnelheid van 30 km/u geldt. Op basis van de richtlijnen van het CROW wordt voor een 30 km/uur weg een maximale verkeersintensiteit van 5.000 mvt/etm aanbevolen. Gelet echter op de inrichting van de weg, te weten met een smal profiel van 4,5 m breed met langsparkeervakken en drempels, heeft de raad voor een goede verkeersafwikkeling op de Renaissancelaan een lagere bovengrens van een maximale verkeersintensiteit van 2.000 mvt/etm bepaald. De Afdeling acht dit niet onredelijk.

Omdat de wijk Burggooi ten tijde van het herstelbesluit was afgerond, heeft de raad aan de hand van het Regionale Verkeers- en milieumodel Midden-Holland versie 3.2 (hierna: RVMH 3.2) de verkeersintensiteiten op basis van het werkelijke aantal gerealiseerde woningen berekend. In de Toelichting verkeersintensiteiten staat dat uit de berekeningen volgt dat voor de Renaissancelaan ter hoogte van nummer 48 tot en met 56 een aantal van ongeveer 800 mvt/werkdagetm geldt. De raad heeft de basisgegevens overgelegd die zijn gebruikt om tot de gehanteerde verkeersintensiteit te komen, waaronder het aantal rijstroken, de wettelijke snelheden en woningen en arbeidsplaatsen. Voor zover [appellante] stelt dat de gebruikte verkeersintensiteit niet representatief is als gevolg van de corona-maatregelen, kan zij daarin niet worden gevolgd. Het onderzoek is gebaseerd op berekeningen, waarbij gebruik is gemaakt van de CROW-richtlijnen. In wat [appellante] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de berekende verkeersintensiteit. Omdat de berekende verkeersintensiteit van 800 mvt/werkdagetm ruim onder de maximale verkeersintensiteit van 2.000 mvt/etm blijft, volgt de Afdeling de raad in zijn standpunt dat het plan niet zal leiden tot verkeersonveilige situaties. De omstandigheid dat bij die berekende verkeersintensiteit geen rekening zou zijn gehouden met verkeer van en naar de buitenschoolse opvang bij het Archeon en van en naar de personeelsingang aan de Renaissancelaan, leidt niet tot een ander oordeel. Ter zitting heeft de raad desgevraagd toegelicht, onder verwijzing naar de beantwoording van Archeon in het nadere stuk van de raad, dat de buitenschoolse opvang en de personeelsingang van Archeon amper tot geen verkeersbewegingen met zich brengen. De buitenschoolse opvang ligt midden in een woonwijk en de kinderen komen doorgaans met de fiets of lopend van school. Het is volgens de raad niet aannemelijk dat de kinderen veelal worden opgehaald met de auto. Voor het personeel is het niet toegestaan om bij de personeelsingang te parkeren. Ook is daar weinig ruimte voor. Verder komen de leveranciers volgens de raad uit de richting van Leidse Schouw en maken bezoekers van Archeon geen gebruik van een andere ingang. Dit bestemmingsverkeer - voor zover aanwezig - zal dan ook geen verkeeroverlast veroorzaken, aldus de raad. De Afdeling ziet in wat [appellante] hierover naar voren heeft gebracht geen aanleiding om aan deze door de raad gegeven toelichting te twijfelen. Gelet op de maximale verkeersintensiteit van de Renaissancelaan van 2.000 mvt/etm komt het standpunt van de raad de Afdeling niet onjuist voor.

Verder ziet de Afdeling in wat [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er voor [appellante] wat betreft het aspect verkeer een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd.

Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Het betoog slaagt niet.

Geluid

8.       [appellante] betoogt dat de raad had moeten afzien van de ontsluiting naar de Goudse Schouw, omdat de ontsluiting leidt tot geluidsoverlast. In dit verband voert [appellante] aan dat het akoestisch onderzoek is gebaseerd op onjuiste verkeersintensiteiten, waardoor de conclusies uit het akoestisch onderzoek niet kloppen. Volgens [appellante] zal de geluidsbelasting op de gevel van haar woning in werkelijkheid aanzienlijk hoger liggen. Dit geldt ook voor andere onderzoeken die zijn gebaseerd op het aantal verkeersbewegingen zoals de onderzoeken naar verkeersveiligheid en luchtkwaliteit.

8.1.    De raad stelt dat het akoestisch onderzoek is gebaseerd op de juiste verkeersintensiteiten, waardoor er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van het akoestisch onderzoek.

8.2.    De Afdeling stelt vast dat het betoog van [appellante] over het akoestisch onderzoek samenhangt met haar betoog dat de raad zich op onjuiste verkeersintensiteiten heeft gebaseerd. Omdat de Afdeling hiervoor onder 7.2 al heeft overwogen dat de raad in het herstelbesluit heeft mogen uitgaan van een verkeersintensiteit op de Renaissancelaan van 800 mvt/werkdagetm, ziet de Afdeling evenmin aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad deze gegevens niet aan het Akoestisch onderzoek ten grondslag heeft mogen leggen.

In het Akoestisch onderzoek is de voorkeursgrenswaarde op de gevels van geluidsgevoelige bestemmingen van 48 dB (op grond van artikel 82, eerste lid, van de Wet geluidhinder) als toetsingskader gebruikt. Voor de intensiteit op de Renaissancelaan ter hoogte van de woning van [appellante] is uitgegaan van de berekende verkeersintensiteit van 752 motorvoertuigen per weekdagetmaal (hierna: mvt/weekdagetm). De gehanteerde verkeersgegevens zijn gebaseerd op het RVMH 3.2. In het Akoestisch onderzoek staat dat uit de berekening blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de Renaissancelaan maximaal 47 dB aan de gevels van de woningen langs deze weg, waaronder de woning van [appellante], bedraagt. Uitgaande van de berekende verkeersintensiteit betekent dit dat de gehanteerde voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden en sprake is van een aanvaardbare geluidsbelasting, ook op de Renaissancelaan. Ook is onderzocht bij welke intensiteit de geluidsbelasting 48 dB bedraagt. In het Akoestisch onderzoek staat dat bij een intensiteit van 1100 mvt/weekdagetm ter hoogte van de woningen nog wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In wat [appellante] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad zich niet op basis van het Akoestisch onderzoek op het standpunt heeft mogen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

9.       Het beroep tegen het besluit van 15 juli 2021 is ongegrond.

Proceskosten

10.     Omdat het beroep van [appellante] tegen het besluit van 17 oktober 2019 gegrond is, moet de raad de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van Alphen aan den Rijn van 17 oktober 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Parkeren Archeon en ontsluitingsweg Burggooi" gegrond;

II.       vernietigt het besluit van 17 oktober 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Parkeren Archeon en ontsluitingsweg Burggooi";

III.      verklaart het beroep tegen het besluit van 15 juli 2021 waarbij het bestemmingsplan "Parkeren Archeon en ontsluitingsweg Burggooi" opnieuw en gewijzigd is vastgesteld, ongegrond.

IV.      veroordeelt de raad van Alphen aan den Rijn tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.656,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.       gelast dat de raad van Alphen aan den Rijn aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 voor de behandeling van het beroep vergoedt;

Aldus vastgesteld door mr. J. Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2022

270-964