Uitspraak 202101930/2/R4


Volledige tekst

202101930/2/R4.
Datum uitspraak: 2 februari 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Wadenoijen, gemeente Tiel,

verzoeker,

en

de raad van de gemeente Tiel,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 januari 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied - Streeckerij De Betuwe" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 januari 2022, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. S. Oord, en de raad, vertegenwoordigd door G.J.K. Leemreize, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Betuwe Kers B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Met het bestemmingsplan "Buitengebied - Streeckerij De Betuwe" wordt de realisatie van attractiepark in de vorm van een (dag-)recreatieve voorziening rond het thema streekproducten van de Betuwe mogelijk gemaakt. Er zullen diverse educatieve activiteiten, vermaak en speelfaciliteiten rondom de thema’s 'fruit' en ‘de Betuwe’ worden gerealiseerd. Daarnaast zijn enkele horeca- en retailvoorzieningen gepland, ondersteunend aan de recreatieve functie van het park, en is in het plangebied de realisatie van parkeerplaatsen voorzien.

Voor het bouwen van een bedrijfshal is bij besluit van 30 november 2021 een omgevingsvergunning verleend. Met het verzoek om voorlopige voorziening is beoogd te voorkomen dat het bestemmingsplan "Buitengebied - Streeckerij De Betuwe" in werking blijft hangende het bezwaar dat door [verzoeker] is gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning. Zodat bij de beoordeling van het bezwaar getoetst dient te worden aan het voorheen geldende bestemmingsplan.

3.       De voorzieningenrechter is van oordeel dat [verzoeker] een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek omdat een omgevingsvergunning is verleend aan Betuwe Kers B.V. voor het realiseren van een bedrijfshal en zij te kennen heeft gegeven van start te willen gaan met het project. De voorzieningenrechter zal het verzoek dus inhoudelijk beoordelen.

Beoordeling van het verzoek

4.       [verzoeker] betoogt dat in het kader van de vraag of een milieueffectrapportage (hierna: MER) had moeten worden opgesteld voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan ten onrechte geen rekening is gehouden met de bezoekers van de kersenstal op het naastgelegen perceel. Als de bezoekers van deze kersenstal worden opgeteld bij het aantal bezoekers dat het attractiepark bezoekt wordt de drempelwaarde volgens [verzoeker] wel gehaald. [verzoeker] wijst er in dit kader op dat de eigenaar van de kersenstal, Betuwe Kers B.V., ook de ontwikkelaar is van het in het plan voorziene attractiepark.

4.1.    Betuwe Kers B.V. en de raad hebben nader toegelicht ter zitting van de voorzieningenrechter dat het gebruikelijk is in de Betuwe dat kersenkwekers in de oogstmaanden tijdelijk verkoopstallen realiseren in de vorm van tenten dan wel houten gebouwen. Betuwe Kers B.V. heeft in dit verband nader toegelicht dat zij de kersenstal ongeveer 14 jaar geleden heeft overgenomen en dat deze stal daarvoor reeds ongeveer 16 jaar in gebruik was voor de verkoop van kersen.

4.2.    De voorzieningenrechter ziet in afwachting van de behandeling van de bodemprocedure geen grond voor het oordeel dat aannemelijk is gemaakt dat zodanige samenhang bestaat tussen de in het plan voorziene activiteiten en de naastgelegen kersenstal, dat voor de toepassing van de mer-regelgeving sprake is van één activiteit die het aantal bezoekers van 250.000 personen per jaar zal overstijgen. Daarbij is van belang dat de kersenstal niet is opgenomen in het bestemmingsplan, dat het tijdelijk verkopen van kersen tijdens de oogstperiode van acht weken in de kersenstal een reeds lang bestaande activiteit betreft op een van het in het bestemmingsplan voorziene attractiepark te onderscheiden eigen perceel met een andere, te weten agrarische bestemming, dat sprake is van aparte parkeerplaatsen voor het attractiepark en de kersenstal en dat de activiteiten aparte ontsluitingsroutes hebben richting de snelweg. Verder ziet de voorzieningenrechter in hetgeen [verzoeker] heeft gesteld onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat het aantal bezoekers van het voorziene attractiepark van 225.000 per jaar, waarvan Betuwe Kers B.V. en de raad uitgaan, niet representatief is te achten. Zo is bijvoorbeeld nader toegelicht door Betuwe Kers B.V. dat dit bezoekersaantal expliciet aan de hoge kant is ingeschat en dat niet wordt verwacht dat dit aantal vanzelfsprekend zal worden gehaald. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen grond voor het oordeel dat het besluit van de raad in dit opzicht niet in stand zal kunnen blijven.

5.       [verzoeker] betoogt verder dat onvoldoende is onderbouwd waarom in afwijking van het verkeerskundig advies van Goudappel Coffeng niet is voorzien in functionele beperkingen dan wel een monitoringssystematiek van de verkeersbewegingen van en naar het attractiepark.

5.1.    De raad heeft nader toegelicht in het verweerschrift dat het al dan niet opnemen van een functionele beperking of monitoringssystematiek van verkeersbewegingen afhangt van de vraag of een planologische noodzaak daartoe bestaat. Volgens de raad bestaat die planologische noodzaak in dit geval niet, gelet op de te verwachten geringe effecten op de omgeving. Verder is, nog daargelaten de noodzaak daarvan, ter zitting door de raad nader toegelicht dat het opnemen van een functionele beperking van het aantal verkeersbewegingen lastig is mede omdat de afwikkeling van verkeersbewegingen snel gaat vanwege de op- en afrit van de snelweg die dichtbij het perceel is gelegen.

5.2.    De vraag of een functionele beperking dan wel monitoringssysteem had moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan dient nader te worden onderzocht in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter ziet bij afweging van de in het geding zijnde belangen geen reden om op dit punt een voorlopige voorziening te treffen. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat in de toekomst los van het bestemmingsplan, indien dat nodig zou zijn, alsnog verkeersmaatregelen kunnen worden getroffen ter regulering van verkeersbewegingen. Daarnaast kan in de bodemprocedure alsnog een voorschrift ter monitoring dan wel functionele beperking van de verkeersbewegingen worden opgenomen indien de Afdeling in de bodemprocedure tot de conclusie zou komen dat dit vereist zou zijn.

Conclusie

6.       Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.

7.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2022

700