Uitspraak 202107033/2/R1


Volledige tekst

202107033/2/R1.
Datum uitspraak: 2 februari 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Varik, gemeente West Betuwe, en anderen

verzoekers,

en

het college van gedeputeerde staten van Gelderland,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 14 juli 2021 heeft het college het door het algemeen bestuur van het waterschap Rivierenland op 23 april 2021 vastgestelde projectplan "Dijkversterking Tiel-Waardenburg" goedgekeurd. Bij besluit van 12 oktober 2021 heeft het college ook het door het algemeen bestuur op 24 september 2021 gewijzigde projectplan goedgekeurd (hierna samen en in enkelvoud: het goedkeuringsbesluit).

Tegen het goedkeuringsbesluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 januari 2022, waar [verzoeker], [twee andere verzoekers], en het college, vertegenwoordigd door mr. E.C.M. Schippers, advocaat te Den Haag, vergezeld door mr. J.A.E. Ross, zijn verschenen. Verder is het algemeen bestuur, vertegenwoordigd door mr. E.C.M. Schippers, vergezeld door ir. W.A. de Haan, ing. W.E. Wouda van der Giessen en ing. H.H. Jager, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       De dijk tussen Tiel en Waardenburg beschermt het achterland tegen overstromingen vanaf de rivier de Waal. De dijk voldoet niet aan de wettelijke veiligheidsnormen voor een waterkering. Om de dijk te versterken zijn het projectplan en het gewijzigde projectplan vastgesteld. Op het bestreden goedkeuringsbesluit is de Crisis- en herstelwet van toepassing.

3.       Het is de bedoeling om in april 2023 met de aanlegwerkzaamheden te starten. Voordien zullen voorbereidende werkzaamheden worden uitgevoerd. Daartoe behoren het slopen van woningen en het kappen van bomen. [verzoeker] en anderen verzoeken een voorlopige voorziening te treffen om te voorkomen dat deze voorbereidende werkzaamheden worden uitgevoerd voordat op hun beroep is beslist.

Ontvankelijkheid van het beroep

4.       [verzoeker] heeft het beroepschrift ondertekend als contactpersoon van het Bewonersinitiatief De Ideale Rivierdijk, mede namens 68 personen die in het beroepschrift genoemd zijn. In het beroepschrift is verder vermeld dat het beroep mede ondersteund wordt door Stichting tot behoud van het  Waallandschap. Bij brief van 7 december 2021 heeft de Afdeling [verzoeker] erop gewezen dat machtigingen van degenen die hij vertegenwoordigt ontbreken. Hij is in de gelegenheid gesteld om de machtigingen alsnog toe te sturen. Binnen de daarvoor gestelde termijn heeft de Afdeling vijf machtigingen ontvangen. Vier machtigingen zijn van personen die in het beroepschrift zijn genoemd. Dit zijn inwoners van Varik en Heesselt. De vijfde machtiging is van Stichting tot behoud van het Waallandschap, maar in een brief van 10 januari 2022 heeft [verzoeker] gesteld dat het niet de intentie van de stichting is om partij in het geding te worden. Op de zitting heeft hij dit bevestigd. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat het beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard, voor zover dat mede is ingesteld namens anderen dan de vier personen van wie een machtiging is overgelegd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt om die reden afgewezen voor zover het mede namens die anderen is gedaan.

Spoedeisend belang

5.       De voorzieningenrechter is van oordeel dat de voor het treffen van een voorlopige voorziening vereiste spoed zich voordoet. De sloop van de woningen is volgens de planning van het algemeen bestuur in het derde en vierde kwartaal van 2022 voorzien en met de kap van bomen ten behoeve van de aanleg van het natuurgebied in de Heesseltsche uiterwaarden zal half februari 2022 worden gestart.

Beoordeling van het verzoek

6.       [verzoeker] en anderen betogen dat het algemeen bestuur het door hen aangedragen alternatief, dat zij ‘De Ideale Rivierdijk’ noemen, onvoldoende bij zijn afweging heeft betrokken. Dat alternatief gaat uit van aaneengesloten ruimtebesparende damwanden langs het hele traject. Daarmee wordt het landschap volgens hen minimaal aangetast. Zij stellen dat aaneengesloten damwanden ook meer veiligheid bieden dan het gekozen mozaïek met overgangen tussen harde en zachte dijken. Zij wijzen op de extra waterdruk waarmee de zachte gronddijken bij hoog water te maken kunnen krijgen, waardoor deze mogelijk niet veilig genoeg zijn.

7.       De beoordeling van wat [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd, vereist nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet leent. Bij de behandeling van de zaak in de bodemprocedure zal de Afdeling hierover een  oordeel geven. De voorzieningenrechter zal nagaan of bij afweging van de betrokken belangen aanleiding bestaat om in afwachting van dit oordeel een voorlopige voorziening te treffen.

8.       Het college en het algemeen bestuur hebben op de zitting toegelicht dat uitstel van de voorbereidende werkzaamheden betekent dat het project 1 tot 2 jaar vertraging oploopt. Bewoners en bedrijven hebben dan langer te maken met een onveilige dijk en de vertraging gaat bovendien gepaard met hogere kosten. Over het kappen van bomen hebben zij gesteld dat de kap van ongeveer 70 bomen die buitendijks in dijkvak 28 staan, de hoogste prioriteit heeft. De kap van die bomen is nodig voor de aanleg van het natuurgebied in de Heesseltsche uiterwaarden. De kap is voorzien in februari, zodat de poelen voor de kamsalamander op tijd gerealiseerd kunnen worden en zich kunnen ontwikkelen tot voortplantingswater voordat met de aanlegwerkzaamheden wordt begonnen. Voor het kappen van deze bomen is geen omgevingsvergunning nodig en de bomen worden gecompenseerd. Het college en het algemeen bestuur hebben verder gesteld dat de vijf te slopen woningen niet van verzoekers waren en al in eigendom van het waterschap zijn.

[verzoeker] en anderen hebben op de zitting laten weten dat het hen wat de bomen betreft nu alleen gaat om de 70 bomen in dijkvak 28 en niet om de andere bomen, die pas na het broedseizoen, vanaf augustus 2022, worden gekapt. Zij zijn tegen onnodige bomenkap en komen op voor het algemeen belang.

9.       In vergelijking met het hierboven weergegeven belang bij het volgens planning uitvoeren van de voorbereidende werkzaamheden, acht de voorzieningenrechter het belang van [verzoeker] en anderen bij behoud van de 70 bomen en vijf woningen onvoldoende om het treffen van een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. Daarbij is in aanmerking genomen dat het niet aannemelijk is dat [verzoeker] en de vier personen die hem hebben gemachtigd, vanuit hun woningen zicht op de bomen in dijkvak 28 hebben. De afstand van hun woningen tot de bomen is ongeveer 2 tot 3 km en zij hebben op de zitting niet weersproken dat zij de bomen vermoedelijk niet kunnen zien. Het kappen van de bomen heeft daarom geen invloed op hun woon- en leefomgeving. Wat de sloop van de woningen betreft is van belang dat zij geen eigenaar van de woningen zijn of waren. Bovendien is niet gebleken dat de sloop hun woonomgeving op een onaanvaardbare wijze beïnvloedt.

Conclusie

10.     Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

11.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2022

148