Uitspraak 202107431/2/R4


Volledige tekst

202107431/2/R4.
Datum uitspraak: 20 januari 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Maarn, gemeente Utrechtse Heuvelrug,

en

de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Recreatieterreinen Utrechtse Heuvelrug" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 6 januari 2022, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door mr. K. Vreeker, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het bestemmingsplan heeft betrekking op verschillende recreatieterreinen in de gemeente Utrechtse Heuvelrug, waaronder het recreatieterrein Noordwest Kanje. Het plan heeft onder meer als doel om duidelijkheid te bieden over permanente bewoning van recreatieverblijven en juridisch planologisch uitvoering te geven aan het handhavingsbeleid.

3.       [verzoeker] woont in een recreatiewoning op het recreatieterrein Noordwest Kanje. Hij heeft beroep ingesteld tegen het plan, onder meer omdat aan het perceel waarop hij woont geen woonbestemming, maar een recreatiebestemming is toegekend. Hij is bang dat hij als gevolg van het plan de recreatiewoning niet meer mag bewonen.

Spoedeisend belang

4.       Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

5.       Het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug heeft de Afdeling bij brief van 27 december 2021, ingekomen op 28 december 2021, te kennen gegeven dat, zolang de Afdeling nog geen uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure, hij niet handhavend zal optreden tegen het permanent bewonen van de recreatiewoning door [verzoeker].

6.       De voorzieningenrechter stelt vast dat, gelet op deze toezegging van het college, [verzoeker] in ieder geval totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure de recreatiewoning kan blijven bewonen. Met het verzoek van [verzoeker] is dan ook geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Daarom bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

Proceskosten en griffierecht

7.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden, omdat niet is gebleken van proceskosten die moeten worden vergoed. De voorzieningenrechter ziet in wat onder 5 is overwogen aanleiding de raad te gelasten het door [verzoeker] voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        wijst het verzoek af;

II.       gelast dat de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2022

418-971