Uitspraak 202001968/1/R2


Volledige tekst

202001968/1/R2.
Datum uitspraak: 19 januari 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],

2.       [appellant sub 2], wonend te Lierop, gemeente Someren,

appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Someren,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 februari 2020 heeft het college besloten het wijzigingsplan "[locatie 1]" niet vast te stellen.

Tegen dit besluit heeft [appellant sub 1] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1] en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 januari 2021, waar [appellant sub 1] en [partij], bijgestaan door mr. I.L. van Geel en mr. A.M. Plooij, advocaten te Deurne, en het college, vertegenwoordigd door N. Pullens en mr. A.A.M. Kuijken, zijn verschenen.

[appellant sub 1] en het college hebben na de zitting nadere stukken ingediend.

Bij besluit van 13 juli 2021 heeft het college alsnog het wijzigingsplan "[locatie 1]" vastgesteld.

[appellant sub 1] en het college zijn in de gelegenheid gesteld hierover een zienswijze naar voren te brengen. Zij hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en de Afdeling verzocht uitspraak te doen. Daarnaast is [appellant sub 2] in staat gesteld over het besluit van 13 juli 2021 een zienswijze naar voren te brengen. Hij heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. [appellant sub 2] is betrokken in de procedure wegens het indienen van een zienswijze over het ontwerpwijzigingsbesluit.

De Afdeling heeft daarop het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant sub 1] heeft het college verzocht om een wijzigingsplan vast te stellen door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 3.6.1. van het geldende bestemmingsplan "Laan ten Boomen ong. (naast [locatie 2])", om een bedrijfswoning op het perceel aan de [locatie 1] te Lierop in de gemeente Someren toe te staan. Op dit perceel exploiteert [appellant sub 1] een tuinbouwbedrijf.

Nader besluit

2.       Na de zitting van 13 januari 2021 heeft het college na overleg met [appellant sub 1] een nieuw besluit genomen. In dit besluit van 13 juli 2021 heeft het college het wijzigingsplan alsnog vastgesteld. In de planregels van het besluit staat dat een bedrijfswoning binnen het plangebied is toegestaan. Tegen dit nieuwe besluit is niet los van deze al lopende procedure beroep ingesteld.

Het beroep van [appellant sub 1]

3.       De Afdeling overweegt dat [appellant sub 1] geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het besluit van 13 juli 2021, nu met dit besluit volledig tegemoet is gekomen aan zijn beroep. Hierdoor is geen beroep van rechtswege als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb ontstaan waarop nog moet worden beslist.

Omdat bij het besluit van 13 juli 2021 het wijzigingsplan is vastgesteld, is de eerdere weigering om dat plan vast te stellen niet meer van belang. [appellant sub 1] heeft dan ook geen procesbelang meer bij een beoordeling van het beroep tegen het besluit van 11 februari 2020, zodat de Afdeling dit beroep niet inhoudelijk zal behandelen.

Het beroep is niet-ontvankelijk.

Het beroep van [appellant sub 2]

4.       [appellant sub 2] wordt geacht beroep te hebben ingesteld tegen het nieuwe besluit, omdat hij over het oorspronkelijke besluit een zienswijze heeft ingediend en die zienswijze, kortgezegd, ertoe strekte dat er geen bedrijfswoning mogelijk gemaakt zou worden. Hij heeft naar aanleiding van het besluit van 13 juli 2021 geen zienswijze naar voren gebracht. Dit betekent dat hij geen beroepsgronden over dit besluit heeft aangevoerd. Het op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van 13 juli 2021 is daarom ongegrond.

Conclusie en proceskosten

5.       De uitkomst is daarmee dat het besluit van 13 juli 2021 in stand blijft.

6.       Het college moet de proceskosten van [appellant sub 1] vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van [appellant sub 1] niet-ontvankelijk;

II.       verklaart het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Someren van 13 juli 2021 ongegrond;

III.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Someren tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1518,00 geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Someren aan [appellant sub 1] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2022

723-965