Uitspraak 202101844/1/R1


Volledige tekst

202101844/1/R1.
Datum uitspraak: 19 januari 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:

[appellant], wonend te Oostwoud, gemeente Medemblik,

en

de raad van de gemeente Medemblik,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 januari 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Transformatie recreatieparken De Maar, De Kogge 1 en De Kogge 3" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 november 2021, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door mr. W. Smak, zijn verschenen. Verder is ter zitting Vereniging Bungalowpark De Kogge Oostwoud (hierna: de Vereniging), vertegenwoordigd door mr. E. Erkamp en [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het bestemmingsplan voorziet onder meer in de omzetting van de recreatiebestemming van het Bungalowpark De Kogge Oostwoud (hierna: De Kogge 1) naar een woonbestemming. [appellant] woont aan de [locatie] te Oostwoud naast De Kogge 1. Het recreatiepark bestaat uit vijftien recreatiewoningen en twee stacaravans. De recreatiewoningen worden al jarenlang permanent bewoond door starters en senioren. De twee stacaravans op het park worden nog recreatief gebruikt en dit gebruik is in het plan onder het overgangsrecht gebracht. De infrastructuur op De Kogge 1 bestaat onder meer uit een halfverharde ontsluitingsweg die in eigendom, beheer en onderhoud is bij de Vereniging.

[appellant] kan zich niet verenigen met het bestemmingsplan voor zover dat gaat over de locatie van De Kogge 1, omdat het plan volgens hem in strijd is met twee voorwaarden voor bestemmingswijziging uit de op 24 september 2020 door de raad vastgestelde "Structuurvisie Transformatie recreatieparken De Maar, De Kogge 1 en De Kogge 3" (hierna: de Structuurvisie).

Toetsingskader

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Gronden van het beroep

3.       [appellant] betoogt dat het plan in strijd is met de voorwaarde uit de Structuurvisie dat voor het wijzigen van de recreatiebestemming naar een woonbestemming de bestaande infrastructuur moet voldoen. Omdat aan de ontsluitingsweg een straatnaam zal worden toegekend, wordt volgens [appellant] deze ontsluitingsweg een openbare weg en is de Leidraad Inrichting Openbare Ruimte van de gemeente Medemblik (hierna: de LIOR) hierop van toepassing. Volgens hem voldoet de halfverharde ontsluitingsweg van De Kogge 1 niet aan één van de uitgangspunten in de LIOR over de verharding van wegen. [appellant] stelt dat op de ontsluitingsweg 30 km/uur zal worden gereden en dat in de LIOR als uitgangspunt is opgenomen dat op zulke wegen de verharding bij voorkeur moet zijn uitgevoerd in klinkers.

[appellant] heeft op de zitting verder aangevoerd dat onduidelijk is of aan het advies van de brandweer over de bereikbaarheid van De Kogge 1 wordt voldaan.

3.1.    De raad stelt dat de LIOR een leidraad is met richtlijnen over de inrichting van de openbare ruimte die uitsluitend geldt voor de openbare ruimte die in beheer en onderhoud is bij de gemeente. Volgens de raad is de LIOR in dit geval niet van toepassing, omdat de ontsluitingsweg van De Kogge 1 geen openbare weg wordt. Daarover stelt de raad dat geen besluit is genomen om het recreatiepark in te richten als woonwijk conform de LIOR of om de infrastructuur in eigendom over te nemen en te bestemmen als openbare weg. De ontsluitingsweg blijft privéterrein en het beheer en onderhoud blijft in handen van de Vereniging, aldus de raad. De raad stelt verder dat de ontsluitingsweg voldoet aan de voorwaarde in de Structuurvisie.

3.2.    In paragraaf 4.2 van de Structuurvisie staat dat initiatieven voor het wijzigen van de recreatiebestemming naar een woonbestemming onder meer moeten voldoen aan voorwaarde dat de bestaande infrastructuur voldoet en de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig is.

3.3.    In de Handleiding van de LIOR staat dat de LIOR een leidraad is voor de inrichting van de openbare ruimte in de gemeente Medemblik. Bij alle herinrichtingen, renovaties en nieuwe ontwikkelingen geeft de LIOR de richtlijnen voor ontwerp en realisatie. De leidraad zelf vormt echter geen aanleiding tot renovaties of herinrichtingen. Dit wordt aan de hand van de bestaande beheerprogramma’s bepaald. In de Handleiding staat verder dat de LIOR uitsluitend geldt voor de openbare ruimte in beheer en onderhoud van de gemeente.

In paragraaf 2.3.1 van de LIOR staat dat voor de verharding in de openbare ruimte geldt dat deze duurzaam moet zijn en past bij de functie en inrichting. Eén van de uitgangspunten hierbij is dat de verharding van wegen waarop 30 km/uur mag worden gereden, bij voorkeur wordt uitgevoerd in klinkers.

3.4.    Als bijlage 8 bij de plantoelichting is het advies van de Brandweer/Veiligheidsregio Noord-Holland Noord van 4 juni 2020 opgenomen. In dit advies staat dat bij recreatieterrein Kogge 1 en Kogge 3 sprake is van doodlopende einden. De toegangswegen op het eigen terrein voldoen niet aan de bijbehorende minimale wegbreedte. Geadviseerd wordt de toegangswegen te verbreden tot een breedte van meer dan 5 m. Als deze breedte niet haalbaar is, heeft dat negatieve invloed op het snel en adequaat optreden van de brandweer.

3.5.    Op de zitting hebben de raad en de Vereniging toegelicht dat de ontsluitingsweg, zoals gezegd, in beheer en onderhoud is bij de Vereniging en niet bij de gemeente. In wat [appellant] aanvoert, ziet de Afdeling geen aanleiding hieraan te twijfelen. Dit betekent dat - anders dan [appellant] veronderstelt - de LIOR en de daarin opgenomen uitgangspunten niet van toepassing zijn op de ontsluitingsweg, zodat de door [appellant] gestelde strijd met de LIOR niet kan leiden tot de conclusie dat niet is voldaan aan de voorwaarde uit de Structuurvisie.

Voor de beoordeling of de ontsluitingsweg van De Kogge 1 voldoet aan de voorwaarde die de Structuurvisie stelt aan de bestaande infrastructuur, moet worden gekeken naar de feitelijke situatie ter plaatse. In paragraaf 4.6.2 van de plantoelichting staat dat de ontsluitingsweg van De Kogge 1 bestaat uit een halfverharding met grind. De raad heeft onweersproken gesteld dat de weg toereikend is om de hoeveelheid aan verkeer op te vangen, zodat er geen aanleiding is voor het oordeel dat de weg op dit punt niet voldoet. Over het betoog van [appellant] dat onduidelijk is of aan het advies van de brandweer over de bereikbaarheid van het park wordt voldaan, merkt de Afdeling op dat in paragraaf 2.3.5 van de plantoelichting staat dat aan de adviezen van de Brandweer/Veiligheidsregio Noord-Holland Noord uitvoering wordt gegeven. De Afdeling ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. Er bestaat dus geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van strijd met de voorwaarde uit de Structuurvisie.

Het betoog slaagt niet.

4.       [appellant] betoogt verder dat het plan niet voorziet in voldoende parkeergelegenheid en dat dat in strijd is met een andere voorwaarde in de Structuurvisie, namelijk dat parkeren op eigen erf moet plaatsvinden. [appellant] voert aan dat de raad ten onrechte niet alle bestaande parkeerplaatsen bij de berekening van de parkeerbehoefte voor de oude situatie heeft betrokken. Volgens hem maken de acht parkeerplaatsen bij de entree die liggen vóór de voormalige slagboom, onderdeel uit van het terrein van De Kogge 1 en waren deze al uitsluitend bestemd voor bewoners en bezoekers van het recreatiepark. [appellant] voert aan dat de raad deze acht parkeerplaatsen ten onrechte beschouwt als nieuwe parkeerplaatsen voor de woningen.

4.1.    Artikel 15.1 van de planregels luidt:

"a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden - al dan niet gecombineerd -, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;

b. bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels (die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormen van 6 maart 2014, dan wel de opvolger dan die regel) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid; […]."

4.2.    In paragraaf 4.2 van de Structuurvisie staat dat initiatieven voor het wijzigen van de recreatiebestemming naar een woonbestemming onder meer moeten voldoen aan de voorwaarde dat parkeren op eigen erf moet plaatsvinden. Voorkomen moet worden dat er langs de (openbare) weg wordt geparkeerd en op deze wijze overlast ontstaat voor omwonenden en/of onveilige verkeerssituaties ontstaan.

4.3.    De Afdeling stelt vast dat op de zitting door partijen is erkend dat er in de huidige situatie geen tekort is aan parkeerplaatsen op De Kogge 1. Dat neemt niet weg dat de raad bij de vaststelling van het plan moet uitgaan van de nieuwe planologische situatie, namelijk 17 woningen in het plangebied. De raad heeft toegelicht dat bij de berekening van de parkeerbehoefte van het plan alleen rekening is gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de wijziging van het recreatieve gebruik naar een woonbestemming. De Afdeling overweegt dat de raad bij de vaststelling van een plan echter rekening moet houden met de totale parkeerbehoefte die het gevolg is van dat plan. De Afdeling wijst bij wijze van voorbeeld naar haar uitspraak van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1756. Dit betekent dat de raad ten onrechte niet heeft onderzocht wat de totale parkeerbehoefte van de 17 in het plan mogelijk gemaakte woningen is en of overeenkomstig de voorwaarde in de Structuurvisie op het eigen terrein kan worden voorzien in die parkeerbehoefte. Het besluit is op dit punt dan ook niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en berust niet op een deugdelijke motivering.

Het betoog slaagt.

4.4.    De conclusie is dat het bestreden besluit in zoverre is vastgesteld in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.

Bestuurlijke lus

5.       Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

6.       Met het oog op finale geschilbeslechting zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van wat is overwogen onder 4.3 inzichtelijk te maken of op het eigen terrein kan worden voorzien in de parkeerbehoefte van de 17 in het plan mogelijk gemaakte woningen dan wel een nieuw of gewijzigd besluit te nemen.

De raad dient de Afdeling en [appellant] de uitkomst mee te delen en  een eventueel nieuw of gewijzigd besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen. De raad hoeft voor een eventueel nieuw besluit geen toepassing te geven aan afdeling 3.4 van de Awb. Dit betekent dat niet eerst een nieuw ontwerpbestemmingsplan ter inzage hoeft te worden gelegd.

Proceskosten en griffierecht

7.       In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt de raad van de gemeente Medemblik op:

- om binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van wat is overwogen onder 4.3 en 6 het daar omschreven gebrek in het besluit van de raad van de gemeente Medemblik van 21 januari 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Transformatie recreatieparken De Maar, De Kogge 1 en De Kogge 3" te herstellen, en;

- de Afdeling en [appellant] de uitkomst mee te delen en een eventueel nieuw of gewijzigd besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen.

Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2022

634-970