Uitspraak 202103971/1/R4


Volledige tekst

202103971/1/R4.
Datum uitspraak: 12 januari 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Elspeet, gemeente Nunspeet,

appellant,

en

de raad van de gemeente Nunspeet,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 april 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Elspeet - Noordwest" vastgesteld (hierna: het bestemmingsplan).

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 16 november 2021, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.R.C. van 't Hoog, rechtsbijstandverlener te Den Haag, en de raad, vertegenwoordigd door mr. drs. J. van der Noord, A.J. van Putten en mr. J.M.I. Steenbergen, zijn verschenen. Voorts is op de zitting ASB B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het bestemmingsplan regelt de ontwikkeling van de derde fase van een woonwijk aan de noordwestzijde van de kern Elspeet. De eerste en tweede fase van die woonwijk zijn al gerealiseerd.

Het plan maakt de bouw van 85 nieuwe woningen mogelijk. Daarbij gaat het om grondgebonden woningen en om een gebouw met maximaal 12 appartementen aan de noordwestzijde van het plangebied. De woningen zullen onder meer worden gebouwd door ASB.

2.       [appellant] woont aan de [locatie] in Elspeet, ten noordwesten van het plangebied. Hij heeft zijn woning in 2017 gekocht. [appellant] komt op tegen de mogelijkheid om een appartementengebouw te realiseren aan de noordwestzijde van het plangebied, op de hoek van de Stakenbergweg en de Nachtegaalweg. Dit is de hoek waarop hij vanuit zijn woning uitkijkt.

Toetsingskader

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

De planregeling voor het appartementengebouw

4.       Aan de gronden aan de noordwestzijde van het plangebied is in het bestemmingsplan de bestemming "Wonen" toegekend.

Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen, met de bouwaanduiding "gestapeld". Voor dat vlak gelden de maatvoeringsaanduidingen "maximum aantal wooneenheden: 12" en "maximum bouwhoogte: 11 m - maximum goothoogte: 8,9 m".

Aan gronden ten zuiden van het bouwvlak is de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - inrit parkeergarage" toegekend. De gronden met die aanduiding grenzen aan de gronden met de bestemming "Verkeer", ten zuidoosten van het voorgenomen appartementengebouw. Op die gronden zijn een parkeerterrein en de Slingerlaan (de centrale ontsluitingsweg in de nieuwe woonwijk) voorzien.

Aan de gronden ten noorden van het bouwvlak voor het appartementengebouw zijn op de verbeelding de bestemmingen "Groen" en "Tuin" toegekend.

Artikel 6.1 van de planregels luidt:

"De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. het wonen;

[…];

met bij een en ander behorende gebouwen en voorzieningen zoals paden, bermen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, kunstwerken, technische installaties en terreinafscheidingen. Hierbij geldt aanvullend dat ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - inrit parkeergarage' alléén daar de inrit voor het parkeren mag zijn."

Artikel 6.2.1 luidt:

"Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

a. gebouwd binnen het bouwvlak behoudens ondergrondse parkeerkelders;

b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven; […]."

Artikel 6.3.1 luidt:

"Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2 ten behoeve van het:

[…]

e. verhogen van de toegelaten goot- en bouwhoogte bij hoofdgebouwen met niet meer dan 3 m en bij bijbehorende bouwwerken met niet meer dan 2 m. Deze afwijking mag niet verleend worden voor gestapelde hoofdgebouwen; […]."

Artikel 10.1 van de planregels luidt:

"Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels:

[…]

d. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten, afmetingen en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten, afmetingen en percentages, waarbij 10% hoogteafwijking is uitgesloten voor woningen aan de Nachtegaalweg waaronder ook het appartementengebouw wordt bedoeld ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'."

Beoordeling van het beroep

5.       [appellant] betoogt dat de planregeling voor het appartementengebouw in strijd is met het Beeldkwaliteitplan uit 2015 en de daarin opgenomen stedenbouwkundige randvoorwaarden voor de ontwikkeling van het gebied. Hierin is namelijk het voornemen neergelegd om een ludiek en karakteristiek bouwwerk te realiseren op de hoek van de Stakenbergweg en de Nachtegaalweg. Daarbij is uitgegaan van een laagbouwstructuur, zo stelt [appellant]. Op basis van die informatie heeft hij zijn woning in 2017 gekocht. De keuze van de raad om nu toch een appartementengebouw mogelijk te maken op deze plek, vindt hij niet deugdelijk gemotiveerd. De stelling van de raad dat de woningmarkt is veranderd sinds de vaststelling van het Beeldkwaliteitplan, vindt hij onvoldoende om deze wijziging ten opzichte van het eerdere voornemen te rechtvaardigen.

[appellant] stelt dat het appartementengebouw leidt tot een aantasting van zijn uitzicht. Ook vreest hij voor een aantasting van zijn privacy. Hij voert aan dat vanuit het appartementengebouw directe inkijk mogelijk zal zijn in zijn tuin en in zijn woning.

5.1.    Op 26 maart 2015 heeft de raad het Beeldkwaliteitplan "Elspeet - Noordwest" vastgesteld (hierna: het Beeldkwaliteitplan).

Hierin zijn de uitgangspunten van het stedenbouwkundig plan voor de woningbouwuitbreiding in het noordwestelijke deel van Elspeet toegelicht. Ook is hierin de gewenste sfeer van de openbare ruimte en de bebouwing omschreven. Met deze richtlijnen wordt beoogd de gewenste sfeer en kwaliteit te waarborgen en ook voldoende vrijheid te bieden aan ontwerpers. De getoonde afbeeldingen en (uitsnedes uit) referentiebeelden dienen ter inspiratie, zo is vermeld op bladzijde 5 van het Beeldkwaliteitplan.

5.2.    De raad heeft toegelicht dat het Beeldkwaliteitplan in eerste instantie een welstandsnota is, als bedoeld in artikel 12a van de Woningwet. Hierin zijn welstandscriteria opgenomen voor de ontwikkeling van de eerste en tweede fase van de woonwijk. Die criteria worden toegepast bij het uitvoeren van de welstandstoetsing bij aanvragen om een omgevingsvergunning, zo stelt de raad.

Voor de ontwikkeling van de derde fase van de woonwijk, waarop het nu vastgestelde bestemmingsplan ziet, zal het Beeldkwaliteitplan volgens de raad dezelfde functie gaan vervullen. Daarom is het Beeldkwaliteitplan bij de vaststelling van het bestemmingsplan ook geactualiseerd. Die actualisatie is opgenomen in paragraaf 2.3 van de plantoelichting. Volgens de raad krijgt het geactualiseerde Beeldkwaliteitplan, voor zover het gaat om de ontwikkeling van de derde fase van de woonwijk, bindende betekenis bij het uitvoeren van de welstandstoetsing.

De Afdeling volgt de raad in deze uitleg van het Beeldkwaliteitplan. Dit neemt echter niet weg dat het Beeldkwaliteitplan ook de stedenbouwkundige uitgangspunten van de nieuwe woonwijk aangeeft door de gewenste sfeer van de openbare ruimte en de bebouwing in het gebied te schetsen. In zoverre bevat het Beeldkwaliteitplan ook gemeentelijk ruimtelijk beleid voor het plangebied.

5.3.    De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling terecht op het standpunt gesteld dat de vastgestelde planregeling voor het appartementengebouw niet met dit ruimtelijke beleid in strijd is.

Weliswaar is op bladzijde 33 van het Beeldkwaliteitplan een afbeelding opgenomen waaruit de ambitie kan worden afgeleid om op de hoek van de Stakenbergweg en de Nachtegaalweg één woning te bouwen, maar bij die afbeelding is vermeld dat het gaat om een referentie/inspiratiebeeld. Ook is daarbij vermeld dat de gewenste landelijke uitstraling en het wolfseind op een eigentijdse manier kunnen worden vertaald naar een gebouw met een bijzondere architectonische vormgeving. Volgens de hoofdtekst op bladzijde 33 gaat het bij de vormgeving van dit gebouw ook uitdrukkelijk om een beeldkwaliteitwens (en niet om een in de tekst daarvan onderscheiden beeldkwaliteiteis). Uit de afbeelding en de tekst op bladzijde 33 van het Beeldkwaliteitplan volgt dan ook niet meer dan een impressie van hoe het zou kunnen worden. Dat wordt ook bevestigd op bladzijde 5 van het Beeldkwaliteitplan, waaruit blijkt dat de getoonde afbeeldingen dienen als inspiratie. De stedenbouwkundige uitgangspunten, zoals neergelegd in het Beeldkwaliteitplan, bieden daarom de ruimte om de bijzondere bebouwing op de hoek van de Stakenbergweg en de Nachtegaalweg te realiseren in de vorm van een appartementengebouw.

5.4.    De raad acht de bouw van een appartementengebouw op deze locatie wenselijk, gelet op de grote behoefte aan deze woningen in Elspeet.

De raad stelt zich daarbij op het standpunt dat het bouwvolume van het toegestane appartementengebouw uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is. Volgens de raad verdraagt de hoek van de Stakenbergweg en de Nachtegaalweg een markant appartementengebouw.

Wat [appellant] heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding om de raad hierin niet te volgen. De raad heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat aan de appartementen behoefte bestaat. Verder is van belang dat de raad de maximale bouwhoogte van het appartementengebouw heeft verlaagd ten opzichte van het ontwerpplan, naar aanleiding van de zienswijzen die tegen het ontwerpplan zijn ingediend. Door die wijziging mag het gebouw maximaal 11 meter hoog worden, waarbij een afwijking niet is toegestaan.

Voor de overige woningen in het plangebied geldt een maximale bouwhoogte van 10 meter, waarbij een verhoging van de bouwhoogte wel mogelijk is. Dit betekent dat het appartementengebouw niet, of slechts beperkt, hoger zal worden dan de andere nieuw te bouwen woningen. Dat het uitzicht van [appellant] hierdoor verandert ten opzichte van zijn eerdere veronderstelling aan de hand van het Beeldkwaliteitplan, heeft de raad niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening hoeven achten.

5.5.    De Afdeling overweegt verder dat op de gronden tussen het perceel van [appellant] en het voorgenomen appartementengebouw in de huidige situatie een kruispunt en bomen aanwezig zijn. De afstand tussen het perceel van [appellant] en het bouwvlak voor het appartementengebouw bedraagt ongeveer 37 meter.

De raad heeft verklaard dat het voor de uitvoering van het bestemmingsplan niet nodig is om de bomen tussen de woning en het appartementengebouw te kappen en dat die bomen ook zullen blijven staan. Omdat de gronden ten noorden van het voorgenomen appartementengebouw de bestemmingen "Groen" en "Tuin" hebben gekregen en omdat het behoud van die bomen is voorgeschreven in het geactualiseerde Beeldkwaliteitplan (zie paragraaf 2.3 van de plantoelichting bij het onderdeel De Zoom, onder het kopje Overig), ziet de Afdeling geen reden om hieraan te twijfelen.

Gelet op de hiervoor omschreven feitelijke situatie, in relatie tot de planologische bouwmogelijkheden, zal volgens de raad vanuit het appartementengebouw geen directe inkijk mogelijk zijn in de tuin en in de woning van [appellant]. Daarbij speelt volgens de raad mee dat het bouwvlak iets gedraaid is ten opzichte van de woning van [appellant] (waarbij het bouwvlak evenwijdig aan het Kerkenpad loopt). De raad stelt zich daarom op het standpunt dat de privacy en het uitzicht van [appellant] niet onevenredig door het plan worden aangetast. De Afdeling volgt de raad hierin. Dit betoog slaagt daarom niet.

6.       [appellant] betoogt verder dat de raad bij de planvaststelling onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de verkeersaspecten. Daarbij stelt hij dat de verkeersintensiteit in het gebied zal toenemen, mede als gevolg van de aanwezigheid van het appartementengebouw. Hij vreest dat de toename van het verkeer zal leiden tot verkeersonveilige situaties. Ook vreest hij dat hij ter plaatse van zijn woning verkeersoverlast zal ondervinden.

6.1.    Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn de gevolgen onderzocht van de te verwachten verkeersstromen van en naar het plangebied. In paragraaf 4.4 van de plantoelichting is hierop ingegaan.

De te verwachten verkeersstromen zijn ook betrokken bij de beoordeling van de gevolgen voor de luchtkwaliteit (paragraaf 4.1.2 van de plantoelichting) en bij het onderzoek naar de te verwachten stikstofdepositie. In het rapport van dat laatstgenoemde onderzoek is uitgegaan van de bouw van 85 woningen, waarvan volgens het rapport een totaal aantal van 680 verkeersbewegingen valt te verwachten ("Voortoets stikstofdepositie" van 30 april 2020 van Buro SRO, paragraaf 3.2.1).

Op basis van het uitgevoerde onderzoek heeft de raad bij de planvaststelling het standpunt ingenomen dat de ontwikkeling van de derde fase van de woonwijk niet zal leiden tot verkeersveiligheids-, leefbaarheids- of bereikbaarheidsproblemen op de Slingerlaan of omliggende wegen.

Volgens de raad levert het appartementengebouw een relatief beperkte bijdrage aan de verkeersstromen. Van de verkeersstromen van en naar het appartementengebouw zijn voor [appellant] dan ook geen onevenredige gevolgen te verwachten, zo stelt de raad.

6.2.    Mede aan de hand van de toelichting die partijen op de zitting hebben gegeven, stelt de Afdeling vast dat het plangebied - via de Slingerlaan en de Tuinfluiter of de Dominee van Gilstweg - is aangesloten op de doorgaande wegenstructuur van Elspeet. De Nachtegaalweg en de Nunspeterweg maken onderdeel uit van die doorgaande wegenstructuur. Via onder meer de Gerrit Mouwweg en de Wethouder van de Zandeweg is vanuit het plangebied ook verkeer in zuidelijke richting mogelijk.

Dat de capaciteit van de genoemde wegen niet voldoende zou zijn voor het verwerken van de verwachte verkeersstromen van en naar het plangebied of dat op deze wegen verkeersonveilige situaties zullen ontstaan, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt. Daarbij wijst de Afdeling er overigens op dat verkeerskundigen van de gemeente op 21 juli 2021 aanvullende verkeersberekeningen hebben uitgevoerd. Daaruit blijkt dat het te verwachten aantal verkeersbewegingen van personenauto’s op de Slingerlaan op een werkdag rond de 567 per etmaal zal bedragen (en op overige dagen rond de 511 verkeersbewegingen per etmaal), terwijl de gemeente voor erftoegangswegen - uit een oogpunt van leefbaarheid - een bovengrens van 6.000 verkeersbewegingen van personenauto’s per etmaal hanteert. [appellant] heeft deze gegevens als zodanig niet bestreden.

Verder ziet de Afdeling geen grond voor de conclusie dat de raad de verkeersstromen van en naar het appartementengebouw ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten bij de hiervoor omschreven beoordeling van de verkeersstromen. De 12 appartementen, die mogelijk worden gemaakt in het gebouw, maken immers deel uit van het totale aantal van 85 nieuwe woningen in het plangebied. Ook in de aanvullende verkeersberekeningen van 21 juli 2021 zijn de appartementen meegenomen.

6.3.    Dat het bestemmingsplan zal leiden tot een toename van het verkeer over het kruispunt tussen de Stakenburgweg en de Nachtegaalweg (waaraan de woning van [appellant] ligt), is tussen partijen niet in geschil.

De Afdeling volgt de raad echter in zijn standpunt dat het plan niet leidt tot onevenredige verkeershinder bij de woning van [appellant]. Daarbij is van belang dat op een aantal wegen in het gebied éénrichtingsverkeer is ingesteld - zoals partijen op de zitting hebben toegelicht. Dit betekent dat slechts een deel van het te verwachten verkeer langs de woning van [appellant] zal rijden. Verder neemt de Afdeling in aanmerking dat het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt om een parkeergarage aan te leggen onder het appartementengebouw, waarbij de in- en uitgang van die garage zal uitkomen op de Slingerlaan, in de nieuwe woonwijk. Op grond van de planregels is het niet toegestaan om de in- en uitgang van die garage te laten uitkomen op de Nachtegaalweg of op het kruispunt met de Stakenburgweg. Dit betekent dat het verkeer van en naar het appartementengebouw hoe dan ook niet rechtstreeks langs de woning van [appellant] zal rijden, maar zal opgaan in de overige verkeersstromen van en naar het plangebied.

Wat [appellant] op dit punt heeft aangevoerd, geeft daarom geen grond voor het oordeel dat hij onevenredig door het plan wordt benadeeld. Dit betoog slaagt niet.

Conclusie

7.       Het beroep is ongegrond.

8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, voorzitter, en mr. J.M.L. Niederer en mr. J.J.W.P. van Gastel, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.I. Breunese-van Goor, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2022

208