Uitspraak 202107347/2/R3


Volledige tekst

202107347/2/R3.
Datum uitspraak: 4 januari 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Onna, gemeente Steenwijkerland, en anderen,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Steenwijkerland,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Onna, Onnase Doodweg 2 - trafostation Steenwijk" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 21 december 2021, waar [verzoeker] en anderen, bij monde van [verzoeker], [verzoeker A], [verzoeker B] en [verzoeker C], en de raad, vertegenwoordigd door drs. J.D. Slager, zijn verschenen. Verder is op de zitting Enexis Netbeheer B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde] en M. Wignand, advocaat te Zwolle, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Ten zuidoosten van de kern Steenwijk en ten noorden van het dorp Onna ligt het transformatorstation Steenwijk-Onna, op de hoek van de Onnaweg en het Bedelaarspad. Het bestemmingsplan voorziet in aanpassingen en uitbreiding van het terrein van het bestaande transformatorstation in zuidelijke richting. Enexis wil hier gebouwde elektriciteitsvoorzieningen realiseren. Ook wenst Enexis twee bestaande transformatoren met een vermogen van 40 megavoltampère (hierna: MVA) te vervangen door twee transformatoren met een vermogen van maximaal 90 MVA.

3.       [verzoeker] en anderen wonen in de omgeving van het plangebied op ongeveer 250 m afstand of meer. Zij verzetten zich tegen uitbreiding van het bestaande transformatorstation en vrezen vooral voor een verkeersonveilige situatie op het Bedelaarspad en een aantasting van het landschap.

Spoedeisend belang

4.       De voorzieningenrechter stelt vast dat Enexis op basis van het bestemmingsplan een aanvraag heeft ingediend om verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van de door haar gewenste elektriciteitsvoorzieningen. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.

Voorlopig rechtmatigheidsoordeel

Wezenlijk ander plan?

5.       [verzoeker] en anderen hebben zich voorafgaand en tijdens de bestemmingsplanprocedure steeds laten informeren door Enexis over de plannen die Enexis heeft om het bestaande transformatorstation uit te breiden. [verzoeker] en anderen betogen dat de plannen van Enexis kort voor de vaststelling van het plan echter zodanig zijn gewijzigd, dat opnieuw de wettelijke procedure van afdeling 3.4 van de Awb had moeten worden doorlopen. Ten onrechte is dit niet gebeurd, zo stellen zij. De ongeoorloofde wijziging waar [verzoeker] en anderen op doelen ziet op de verwezenlijking van een tweede in- en uitrit, terwijl aanvankelijk één in- en uitrit zou worden gerealiseerd.

5.1.    De voorzieningenrechter overweegt dat de raad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen kan aanbrengen ten opzichte van het ontwerp. Alleen als de afwijkingen naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, moet de wettelijke procedure opnieuw worden doorlopen. De raad heeft het plan vastgesteld met enkele wijzigingen, maar de mogelijkheid om een tweede in- en uitrit te realiseren is niet zo’n wijziging. Het ontwerpplan bood hiervoor al de mogelijkheid. De voorzieningenrechter ziet reeds daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan ten onrechte heeft vastgesteld zonder dat daarbij de wettelijke procedure uit afdeling 3.4 van de Awb opnieuw is doorlopen. De voorzieningenrechter verwacht dat dit betoog niet zal slagen in de bodemprocedure.

Aanvaardbaarheid tweede inrit

6.       [verzoeker] en anderen betogen dat een tweede in- en uitrit aan het Bedelaarspad leidt tot een verkeersonveilige situatie op het Bedelaarspad. Het zicht vanaf de in- en uitrit op het Bedelaarspad en vice versa, is volgens [verzoeker] en anderen erg slecht. Zij stellen dat hier geen onderzoek naar is verricht en willen dat dit alsnog wordt gedaan. Verder vrezen zij dat de landschappelijke inpassing in het gedrang komt als de tweede in- en uitrit er komt.

6.1.    De raad en Enexis hebben op de zitting het standpunt ingenomen dat een tweede in- en uitrit niet leidt tot een verkeersonveilige situatie. Daarbij is volgens hen van belang dat een eventuele tweede in- en uitrit in beperkte mate zal worden benut, omdat deze alleen zal worden gebruikt bij calamiteiten of storingen. Enexis heeft verklaard dat de tweede in- en uitrit  ongeveer één keer per week zal worden gebruikt. Verder heeft de raad onweersproken verklaard dat het aantal verkeersbewegingen op het Bedelaarspad zeer beperkt is, mede omdat niet het Bedelaarspad, maar de Burgemeester G.W. Stroïnkweg de gebruikelijke route is om de kern van Steenwijk te bereiken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [verzoeker] en anderen het tegendeel niet aannemelijk hebben gemaakt. Daarom wordt geen aanleiding gezien voor het oordeel dat moet worden gevreesd voor een verkeersonveilige situatie.

De raad heeft zich verder op het standpunt gesteld dat een goede landschappelijke inpassing samengaat met een tweede in- en uitrit. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het oordeel dat dit standpunt onjuist is. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de raad heeft toegelicht dat een goede landschappelijke inpassing kan worden bewerkstelligd met beplanting en/of een dicht hekwerk. [verzoeker] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit niet toereikend is.

De voorzieningenrechter verwacht dat deze betogen niet zullen slagen in de bodemprocedure.

Alternatief

7.       [verzoeker] en anderen betogen dat de raad een door hen voorgesteld alternatief heeft afgewezen zonder hiervoor een deugdelijke motivering te geven. Dit alternatief houdt in dat de gebouwde elektriciteitsvoorziening 90 graden wordt gedraaid en met de korte zijde wordt geplaatst aan de wegkant.

7.1.    De voorzieningenrechter overweegt dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging moet maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het door [verzoeker] en anderen voorgestelde alternatief een grotere invloed heeft op het landschap. In het voorgestelde alternatief wordt namelijk haaks gebouwd op de bebouwing van Onna die van west naar oost loopt. De bebouwing valt dan meer op in het landschap, zo stelt de raad. Ook stelt de raad dat het alternatief ertoe leidt dat geen ruimte meer beschikbaar is voor eventuele toekomstige uitbreidingen op het terrein van het transformatorstation. Ten slotte stelt de raad dat kabels een langere weg moeten afleggen in het door [verzoeker] en anderen voorgestelde alternatief, wat lastiger te realiseren is.

De voorzieningenrechter overweegt dat de raad het alternatief van [verzoeker] en anderen heeft afgewogen bij de vaststelling van het plan en in redelijkheid dat alternatief heeft kunnen afwijzen. De voorzieningenrechter verwacht dat dit betoog niet zal slagen in de bodemprocedure.

Vrees voor toekomstige uitbreiding

8.       [verzoeker] en anderen vrezen voor de ruimtelijke gevolgen van  uitbreiding van het transformatorstation met meer transformatoren in de toekomst.

8.1.    Enexis heeft het voornemen om het transformatorstation uit te breiden met een aantal aansluitvelden. Hiertoe zal het terrein aan de zuidzijde worden uitgebreid en een aantal kabels worden gerealiseerd. Deze kabels worden aangesloten op een nieuw modulair gebouw. Ook wordt rekening gehouden met een uitbreiding van de capaciteit van het transformatorstation door het vervangen van de huidige twee transformatoren met elk een vermogen van maximaal 90 MVA. Dit voornemen van Enexis is onderzocht. In de plantoelichting staat dat voldaan kan worden aan de wettelijke geluidnormen in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Door het bureau Peutz is ook een onderzoek uitgevoerd naar de magneetveldcontouren in de huidige situatie en in de toekomstige situatie. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Berekening van de magneetveldcontouren van transformatorstation Steenwijk (Bedelaarspad)" van Peutz van 27 november 2020. Geconcludeerd is dat de dichtstbijzijnde woning op 183 m afstand van het transformatorstation ruim buiten de magneetveldcontour van 0,4 microtesla ligt, zowel in de huidige als in de nieuwe situatie. Het grootste deel van het jaar ligt de magneetveldcontour binnen de begrenzing van het terrein van het transformatorstation, zo staat in het onderzoek van Peutz. In de bodemprocedure kan zo nodig nader worden onderzocht of de onderzochte situatie geheel overeenkomt met een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden of dat er nog enige ruimte resteert voor meer transformatoren. Op grond van de  beschikbare, aan het plan ten grondslag gelegde, onderzoeksresultaten wordt echter geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de raad had moeten concluderen dat het plan kan leiden tot onaanvaardbare ruimtelijke gevolgen voor [verzoeker] en anderen, gelet op de ligging van hun woningen op ruime afstand van het plangebied.

Conclusie

9.       Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.

Proceskosten

10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 4 januari 2022

646