Uitspraak 202006592/1/R4


Volledige tekst

202006592/1/R4.
Datum uitspraak: 5 januari 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Winterswijk,

en

de raad van de gemeente Winterswijk,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 september 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Jachthuisweg 18" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 december 2021, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door W.B. Oortman en mr. A. Bartelds, zijn verschenen. Tevens is ter zitting gehoord Stal Jachthuis, vertegenwoordigd door [gemachtigden].

Overwegingen

Inleiding

1.       Het bestemmingsplan geldt uitsluitend voor het perceel aan de Jachthuisweg 18 te Winterswijk (hierna: het perceel). Op dit perceel is de manege van Stal Jachthuis gevestigd. Op grond van het voorheen op dit perceel geldende bestemmingsplan "Integrale herziening buitengebied Winterswijk" had het perceel de bestemming "Agrarisch - cultuurlandschap" met de dubbelbestemming "Waarde - Archeologische verwachting 4". Een manege was in dat bestemmingsplan niet toegestaan. Op grond van het bestemmingsplan, waarbij aan het perceel de bestemming "Sport" is toegekend, is het gebruik van het perceel als manege mogelijk gemaakt.

2.       [appellant] is de eigenaar van een tegenover het perceel gelegen perceel. Op het perceel van [appellant] staat een schuur. Hij komt op tegen het besluit van 24 september 2020, omdat hij bezwaren heeft tegen de aanwezigheid van de manege.

Formele aspecten

3.       [appellant] betoogt dat hij ten onrechte noch door de raad, noch door de eigenaren van het perceel direct is geïnformeerd over het voornemen om het bestemmingsplan te wijzigen. Hij stelt dat bekendmakingen in de krant hem niet bereiken, omdat hij doordeweeks in het buitenland verblijft.

3.1.    Niet in geschil is dat de raad de wettelijke procedure met betrekking tot de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen tegen het ontwerpplan heeft doorlopen en het ontwerpplan daarbij op de juiste wijze bekend heeft gemaakt. In zoverre ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de voorbereiding van het plan onzorgvuldig zou zijn geweest. Er is geen wettelijke plicht voor de raad of andere betrokkenen om derden persoonlijk op de hoogte te stellen voorafgaand aan de terinzagelegging van een ontwerpplan. De Afdeling ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat de raad het plan op onzorgvuldige wijze zou hebben voorbereid en het besluit tot vaststelling om die reden voor vernietiging in aanmerking zou moeten komen.

Het betoog faalt.

Toetsing aan beleid

4.       [appellant] betoogt dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten onrechte niet is getoetst aan het beleidsdocument "Paardenhouderijen in het buitengebied van Winterswijk" (hierna: het beleidsdocument).

4.1.    De Afdeling stelt vast dat dat beleidsdocument is vervallen na vaststelling van de "Omgevingsvisie buitengebied Winterswijk" door de raad op 19 december 2019. Het is daarom niet relevant of voldaan wordt aan dat beleidsdocument.

Het betoog faalt.

Gevolgen milieu

5.       [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte geen acht heeft geslagen op de aan hem verleende milieuvergunning. Hij stelt dat zijn activiteiten gevaar kunnen opleveren voor de paarden van de manage. Hij noemt hierbij als voorbeeld geluid van tractoren die zijn perceel met werktuigen verlaten waarvan een paard zou kunnen schrikken.

5.1.    De raad heeft ter zitting van de Afdeling nader toegelicht dat de activiteiten van een manage geschikt zijn om samen te kunnen gaan met agrarische activiteiten en dat de aanwezigheid van de paarden de manege niet tot een milieugevoelig object maakt. De manege en de agrarische activiteiten van [appellant] passen goed in het buitengebied, aldus de raad.

5.2.    De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de raad vanwege de activiteiten van [appellant] op het naastgelegen perceel de manege op het perceel niet planologisch heeft kunnen inpassen. Daarbij heeft de raad in redelijkheid van belang kunnen achten dat agrarische activiteiten en de in het plan opgenomen bestemming over het algemeen goed samengaan in het buitengebied en daarin ook passend zijn te achten. De raad heeft zich verder op het standpunt kunnen stellen dat evenmin is gebleken dat [appellant] in zijn activiteiten zal worden beperkt omdat de paardenstallen geen geluidgevoelige objecten zijn die bescherming toe kunnen komen. Dat paarden mogelijk kunnen schrikken van verkeersbewegingen vanaf het perceel van [appellant], wat daar verder ook van zij, maakt nog niet dat het perceel niet op deze wijze kon worden bestemd.

Het betoog faalt.

6.       [appellant] betoogt verder dat onvoldoende rekening is gehouden met de milieugevolgen van de manege voor het met groen begroeide perceel dat aan het plangebied grenst. Hij wijst in dit verband op de stallen, die aan de grens met het groen begroeide perceel staan en deels geen urine-werende onderlaag hebben. Volgens [appellant] loopt de paardenurine uit die stallen het naastgelegen perceel in en kan dat tot milieuschade leiden.

6.1.    De Afdeling stelt voorop dat, indien de manege bij de uitvoering van haar activiteiten milieuregelgeving overtreedt, daartegen handhavend zal kunnen worden opgetreden. Niet gebleken is dat vanwege op voorhand te verwachten milieuschade ten gevolge van het ontbreken van een urine-werende vloer onder de stal de raad had moeten afzien van het opnemen van een manege op het perceel. Daarbij is van belang dat de raad zich ter zitting van de Afdeling op het standpunt heeft gesteld dat de afwatering van de stallen rechtstreeks wordt geregeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Activiteitenregeling milieubeheer en bij overtreding daarvan handhavend kan worden opgetreden. Verder heeft Stal Jachthuis ter zitting uitgelegd dat de vloer in de stallen zal worden vervangen nadat het plan onherroepelijk is geworden en dat in de tussentijd vlas op de vloer wordt gelegd om weglekken van urine en een daarmee gepaard gaande milieubelasting te voorkomen. Er is ook overigens geen grond voor het oordeel dat de raad bij zijn besluit tot wijziging van de bestemming onvoldoende heeft gekeken naar milieugevolgen voor de naast de manege gelegen groenstrook.

Het betoog faalt.

Parkeren

7.       [appellant] betoogt dat het bestemmingsplan niet voorziet in voldoende parkeerplaatsen. Hij stelt dat bezoekers van de manege met regelmaat voor de inrit van zijn perceel en op het fietspad aan de Jachthuisweg parkeren, wat voor hem en voor passerende fietsers hinderlijk en gevaarlijk is. Voor de vier parkeerplaatsen die in het bestemmingsplan worden genoemd, is het perceel volgens [appellant] te klein. Dat geldt des te meer voor dagen waarop de manege evenementen houdt, zoals het vijfdaagse tentenkamp, aldus [appellant].

7.1.    De raad stelt in verweer dat de parkeerbehoefte van de manege is beoordeeld aan de hand van het "Facetbestemmingsplan parkeren Winterswijk" en het beleidsdocument "Beleidsregel parkeren Winterswijk". Op basis daarvan heeft een manege volgens de raad 0,5 parkeerplaats per paardenbox nodig. Aangezien de manege op het perceel zeven paardenboxen heeft moeten er afgerond vier parkeerplaatsen op het perceel worden aangelegd, aldus de raad. Bij eventuele incidentele grotere parkeerbehoefte kan volgens hem gebruik worden gemaakt van een nabij het perceel gelegen weiland. De raad wijst er verder op dat parkeren niet is toegestaan op of aan het fietspad aan de Jachthuisweg, zodat in voorkomende gevallen daartegen handhavend kan worden opgetreden. Bij evenementen, zoals het door [appellant] genoemde ponykamp, waarbij kinderen in tenten op of bij het perceel logeren, zal een aparte omgevingsvergunning moeten worden aangevraagd, aangezien de bestemming "Sport" dergelijke evenementen niet mogelijk maakt. In het kader van de beoordeling van de betreffende vergunningsaanvraag zal dan ook naar de bijbehorende gevolgen voor parkeren moeten worden gekeken, aldus de raad.

Stal Jachthuis heeft hieraan ter zitting toegevoegd dat op het hele perceel kan worden geparkeerd. Het perceel is hierdoor volgens hem groot genoeg om aan alle parkeerbehoefte te voldoen. Stal Jachthuis beaamt dat bezoekers soms op een verkeerde plek buiten het perceel parkeren, en zegt dat hij zijn bezoekers er in voorkomende gevallen op wijst dat dat niet mag. Hij stelt dat vier parkeerplaatsen voldoende zijn, ook omdat de meeste bezoekers op de fiets naar de manege komen.

7.2.    Artikel 3, onder 3.1.1 van de planregels bij het bestemmingplan luidt: "De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de volgende sportactiviteiten, voorzieningen en functies:

1. een manege,

2. bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijde, wegen en paden, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, en erven,

3. in afwijking van het bepaalde onder 2, mag ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van sport - verharding uitgesloten' geen verharding worden aangelegd."

Artkel 3, onder 3.3.1 luidt: "Van strijdig gebruik van de manege, binnen de bestemming "sport", zoals bepaald in lid 3.1 is in elk geval sprake wanneer:

a het in gebruik nemen van en het in gebruik laten nemen van het plangebied, overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder minimaal 4 parkeerplaatsen aan te leggen en in stand te houden."

7.3.    De Afdeling stelt vast dat het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van minimaal vier parkeerplaatsen op het perceel, overeenkomstig het door de raad genoemde beleid. Wat [appellant] heeft aangevoerd geeft geen grond voor het oordeel dat het aan het besluit ten grondslag gelegde beleid onredelijk zou zijn. Evenmin heeft hij aannemelijk gemaakt dat het perceel geen plaats zou bieden voor deze vier parkeerplaatsen. Gelet hierop ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor parkeren in de omgeving van het plan. Dat er door bezoekers incidenteel buiten het perceel wordt geparkeerd maakt niet dat de via de voorwaardelijke verplichting geborgde aanleg en instandhouding van vier parkeerplaatsen onvoldoende zullen zijn. Wanneer op of aan het fietspad of voor de inrit van het perceel van [appellant] wordt geparkeerd, kan [appellant] verzoeken dat daartegen handhavend wordt opgetreden. Bij evenementen, zoals het ter zitting van de Afdeling genoemde tentenkamp, zal de eventueel benodigde extra parkeergelegenheid onderdeel uitmaken van de daarvoor benodigde vergunning. [appellant] kan in dat kader dan die gevolgen aan de orde stellen.

Het betoog faalt.

Planschade

8.       [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de waardevermindering van zijn perceel ten gevolge van de beperking van de mogelijkheden op zijn perceel.

8.1.    De raad stelt in verweer dat de bestemmingswijziging van "Agrarisch" naar "Sport" niet leidt tot beperkingen van de mogelijkheden van het perceel van [appellant]. Voor zover zijn perceel toch in waarde is gedaald, kan [appellant] een verzoek om tegemoetkoming in planschade indienen, aldus de raad.

8.2.    Voor zover [appellant] mogelijk negatieve financiële gevolgen zal ondervinden van het plan, kan hij een verzoek om een tegemoetkoming in planschade indienen. Dat betreft een afzonderlijke procedure met eigen rechtsbeschermingsmogelijkheden.

Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van het perceel van [appellant] betreft, ziet de Afdeling in wat [appellant] heeft aangevoerd geen reden voor het oordeel dat die waardevermindering zo groot zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.

Slot en conclusie

9.       Het beroep is ongegrond.

10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2022

700-860.