Uitspraak 202106135/2/R1, 202106138/2/R1 en 202106201/2/R1


Volledige tekst

202106135/2/R1, 202106138/2/R1 en 202106201/2/R1.
Datum uitspraak: 31 december 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

Stichting Natuur en Landschap het Gooi (hierna: SNLG), gevestigd te Gooise Meren,

verzoekster,

en

1.       de raad van de gemeente Gooise Meren,

2.       de raad van de gemeente Laren,

3.       de raad van de gemeente Hilversum,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2021 heeft de raad van de gemeente Gooise Meren het bestemmingsplan "Buurtschap Crailo" vastgesteld.

Bij besluit van 7 juli 2021 heeft de raad van de gemeente Laren het bestemmingsplan "Buurschap Crailo" vastgesteld.

Bij besluit van 6 juli 2021 heeft de raad van de gemeente Hilversum het bestemmingsplan "Buurtschap Crailo" vastgesteld.

Tegen deze besluiten heeft onder meer SNLG beroep ingesteld.

SNLG heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

SNLG heeft nadere stukken ingediend.

De raden van de gemeenten Gooise Meren, Laren en Hilversum (hierna samen: de raden) hebben een verweerschrift ingediend.

SNLG, de raden en GEM Crailo B.V. hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 14 december 2021, waar SNLG, vertegenwoordigd door mr. drs. P.B.Ph.M. Bogaers, rechtsbijstandverlener te Bussum, en [gemachtigde], en de raden, vertegenwoordigd door mr. J.C. Binnerts, advocaat te Haarlem, M.P. Tijm Msc, M.F. van Oosterhout Msc, ing. V.F. van Braam van Vloten, K.J. Loman-Van den Hurk en drs. S. Wiedemeijer, zijn verschenen. Voorts is ter zitting GEM Crailo B.V., vertegenwoordigd door mr. drs. C.F.J. Cornelisse, als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       Crailo is een voormalig defensieterrein dat is gelegen op gezamenlijk grondgebied van de gemeenten Gooise Meren, Laren en Hilversum. Deze gemeenten hebben ieder voor hun eigen grondgebied een bestemmingsplan vastgesteld waarbij wordt uitgegaan van een integrale ontwikkeling voor Crailo, met onder meer bedrijvigheid en de bouw van maximaal 590 woningen. GEM Crailo B.V. is eigenaar en ontwikkelaar van het overgrote deel van het plangebied, dat circa 40 hectare omvat. De bestemmingsplannen hebben een verbrede reikwijdte op grond van de Crisis- en herstelwet.

3.       SNLG is een stichting die als doel heeft het bevorderen van de bescherming van natuur, landschap en milieu in het Gooi en omstreken. Zij kan zich niet verenigen met de besluiten en heeft verzocht een voorlopige voorziening te treffen. SNLG beoogt met haar verzoek te voorkomen dat wordt begonnen met werkzaamheden voordat de Afdeling op haar beroep heeft beslist. Zij vreest dat door die werkzaamheden onomkeerbare gevolgen ontstaan voor natuur en beschermde diersoorten

Spoedeisend belang

4.       De raden stellen dat spoedeisend belang bij het verzoek om een voorlopige voorziening ontbreekt. In dit verband hebben zij een brief van GEM Crailo B.V. van 9 december 2021 in het geding gebracht, die inzicht geeft in de planning van de voorgenomen uitvoeringswerkzaamheden. De planning op dit moment is dat tot 1 juli 2022 slechts voorbereidende werkzaamheden plaatsvinden, die geen onomkeerbare gevolgen veroorzaken. Het betreft de voortzetting van sloopwerkzaamheden aan leegstaande gebouwen en ongebruikte objecten, het afronden van lopende bodemsaneringen van circa 8 verontreinigingskernen, werkzaamheden aan kabels en leidingen ten behoeve van de totstandkoming van een onderstation van het nutsbedrijf Liander N.V. en het verrichten van nadere onderzoeken, zoals archeologisch onderzoek. GEM Crailo B.V. heeft in haar brief benadrukt dat deze voorbereidende werkzaamheden niet specifiek noodzakelijk zijn voor het realiseren van de bestemmingsplannen en dat er vooruitlopend op een uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure geen werkzaamheden ter uitvoering van de bestemmingsplannen zelf zullen plaatsvinden.

5.       SNLG heeft in reactie hierop ter zitting naar voren gebracht dat volgens haar niet is uitgesloten dat de sloopwerkzaamheden leiden tot een aantasting van de fysieke leefomgeving van dassen en deze voorbereidende werkzaamheden daarom onomkeerbare gevolgen kunnen hebben. Zij heeft er in dat verband op gewezen dat in het westelijke deel van het plangebied, voor zover dat ziet op gronden binnen de gemeente Hilversum, recent dassen zijn waargenomen. Ter onderbouwing verwijst SNLG naar het rapport van ir. A. Meijer van de Stichting Dassenwerkgroep Utrecht & ’t Gooi van 27 november 2021, waarin is vermeld dat de in het plangebied aangetroffen vossenburchten incidenteel gebruikt worden als bijburchten van dassen. SNLG voert aan dat de raden de plannen niet hebben kunnen baseren op het rapport "Nader onderzoek soortbescherming Crailo. Onderzoek voor deelgebieden midden en zuid in het kader van soortbescherming van de Wet natuurbescherming" van Tauw van 9 juli 2020, waarin is vermeld dat geen aanwijzingen zijn gevonden voor de aanwezigheid van een dassenburcht of -wissel, de das ter plaatse incidenteel voorkomt en het plangebied geen essentieel foerageergebied betreft gezien het beperkte aantal waarnemingen van de das. Volgens SNLG schiet dit onderzoek op belangrijke punten tekort, onder meer omdat een inventarisatie van de in het plangebied aangetroffen vossenburchten ontbreekt.

6.       Hoewel de raden voorafgaand aan de vaststelling van de bestemmingsplannen reeds uitvoerig onderzoek hebben gedaan naar de aanwezigheid van de dassen in het plangebied, stelt de voorzieningenrechter vast dat de door de raden overgelegde notitie "Nadere beschouwingen terreingebruik dassen Crailo" van Tauw van 9 december 2021 aanleiding geeft om te veronderstellen dat sprake is van nieuwe sporen van dassen, dit in afwijking van het onderzoek van Tauw van 9 juli 2020. Daarmee kan niet worden uitgesloten dat inmiddels sprake is van een incidenteel gebruikte bijburcht voor dassen ter plaatse van de reeds bekende verblijfplaats van vossen. Hoewel er geen sprake is van een optimaal foerageergebied rondom de burcht, kan dit wel als ‘overig leefgebied’ van de dassen worden beschouwd. Hierom dient, zo staat in de notitie van Tauw, door de raden rekening te worden gehouden met een toekomstige ontheffingsaanvraag in het kader van de Wet natuurbescherming. In dit verband heeft Tauw verder toegelicht dat zo spoedig mogelijk nader onderzoek dient te worden uitgevoerd naar het belang van de bijburcht voor dassen. De raden hebben dit desgevraagd ter zitting bevestigd en aangegeven dat de voorbereidende sloopwerkzaamheden in het gehele plangebied worden uitgesteld tot na het bekend worden van de resultaten van het nader onderzoek. Ter zitting is toegezegd dat het nadere onderzoek door Tauw in nauwe samenwerking met de Stichting Dassenwerkgroep Utrecht & ’t Gooi zal worden uitgevoerd.

7.       Nu de resultaten van het in opdracht van de raden uitgevoerde nader onderzoek naar de aanwezigheid van dassen in het plangebied mede met het oog op het verrichten van de voorbereidende sloopwerkzaamheden, zoals door GEM Crailo B.V. beschreven, worden afgewacht, acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat voordat de Afdeling uitspraak in de bodemprocedure zal hebben gedaan onomkeerbare gevolgen voor de dassen zullen ontstaan. Gezien de toezeggingen van GEM Crailo B.V. behoeft ook anderszins niet te worden gevreesd voor dergelijke gevolgen.

8.       De voorzieningenrechter is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt.

Conclusie

9.       Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

10.     De raden hoeven geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

w.g. Sparreboom
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2021

195-890