Uitspraak 202107196/2/R4


Volledige tekst

202107196/2/R4
Datum uitspraak: 22 december 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Ooij,

verzoeker,

en

de raad van de gemeente Berg en Dal,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Jonkmanshof Ooij" gewijzigd vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

[partij] heeft een reactie op het beroepschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 december 2021, waar [verzoeker], bijgestaan door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door ing. A.H. van der Wielen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij] als partij gehoord.

Overwegingen

Oordeel niet bindend in bodemprocedure

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       Aan de Kerkdijk 32 te Ooij staat de voormalige boerderij "Jonkmanshof". Dit is een gemeentelijk monument.

[partij] is eigenaar en is als initiatiefnemer voornemens om in een schuur bij de voormalige boerderij tien woningen te realiseren. Het gaat om de parallel aan de achterzijde van de boerderij gelegen nagenoeg identieke schuur.

Het plan voorziet in deze woningen.

3.       [verzoeker] is de voormalige eigenaar van de Jonkmanshof en woont dichtbij het plangebied. Hij kan zich onder meer niet verenigen met de voorziene woningen. Hij vreest voor een aantasting van zijn woon- en leefklimaat, wat betreft het aspect parkeren. Ook meent hij dat het historische karakter van de boerderij Jonkmanshof en de omgeving zodanig worden aangetast dat dit niet meer terug te draaien is.

Verder kan [verzoeker] zich niet ermee verenigen dat de locatie van een droogloods, die hij nog in eigendom heeft, ook in het plan is opgenomen. [verzoeker] stelt ook dat hij deze droogloods ten onrechte niet meer mag herbouwen.

Het verzoek

4.       Het verzoek van [verzoeker], zoals tijdens de zitting door hem is toegelicht, is erop gericht te bereiken dat hangende de bodemprocedure het gehele plan wordt geschorst.

5.       De voorzieningenrechter stelt vast dat [partij] al een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen heeft ingediend. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.

Beoordeling verzoek

6.       De voorzieningenrechter zal hierna eerst ingaan op de betogen van [verzoeker] over de droogloods (zie overweging 7). Daarna zal de voorzieningenrechter ingaan op beroepsgronden van [verzoeker] die betrekking hebben op de voorziene woningbouw (zie de overwegingen 8-10). In dat kader zal de voorzieningenrechter bezien of aanleiding bestaat voor de verwachting dat de Afdeling in de bodemzaak zal oordelen dat het bestemmingsplan gelet op de besproken beroepsgronden niet in stand blijft (een voorlopige rechtmatigheidsbeoordeling). Dit betekent dat de voorzieningenrechter een voorlopige beoordeling zal verrichten van de beroepsgronden.

Droogloods

7.       [verzoeker] voert aan dat, naast de voorziene woningen, in het plan ten onrechte ook zijn droogloods is opgenomen. [verzoeker] wijst erop dat hij zijn droogloods niet mag herbouwen op grond van de planregels.

[verzoeker] heeft ter zitting toegelicht dat hij voornemens is om de droogloods af te staan aan de Stichting Van Steen en Natuur die de loods op een andere plek een cultuurhistorische bestemming wil geven, maar dat hij in dat geval ter plaatse van de huidige droogloods een nieuwe droogloods zou willen herbouwen.

7.1.    In het ontwerp-bestemmingsplan was aan de loods de bestemming "Agrarisch met waarden - landschap 2" toegekend. Uit de plantoelichting blijkt dat de langgerekte droogloods parallel aan de nokrichting van de schuren op het perceel is gelegen. De droogloods is opgebouwd uit houten legplanken van vroegere droogrekken.

[verzoeker] heeft in zijn zienswijze aangevoerd dat zijn droogloods ten onrechte was opgenomen in het ontwerp-bestemmingsplan. Volgens [verzoeker] was hierdoor de droogloods ten onrechte wegbestemd.

Naar aanleiding van dat betoog in de zienswijze heeft de raad besloten om het bestemmingsplan op dat onderdeel te wijzigen. De raad vond het passend om de locatie van de zeer nabij gelegen droogloods in het plan op te nemen. Gelet op de zienswijze van [verzoeker] heeft de raad aan deze gronden wel een andere bestemming toegekend dan in het ontwerp-bestemmingsplan, zodat het huidige, strijdige, gebruik van de loods volgens de raad wordt toegestaan.

7.2.    De voorzieningenrechter stelt vast dat de droogloods is opgenomen in het vastgestelde bestemmingsplan. Ter plaatse van de gronden waar de droogloods staat, is de bestemming "Wonen - 2" zonder bouwvlak toegekend. Ter zitting is gebleken dat de droogloods van [verzoeker] wordt gebruikt voor opslag.

7.3.    De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad ter zitting terecht erop heeft gewezen dat er een ruimtelijke samenhang is tussen de droogloods en de overige bebouwing in het plangebied. Dat de droogloods en de overige bebouwing in de loop der tijd een andere eigenaar hebben gekregen, maakt daarvoor niet uit. Gelet op de ruimtelijke samenhang tussen de droogloods en de overige bebouwing in het plangebied, gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat de Afdeling zal oordelen dat de raad de droogloods mocht opnemen in het bestemmingsplan.

Over het betoog van [verzoeker] dat de planregeling voor de droogloods niet toereikend is, merkt de voorzieningenrechter het volgende op. De voorzieningenrechter laat in het midden of de planregeling (met inbegrip van het overgangsrecht) zo moet worden uitgelegd dat herbouw van de droogloods in het plangebied buiten de situatie van opgetreden calamiteiten niet mogelijk is. De voorlopige voorziening-procedure leent zich niet voor een precieze uitleg van de planregeling. Dit staat in zoverre ter beoordeling van de Afdeling in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter is, bij afweging van de belangen, van oordeel dat de wens van [verzoeker] om zijn droogloods te kunnen laten verplaatsen en daarna te herbouwen niet een belang oplevert dat een toewijzing van het verzoek rechtvaardigt. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de raad er op heeft gewezen dat [verzoeker], als hij ruimte nodig heeft voor opslag, overigens ook de mogelijkheid heeft om in de toekomst een bijgebouw bij zijn woning te bouwen op basis van het geldende bestemmingsplan.

De voorzieningenrechter ziet  onvoldoende redenen waarom [verzoeker] de uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure in dit opzicht niet zou kunnen afwachten.

Deze betogen slagen niet.

Nieuwe woningen - parkeren

8.       [verzoeker] kan zich niet verenigen met de in het plan voorziene nieuwe woningen. Hij voert daarbij onder meer aan dat niet aan de parkeernorm zal worden voldaan. Daarbij wijst hij erop dat twee parkeerplaatsen in het plangebied moeten verdwijnen omdat anders zijn droogloods niet meer bereikbaar is.

8.1.    Uit de planregels (artikel 3.1.3, onder b) volgt dat er op eigen terrein van de initiatiefnemer voldoende parkeerplaatsen dienen te worden aangelegd overeenkomstig de vigerende beleidsregels met betrekking tot de parkeernorm.

8.2.    Ter zitting is gebleken dat nog een civiele rechterlijke procedure loopt over de vraag of de droogloods al dan niet door [verzoeker] verwijderd moet worden. De uiteindelijk uitkomst daarvan kan zijn dat de loods niet verwijderd hoeft te worden. Echter, ook als de stelling van [verzoeker] wordt gevolgd dat zijn droogloods bereikbaar zou moeten blijven, betekent dat op zichzelf nog niet dat niet aan de parkeernorm kan worden voldaan. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat de exacte inrichting van het plangebied met parkeerplaatsen niet in het plan is voorgeschreven. De voorzieningenrechter wijst er verder op dat er in het plangebied voldoende ruimte aanwezig is om te voorzien in de benodigde parkeerplaatsen in overeenstemming met de parkeernorm, met behoud van de bereikbaarheid van de droogloods. Alleen al gelet hierop verwacht de voorzieningenrechter niet dat de Afdeling in de bodemzaak zal oordelen dat het bestemmingsplan vanwege wat [verzoeker] heeft aangevoerd over het aspect parkeren zal worden vernietigd. Dit betoog slaagt niet.

Nieuwe woningen - erfdienstbaarheid

9.       [verzoeker] voert aan dat een erfdienstbaarheid ter plaatse van het erf in het plangebied aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Hij voert hierbij aan dat, indien de toekomstige bewoners van de tien voorziene woningen gebruik maken van dat erf, dit leidt tot een verzwaring van deze erfdienstbaarheid.

9.1.    De voorzieningenrechter overweegt dat, volgens vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 21 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:831), voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling en de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan in de weg staat, slechts aanleiding is als deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit.

De aanwezigheid van een zakelijk recht, zoals een erfdienstbaarheid, is in beginsel voor de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan niet doorslaggevend. Dit is slechts anders indien zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat het plan leidt tot strijd met de zakelijke rechten en tevens vaststaat dat niet tot opheffing van het zakelijk recht kan worden overgegaan. De voorzieningenrechter verwijst ter vergelijking naar de uitspraak van de Afdeling van 3 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3227.

9.2.    De voorzieningenrechter stelt vast dat uit een (door [partij]) ingebrachte notariële akte (inzake een erfdienstbaarheid van weg) valt af te leiden dat het daarin genoemde erf door de eigenaren en bevoegde gebruikers mag worden gebruikt als voetpad of als rijweg. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake van een situatie waarin zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat het plan leidt tot strijd met zakelijke rechten. Daarbij is van belang dat het de vraag is of een verzwaring van de erfdienstbaarheid nodig is. En, indien een verzwaring van de erfdienstbaarheid nodig zou zijn, rijst de vervolgvraag of een verzwaring kan worden gevorderd in verband met de invulling die wordt gegeven aan de planologische mogelijkheden. Deze vragen staan, zo nodig, ter beoordeling van de burgerlijke rechter. Gelet op het voorgaande verwacht de voorzieningenrechter niet dat de Afdeling in de bodemzaak zal oordelen dat sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering die aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

Het betoog slaagt niet.

Overige betogen

10.     In wat [verzoeker] voor het overige heeft aangevoerd (bijvoorbeeld over de aantasting van het historische karakter van de boerderij Jonkmanshof en de omgeving en de geluidsoverlast als gevolg van de plaatsing van afvalcontainers) ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen aanleiding om aan te nemen dat de Afdeling daarin reden zal zien voor vernietiging van het bestemmingsplan.

Conclusie

11.     Gezien het vorenstaande zal het verzoek worden afgewezen.

12.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2021

418.