Uitspraak 202107288/2/R2


Volledige tekst

202107288/2/R2.
Datum uitspraak: 22 december 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:

Milieuvereniging De Groene Koepel, gevestigd te Breda, en anderen,

verzoekers,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland­West­Brabant van 8 november 2021 in zaak nr. 21/4091, 21/4092, 21/2522 en 21/2524 in het geding tussen:

Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen

en

het college van burgemeester en wethouders van Alphen-Chaam.

Procesverloop

Bij besluit van 25 september 2020 heeft het college aan vergunninghoudster Sedum Extra B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een loods en aanleggen van een uitrit en een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning met een bijgebouw en aanleggen van een uitrit.

Bij besluit van 4 mei 2021 heeft het college de tegen de omgevingsvergunningen gemaakte bezwaren van Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd onder aanvulling van de motivering.

Bij uitspraak van 8 november 2021 heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) het door Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen hoger beroep ingesteld. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 december 2021, waar Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden A], bijgestaan door mr. J.E. Dijk, advocaat te Haarlem, en het college, vertegenwoordigd door mr. S.M.J. Janssens en ing. R.H.C.J. Krol, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Sedum Extra B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigden B], bijgestaan door mr. P.M.J. de Haan, advocaat te Den Bosch, als partij gehoord. Daarnaast zijn T. Biemond, werkzaam bij Agrimaco, aan de zijde van Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen en A. Pijnenburg, werkzaam bij Telermaat, en A. Schoenmakers, werkzaam bij Schoenmakers Architecten, aan de zijde van Sedum Extra B.V. als deskundigen gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       Het college heeft aan vergunninghoudster Sedum Extra B.V. twee omgevingsvergunningen voor het bouwen van een loods en het bouwen van een woning met bijgebouw op het perceel Kwaalburg 13 te Alphen verleend.

Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen hebben verzocht bij voorlopige voorziening de besluiten van 4 mei 2021 en 25 september 2020 te schorsen, nu de bouw van deze loods is aangevangen en onomkeerbare gevolgen kunnen ontstaan.

Omvang van het verzoek

3.       Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen hebben op de zitting verklaard dat het verzoek om een voorlopige voorziening uitsluitend is gericht tegen de omgevingsvergunning voor het bouwen van de loods en aldus geen betrekking heeft op de omgevingsvergunning voor de bouw van de woning. Het verzoek gaat ook niet over de vergunde uitritten.

Spoedeisend belang

4.       De voorzieningenrechter overweegt dat uit het fotomateriaal dat is overgelegd door Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen blijkt dat het bouwen van de loods in volle gang is, hetgeen door Sedum Extra B.V. op de zitting ook is bevestigd. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat een spoedeisend belang bestaat bij de gevraagde voorlopige voorziening.

Beoordeling van het verzoek

5.       Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen hebben betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hier sprake zou zijn van een grondgebonden agrarisch bedrijf, omdat volgens hen de teelt van sedum niet geheel of in overwegende mate afhankelijk zou zijn van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden bij het bedrijf van vergunninghoudster. Daartoe hebben zij een advies van Agrimaco van 8 oktober 2021 overgelegd. Volgens hen heeft de rechtbank miskend dat de omgevingsvergunning voor het bouwen van de loods niet had mogen worden verleend, nu het beoogde gebruik van deze loods voor een niet-grondgebonden agrarische activiteit in strijd zou zijn met het bestemmingsplan "Buitengebied Alphen-Chaam 2010, geconsolideerd". Het college heeft zich, onder verwijzing naar een advies van de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen van 24 december 2020, op het standpunt gesteld dat het betrokken bedrijf van vergunninghoudster een grondgebonden agrarisch bedrijf is, omdat het telen van sedum afhankelijk zou zijn van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden bij dat bedrijf. Ten slotte heeft Sedum Extra B.V. in navolging van het college en onder verwijzing naar enkele verklaringen gesteld dat het telen van sedum een grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteit zou zijn.

5.1.    De voorzieningenrechter stelt voorop dat de vraag of hier sprake is van een grondgebonden agrarisch bedrijf als bedoeld in artikel 4.1, bezien in samenhang met artikel 1, van de planregels bij het geldend bestemmingsplan "Buitengebied Alphen-Chaam 2010, geconsolideerd" en daarmee de vraag of de teelt van sedum geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden bij het bedrijf van vergunninghoudster Sedum Extra B.V. zich niet leent voor beantwoording in deze procedure en in de bodemprocedure zal moeten worden onderzocht. De voorzieningenrechter zal daarom bij de beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening een belangenafweging verrichten.

5.2.    De voorzieningenrechter is van oordeel dat het aangevoerde belang van Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen bij een schorsing van de besluiten van 4 mei 2021 en 25 september 2020 minder zwaar weegt dan het gestelde belang van Sedum Extra B.V. bij het voortzetten van de bouw van de loods. Daartoe is van belang dat op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied Alphen-Chaam 2010, geconsolideerd" aan het perceel aan de Kwaalburg 13, waarop de desbetreffende loods is voorzien, de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" met een omvangrijk bouwvlak is toegekend. Indien het telen van sedum niet valt te beschouwen als een grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteit, dan is van belang dat op grond van de bestemming en de bouwregels bij het geldende bestemmingsplan een loods kan worden gerealiseerd ten behoeve van (andere) grondgebonden agrarische toepassingen. Voorts neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat deze loods ook kan worden afgebroken en de situatie in zoverre ongedaan kan worden gemaakt  indien zou blijken dat de omgevingsvergunning niet mocht worden verleend. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat indien Sedum Extra B.V. gebruik maakt van de omgevingsvergunning zolang de vergunning nog niet in rechte onaantastbaar is geworden, dat op eigen risico plaatsvindt, ook indien het verzoek wordt afgewezen. Sedum Extra B.V. heeft verklaard zich bewust te zijn van dat risico, maar heeft aangegeven dat voortzetting van het bouwen van deze loods noodzakelijk is voor haar bedrijfsvoering en dat een stopzetting van het bouwen van de loods ernstige financiële gevolgen zal hebben. Daarbij is van belang dat zij heeft aangegeven dat de benodigde bouwmaterialen reeds zijn aangeschaft en ter plaatse aanwezig zijn en dat het bouwen van de loods al vergevorderd is. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter, na afweging van de aan de orde zijnde belangen, geen aanleiding om het verzoek van Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen.

Conclusie en proceskosten

6.       De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening van Milieuvereniging De Groene Koepel en anderen af.

7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2021

425-914