Uitspraak 202100817/1/R1


Volledige tekst

202100817/1/R1.
Datum uitspraak: 22 december 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Amsterdam,

appellant,

en

het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost van Amsterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 december 2020 heeft het dagelijks bestuur de locatie met het nummer 1087NB-323 nabij het adres Jan Vrijmanstraat 323 te Amsterdam aangewezen voor het inzamelen van grof afval.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 november 2021, waar [appellant] en anderen, bij monde van [appellant] en [appellant A], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. H. Verhaar en C. van Bergen Henegouw, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       [appellant] en anderen wonen op het adres [locatie] of in de omgeving daarvan. Zij betogen dat de locatie niet geschikt is voor het inzamelen van grof afval. Volgens het locatieplan dat onderdeel is van het besluit, is deze locatie daarvoor wel bestemd.

2.       Het dagelijks bestuur houdt, blijkens hoofdstuk 2, onder a, van het eindverslag van de inspraakprocedure behorende bij het besluit, het volgende uitgangspunt aan voor het aanwijzen van aanbiedplaatsen:

"a. Aanbiedplaatsen voor grof huishoudelijk afval

Het grof afval dient voor de deur te worden aangeboden. De inzamelorganisatie kan door geparkeerde auto's of fietsen dan vaak het grof afval niet inzamelen. Echter, het beleid stelt momenteel geen alternatieve locatie voor. Hierdoor is de gewoonte in Amsterdam geworden om het grof afval om en op de ondergrondse afvalcontainers neer te leggen. Hierdoor kunnen de ondergrondse containers niet geleegd worden, waardoor er afvalzakken bij het grof afval worden gezet. Daarnaast is de kans groot dat wanneer het grof afval wordt opgeruimd dat dan de ondergrondse containers beschadigd worden. Vooruitlopend op het beleid worden aanbiedplaatsen voor grof afval aangewezen. Deze locaties worden niet ingericht, omdat daarvoor eerst het stedelijk beleid moet worden vastgesteld. Wel kunnen deze locaties te zijner tijd meehelpen om de overlast op en om afvalinzamellocaties te verminderen." Blijkens het bestreden besluit hanteert het dagelijks bestuur in afwachting van een nadere concretisering van het beleid voor het aanbieden van grof afval het "Stedelijk Kader Bepalen locaties inzamelvoorzieningen" (hierna: het stedelijk kader), dat het college van burgemeester en wethouders op 19 december 2017 heeft vastgesteld. In dit stedelijk kader zijn zowel algemene richtlijnen voor locaties van inzamelvoorzieningen als specifieke richtlijnen voor locaties voor grof afval opgenomen.

Geschiktheid locatie

Verdeling aanbiedplaatsen

3.       [appellant] en anderen betogen dat het college bij het aanwijzen van de locatie ongemotiveerd heeft afgeweken van een inrichtingsplan zoals dat was opgesteld toen de wijk werd aangelegd. Zij betogen dat toen zij hun huizen kochten de inzamelpunten verderop in de straat waren ingepland. Ook bij de bestrating van het gebied is rekening gehouden met die oorspronkelijke locatie. Zij betogen verder dat in vergelijking met het nabijgelegen Rieteiland onevenredig veel afvallocaties zijn aangewezen.

3.1.    Het dagelijks bestuur stelt dat Rieteiland zodanig is opgebouwd, dat er voldoende ruimte is voor de deuren van de afzonderlijke woningen om grof afval aan te bieden. Haveneiland Oost, waarbinnen de locatie ligt, is dichter bebouwd en een groter aantal huishoudens kan grof afval niet voor de deur aanbieden. Die huishoudens zijn aangewezen op aanbiedlocaties. Over het inrichtingsplan voor de openbare ruimte stelt het dagelijks bestuur dat ten tijde van het opstellen daarvan nog geen grofafvallocaties waren voorzien. Het beleid om grofafvallocaties aan te wijzen vanwege de omstandigheden die hiervoor onder 2 zijn weergegeven, dateert van na het inrichtingsplan, aldus het dagelijks bestuur. [appellant] en anderen hebben het voorgaande niet gemotiveerd bestreden. Verder overweegt de Afdeling dat de enkele omstandigheid dat de straat zo is ingericht dat elders grof afval zou kunnen opgehaald, op zichzelf niet maakt dat de nu aangewezen locatie niet geschikt is. Dit betoog slaagt niet.

Richtlijnen aanwijzing locatie

4.       [appellant] en anderen betogen dat de locatie niet in overeenstemming is met de richtlijnen uit het stedelijk kader die het dagelijks bestuur voor het aanwijzen van locaties hanteert. Zij stellen dat de aanbiedplaats zich bevindt onder een raam van één van hun woningen.

4.1.    Het dagelijks bestuur stelt dat de locatie op de hoek van een straat ligt. Recht daarboven zijn geen ramen.

4.2.    In richtlijn R1 van het stedelijk kader is vermeld: "De afstand van de inzamelvoorziening tot de gevel van een gebouw is minimaal 1,8 meter."

In richtlijn R2 is vermeld: "De inzamelvoorziening bevindt zich bij een gebouw met een woonfunctie niet bij een deur, of een raam, of een balkon op de eerste verdieping."

4.3.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 20 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2328, onder 5.3, dienen de richtlijnen R1 en R2 in samenhang te worden gelezen. De Afdeling stelt vast dat de aangewezen locatie op een afstand van meer dan 1,8 m van het bedoelde raam ligt. In het aangevoerde ziet de Afdeling daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit in strijd met het stedelijk kader is.

Zwerfvuil

5.       [appellant] en anderen vrezen overlast van zwerfvuil. Zij voeren aan dat het college van burgemeester en wethouders niet handhaaft op onjuist aangeboden (grof) afval. Verder stellen zij dat de kans op verwaaiing groot is, nu de straten in de omgeving als een windtunnel fungeren.

5.1.    Het dagelijks bestuur stelt dat grof afval niet mag worden aangeboden  op dagen waarop dat niet wordt ingezameld. De gemeente zal hiertegen handhavend optreden. Verder stelt het dagelijks bestuur dat grof afval gezien zijn aard in principe geen zwerfafval oplevert. Als zwerfafval bij het grof afval voorkomt, zal de gemeente ook hiertegen handhavend optreden. Verder heeft het dagelijks bestuur ter zitting verklaard dat bij een melding van onjuist aangeboden grof afval, dit wordt opgehaald. Het bovenstaande is door [appellant] en anderen niet overtuigend bestreden. De Afdeling ziet daarom onvoldoende grond voor het oordeel dat het dagelijks bestuur vanwege overlast van zwerfvuil aanleiding had moeten zien om van de aanwijzing van deze locatie af te zien.

Onevenredigheid

6.       [appellant] en anderen betogen dat het aanwijzen van de locatie voor het adres [locatie], de woning van [appellant], onevenredig bezwarend is. Deze woning heeft als enige geen toegang tot een binnentuin en is aangewezen op de straatkant als enige buitenruimte. De buitenruimte nabij de woning is daartoe ook met groen ingericht.

6.1.    Het dagelijks bestuur stelt dat de omstandigheid dat de woning op het adres [locatie] geen eigen buitenruimte heeft geen zodanig zwaarwegend belang vormt, dat daarom de locatie niet kon worden aangewezen. Mede in aanmerking genomen dat het grof afval in principe slechts kortstondig op de stoep zal liggen, ziet de Afdeling in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen.

Conclusie geschiktheid

7.       De conclusie is dat het college, met inachtneming van de richtlijnen, de aangewezen locatie geschikt heeft kunnen achten voor het aanbieden van grof afval.

Conclusie

8.       Het beroep is ongegrond.

9.       Het dagelijks bestuur hoeft de proceskosten niet te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2021