Uitspraak 202006516/1/A2


Volledige tekst

202006516/1/A2.
Datum uitspraak: 22 december 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 16 oktober 2020 in zaak nr. 18/3604 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Voorschoten (hierna: het college).

Procesverloop

Bij besluit van 26 september 2017 heeft het college het pand aan de Leidseweg 40 te Voorschoten aangewezen als gemeentelijk monument.

Bij besluit van 10 april 2018 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 16 oktober 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 november 2021, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. S.T.J. Olierook en M. Veliscek, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       [appellant] is eigenaar van het pand aan de Leidseweg 40 te Voorschoten, dat plaatselijk bekend is onder de naam ‘Villa Helvetia’ en dat in 1884 is gebouwd in opdracht van [familie].

2.       Op 8 mei 2017 heeft de commissie Welstand en Cultureel Erfgoed (hierna: de commissie WCE) geadviseerd om de aanwijzingsprocedure als bedoeld in artikel 3 van de Erfgoedverordening Voorschoten 2016 (hierna: de Erfgoedverordening) te starten voor Villa Helvetia. Bij brief van 6 juni 2017 heeft het college aan [appellant] medegedeeld dat het is overgegaan tot het opstarten van de aanwijzingsprocedure en hem in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze in te dienen. Het college heeft bij deze brief een concept redengevende omschrijving met waardestelling gevoegd. De commissie WCE heeft op 28 augustus 2017 het college, gelet op de stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarde, geadviseerd Villa Helvetia aan te wijzen als gemeentelijk monument.

Bij besluit van 26 september 2017 is het college, onder verwijzing naar het advies van de commissie WCE, de redengevende omschrijving en de waardestelling, overgegaan tot het aanwijzen van Villa Helvetia als gemeentelijk monument. Bij het besluit van 10 april 2018 heeft het college, naar aanleiding van het bezwaar van [appellant], de redengevende omschrijving aangepast omdat deze op een aantal punten onjuist of onvolledig was. Omdat [appellant] hier volgens het college geen schade door heeft geleden, is het bezwaar vervolgens ongegrond verklaard.

Relevante regelgeving

3.       De relevante bepalingen uit de Erfgoedverordening luiden:

Artikel 1        Begripsbepalingen

"In deze verordening wordt verstaan onder:

[…]

k. Gemeentelijk monument:

onroerende zaak of terrein met cultuurhistorische waarden, boven- en/of ondergronds, die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening, als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen en als bedoeld in artikel 2.2 lid 1 onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

[…]

r. Redengevende omschrijving:

een omschrijving, bedoeld voor monumenten die bestaat uit algemene gegevens, een omschrijving van de bestaande toestand en een waardestelling.

[…]."

Artikel 3        De aanwijzing tot gemeentelijk monument

"1 Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een zaak of (archeologisch) terrein, van algemeen belang wegens zijn esthetische waarde, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde, aanwijzen als gemeentelijk monument.

[…]."

4.       Het gemeentelijke beleid is neergelegd in de Structuurvisie Cultuurhistorie 2013-2028 en de Kadernota erfgoed 2013-2017 "Cultureel Erfgoed loont, leeft en inspireert." In bijlage 3 van de Kadernota zijn de specifieke criteria voor aanwijzing van gemeentelijke monumenten opgenomen.

Aangevallen uitspraak

5.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat Villa Helvetia voor aanwijzing als gemeentelijk monument in aanmerking komt. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het college doorslaggevende betekenis mocht toekennen aan het advies van de commissie WCE waarin staat vermeld dat Villa Helvetia vanwege stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarde van algemeen belang is voor de gemeente Voorschoten. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het college bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid meer gewicht heeft kunnen toekennen aan de aanwijzing van Villa Helvetia als gemeentelijk monument dan aan de belangen van [appellant].

Hoger beroep

6.       [appellant] is het niet eens met de aangevallen uitspraak en betoogt dat de rechtbank ten onrechte geen aandacht heeft geschonken aan de essentie van het ingestelde beroep. Die essentie is dat het college tot herplaatsing van Villa Helvetia op de monumentenlijst is overgegaan op basis van een suggestieve, onjuiste, irrelevante en een onvolledige redengevende omschrijving die de grondslag van het besluit vormt. De in de redengevende omschrijving opgenomen eigenschappen betreffen niet Villa Helvetia. Van belang is dat Villa Helvetia al eerder op de monumentenlijst geplaatst is geweest. Bij uitspraak van 20 februari 1991, ECLI:NL:RVS:1991:AN2324, heeft de Afdeling rechtspraak van de Raad van State in de zaak van [appellant] uitspraak gedaan over Villa Helvetia en het besluit op het beroep tegen het besluit tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst vernietigd omdat het niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen. Het pand was op de monumentenlijst geplaatst tot 21 november 2012. Om de eerdere motivering te herstellen, moest het college nu met een betere motivering komen, aldus [appellant]. De relatie met [familie], de opdrachtgever voor de bouw van Villa Helvetia, wordt in de redengevende omschrijving volgens [appellant] schromelijk overdreven. Slechts enkele feiten over de relatie tussen Villa Helvetia en [familie] zijn relevant. Alles wat verder over [familie] is toegevoegd aan de redengevende omschrijving voor herplaatsing van Villa Helvetia op de gemeentelijke monumentenlijst is niet ter zake en dus suggestief. Volgens [appellant] kan de aanwijzing als gemeentelijk monument op grond van het vorenstaande geen stand houden.

Geschil

8.       De Afdeling stelt voorop dat het in deze procedure gaat om de vraag of het college Villa Helvetia in 2017 in redelijkheid kon aanwijzen als gemeentelijk monument.

Toetsingskader bij aanwijzing als gemeentelijk monument

9.       Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 25 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1358), heeft het college beoordelingsruimte bij het bepalen van de monumentale waarde van een onroerende zaak. Bij het beantwoorden van de vraag of een als monumentwaardig beoordeelde onroerende zaak als beschermd gemeentelijk monument wordt aangewezen, heeft het college beleidsruimte. De bestuursrechter toetst niet of hij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen maar of het bestuursorgaan in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.

Beoordeling

9.1.    Het college heeft Villa Helvetia op grond van artikel 3, eerste lid, van de Erfgoedverordening aangewezen als gemeentelijk monument. In de toelichting op artikel 3, eerste lid, van de Erfgoedverordening worden de algemene criteria voor aanwijzing nader geduid. Daarin staat ‘het collegebesluit tot aanwijzing dient gebaseerd te zijn op een waardestelling in de vorm van een redengevende omschrijving en wel op basis van de cultuurhistorische en wetenschappelijke waarde, de architectuurhistorische en esthetische waarde, ensemble waarde, gaafheid, herkenbaarheid, zeldzaamheid.’ Een nadere uitwerking van de criteria voor aanwijzing staat in de bijlage 3 van de Kadernota. Daaruit volgt dat de historische waarde onderdeel uitmaakt van de cultuurhistorische waarde. Meer specifiek wordt de historische waarde als volgt toegelicht: ‘Het object is van belang vanwege een plaatselijk, regionaal en/of landelijk historisch gegeven, zoals bekende bewoners, beroepen, bijzondere activiteiten en/of gebeurtenissen.’

9.2.    In de redengevende omschrijving van Villa Helvetia wordt ook aandacht besteed aan stedenbouwkundige en architectonische aspecten van de villa. Zo wordt onder andere gewezen op de locatie van Villa Helvetia langs een bijzondere historische hoofdroute, maar ook op de Zwitserse stijl waarin Villa Helvetia is gebouwd. Deze aspecten liggen mede ten grondslag aan de aanwijzing van Villa Helvetia als monument en worden als zodanig ook niet door [appellant] bestreden.

9.3.    Anders dan [appellant] betoogt, kan de redengevende omschrijving, gelet op de nadere uitwerking van de criteria in de Kadernota, ook zien op personen en hoeft deze omschrijving niet alleen het pand zelf te betreffen. Bijzondere aandacht voor de relatie met [familie] past daarom binnen de redengevende omschrijving. Het college heeft feiten opgenomen over [familie] door onder andere de familiegeschiedenis te schetsen, maar ook door aandacht te besteden aan de werkzaamheden van de familie en de betekenis van de familie voor de gemeente Voorschoten. Het is de Afdeling niet gebleken dat de relatie met [familie] schromelijk wordt overdreven. De Afdeling volgt [appellant] evenmin in zijn betoog dat de redengevende omschrijving onjuiste, suggestieve, irrelevante en onvolledige informatie bevat.

9.4.    Gelet op het advies van de commissie WCE met daarbij de redengevende omschrijving en de waardestelling heeft het college aannemelijk gemaakt dat het object voldoende monumentale waarde bezit om het als gemeentelijk monument aan te kunnen wijzen. De rechtbank is terecht en op goede gronden tot hetzelfde oordeel gekomen.

9.5.    Ook heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college in redelijkheid tot de gemaakte belangenafweging heeft kunnen komen. Het gaat daarbij om de afweging van het belang van het college om Villa Helvetia gelet op de monumentale aspecten zoals hierboven beschreven aan te wijzen als gemeentelijk monument en het belang van [appellant] om dat niet te doen. Ter zitting heeft [appellant] toegelicht het pand te willen verkopen, wat gecompliceerder zou zijn als Villa Helvetia als monument is aangewezen. Deze enkele stelling vormt onvoldoende grond voor het oordeel dat het college aan het belang van [appellant] om het pand met oog op toekomstige verkoop niet als monument aan te wijzen een groter gewicht had moeten toekennen dan aan het algemene belang. Dat [appellant] het pand wil verkopen, maakt dan ook niet dat het college in redelijkheid niet mocht overgaan tot het aanwijzen van Villa Helvetia als gemeentelijk monument.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

10.     Het hoger beroep is ongegrond.

11.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2021

97-921.