Uitspraak 202005692/1/R2


Volledige tekst

202005692/1/R2.
Datum uitspraak:15 december 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Goirle,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland­West­Brabant van 15 september 2020 in zaak nr. 20/131 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Goirle.

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2019 heeft het college aan Fundament Real Estate een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van vier appartementen en de aanleg van een uitrit aan de [locatie 1] tot en met [locatie 2] in Goirle.

Bij besluit van 10 februari 2020 heeft het college de motivering van het besluit van 27 november 2019 aangevuld.

Bij uitspraak van 15 september 2020 heeft de rechtbank het door

[appellant] tegen deze besluiten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college en [partij] hebben elk een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 augustus 2021, waar het college, vertegenwoordigd door mr. L. Brands, is verschenen. Voorts is ter zitting [partij], bijgestaan door mr. F.K. van den Akker, advocaat te Eindhoven, als partij gehoord.

De Afdeling heeft het onderzoek heropend.

[appellant] en [partij] hebben elk nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak opnieuw ter zitting behandeld op 18 oktober 2021, waar [appellant], bijgestaan door mr. D.P.W.H. Cremers, advocaat te Tilburg, en het college, vertegenwoordigd door drs. M. van der Meer, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], bijgestaan door mr. F.K. van den Akker, advocaat te Eindhoven, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       [partij] is sinds 2008 eigenaar van het perceel [locatie 1] in Goirle, dat tot 2018 kadastraal bekend stond als gemeente Goirle, sectie A, nummer 3554. Dit perceel is in 2018 gesplitst in de percelen 5372 en 5373. [partij] heeft in hetzelfde jaar het perceel 5372 aan [appellant] verkocht en in eigendom overgedragen.

[appellant] is sinds 2017 eigenaar van het perceel 4647 met het woonadres [locatie 3] in Goirle. Hij heeft een woning over de volle breedte van dit perceel laten bouwen. Het perceel 5372 is toegevoegd aan zijn achtertuin. De aldus vergrote achtertuin grenst aan de achterkant aan het buurperceel 5373, aan één zijde aan twee buurpercelen met woningen en aan de andere zijde aan een gemeentelijk plantsoen en de Rillaerse Baan.

2.       Op 23 april 2018 heeft Fundament Real Estate een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, en artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) aangevraagd voor het bouwen van vier appartementen met een semi verzonken parkeerruimte en de aanleg van een uitrit op het perceel 5373.

Het college heeft met ingang van 7 augustus 2019 een ontwerpbesluit ter inzage gelegd. Bij brief van 9 september 2019 heeft [appellant] een zienswijze daarover ingediend.

Bij besluit van 27 november 2019, aangevuld bij besluit van 10 februari 2020, heeft het college de aangevraagde omgevingsvergunning verleend.

Uitspraak rechtbank

3.       De rechtbank heeft het beroep tegen de omgevingsvergunning ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering die aan de verlening van de omgevingsvergunning in de weg staat. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat de vraag of [appellant] wordt belemmerd in het onderhoud van zijn perceel als hij geen mogelijkheid heeft om zijn bosperceel 5372 via het perceel 5373 te bereiken, buiten het beoordelingskader van de Wabo valt. Verder heeft de rechtbank over de wens van [appellant] dat de parkeerkelder/garage op een andere plek op het perceel 5373 wordt gesitueerd, overwogen dat het college dient te beslissen op de aanvraag zoals die bij hem is ingediend.

Hoger beroep

-evidente privaatrechtelijke belemmering

4.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat geen sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering die aan de verlening van de omgevingsvergunning in de weg staat. Hij voert aan dat hij op basis van notariële aktes uit 1975 en 2018 aanspraak kan maken op een uitweg via het buurperceel 5373 voor het onderhoud aan de bomen in zijn tuin.

4.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld de uitspraak van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:523), bestaat voor het oordeel dat een privaatrechtelijke belemmering aan de verlening van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan in de weg staat, slechts aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is immers de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit.

4.2.    Op 30 december 2020 heeft de rechtbank vonnis gewezen in het civielrechtelijke geschil tussen [partij] en [appellant] en geoordeeld dat geen sprake is van een recht van overpad ten gunste van het perceel van [appellant] en ten laste van het perceel van [partij]. [appellant] heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld en die procedure loopt nog. Gelet hierop is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering.

Het betoog slaagt niet.

-belangenafweging

5.       [appellant] betoogt dat rechtbank niet heeft onderkend dat het college bij de belangenafweging ook het belang van [appellant] bij het hebben van een ontsluiting van zijn bosperceel 5372 voor het onderhoud van bomen had moeten betrekken. Dit betreft ook een maatschappelijk belang, in die zin dat het onderhoud van het perceel nodig is voor het behoud van de daar aanwezige monumentale bomen en beschermde vleermuizen. Voor het uitvoeren van onderhoud is het noodzakelijk om met voertuigen en groot materieel tot aan de grens van het perceel te kunnen rijden. Het perceel kan alleen worden bereikt via het buurperceel 5373.

[appellant] voert verder aan dat het college ten behoeve van de ontsluiting van het bosperceel voorwaarden aan de omgevingsvergunning had moeten verbinden. Hij wijst er in dit verband op dat op het buurperceel ten zuiden van het appartementencomplex ruimte is voor een uitweg.

5.1.    De wens van [appellant] om uit te wegen via het buurperceel 5373 betreft een privaatrechtelijk belang. Dat [appellant] met een uitrit over het buurperceel zijn bosperceel 5372 wil onderhouden en de door hem gestelde natuurwaarden op dat perceel wil behouden, doet er niet aan af dat het in de kern gaat om een privaatrechtelijk belang.

[appellant] wordt niet gevolgd in zijn betoog dat het onderhoud van zijn bosperceel ook een maatschappelijk belang betreft dat bij de belangenafweging had moeten worden betrokken wegens de aanwezigheid van monumentale bomen en beschermde vleermuizen. De op het bosperceel aanwezige bomen zijn op de groene kaart als bedoeld in artikel 4.10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Algemene plaatselijke verordening Goirle 2016 niet aangemerkt als beschermde waardevolle houtopstand. Voorts heeft [appellant] met het door hem overgelegde rapport van Groeneweg Boomzorg van 6 september 2021 niet aannemelijk gemaakt dat op zijn perceel vleermuizen aanwezig zijn. Dit rapport is niet gebaseerd op een onderzoek en vermeldt alleen dat bij onderhoud aan de bomen op het bosperceel sporen van een vleermuizenpopulatie zijn aangetroffen en dat [appellant] ter plaatse vleermuizen heeft waargenomen. Het door Fundament Real Estate overgelegde rapport van Pius Florius Boomverzorging van 14 juni 2019 is wel gebaseerd op onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen, maar die zijn in holtes van bomen niet aangetroffen.

Gelet op het voorgaande heeft het college in het door [appellant] gestelde belang bij een uitrit voor zijn bosperceel via het buurperceel geen aanleiding hoeven zien om daarvoor aan de aangevraagde omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden. Dat op het buurperceel ten zuiden van het appartementencomplex ruimte is voor een uitweg, leidt niet tot een ander oordeel. Het college heeft, bij afweging van de betrokken belangen, dan ook in redelijkheid de omgevingsvergunning kunnen verlenen.

5.2.    Het betoog slaagt niet. Overigens heeft het college ter zitting bevestigd dat de gemeente bereid is toestemming te geven aan [appellant] om voor het onderhoud van zijn bomen een paar keer per jaar via het gemeentelijk plantsoen uit te wegen op de Rillaerse Baan.

6.       Het hoger beroep is ongegrond.

7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Jansen, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2021

609