Uitspraak 202005732/2/A3


Volledige tekst

202005732/2/A3.
Datum uitspraak: 6 december 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:

[appellant], handelend onder de naam [bedrijf], wonend te Gouda,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 september 2020 in zaak nr. 20/1950 in het geding tussen:

[appellant]

en

De burgemeester van Gouda.

Procesverloop

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 september 2020 in zaak nr. 20/1950. Het gaat in deze zaak om de sluiting van zijn horeca-inrichting voor de duur van negen maanden.

De burgemeester heeft twee gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Het betreft de niet-geanonimiseerde versie van de bestuurlijke rapportage van 29 maart 2019 en de nadere rapportage van 9 november 2021.

Overwegingen

Inleiding

1.       Op 28 maart 2019 heeft de burgemeester, in samenwerking met de Kansspelautoriteit en de politie, als onderdeel van een grote landelijke actie, een controle uitgevoerd in het pand waar [appellant] zijn bedrijf heeft. Tijdens deze controle is een werkend cash center aangetroffen en in beslag genomen. Bij deze inbeslagname is in de horeca-inrichting en bij drie klanten hasj of hennep aangetroffen, zo staat in de bestuurlijke rapportage van de politie-eenheid Den Haag, district Gouda.

De burgemeester heeft daarom besloten het pand te sluiten op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet en artikel 2:17 van de Verordening van de gemeente Gouda houdende regels omtrent gemeentelijke regelgeving op het gebied van openbare orde en veiligheid Algemene plaatselijke verordening Gouda 2009 (na eerste wijziging).

Verzoek om beperkte kennisneming

2.       De burgemeester heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van (de vertrouwelijke versie van) de stukken kennis zal nemen.

3.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

4.       De burgemeester heeft zich beroepen op het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Dat belang weegt volgens de burgemeester in dit geval zwaarder dan het belang van [appellant] om kennis te nemen van deze gegevens.

Beoordeling

5.       De Afdeling heeft kennisgenomen van de door de burgemeester overgelegde (vertrouwelijke versie van) gedingstukken en overweegt als volgt.

5.1.    De Afdeling acht aannemelijk dat kennisneming van de in de bestuurlijke rapportage vermelde namen gekoppeld aan de adressen en geboortedata- en plaatsen van derden zal leiden tot aantasting van het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van deze derden. Naar het oordeel van de Afdeling weegt dit belang in dit geval zwaarder dan het belang van [appellant] om kennis te kunnen nemen van die gegevens. Dat geldt ook voor zover in de bestuurlijke rapportage de namen van de rapporteurs worden genoemd, maar niet voor de aanbieders van de rapportages. Laatstgenoemde ambtsdragers treden uit hoofde van hun functie naar buiten zodat het belang van bescherming van hun persoonsgegevens minder zwaar weegt dan het belang van [appellant] om daarvan kennis te nemen. Ook voor de geboortedatum en -plaats en het adres van [appellant] zelf hecht de Afdeling aan het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer niet een zwaarder gewicht.

6.       De Afdeling acht ook aannemelijk dat kennisneming van de in de nadere rapportage vermelde namen, adressen, geboortedata- en plaatsen van derden, de relatie met zowel [appellant] als zijn horeca-inrichting en de door de rapporteur gegeven nadere toelichting bij de antecedenten zal leiden tot aantasting van het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van deze derden. Naar het oordeel van de Afdeling weegt dit belang in dit geval zwaarder dan het belang van [appellant] om kennis te kunnen nemen van die gegevens. Dat geldt ook voor de naam van de rapporteur van de nadere rapportage op de eerste en laatste bladzijde. Het geldt echter niet voor het overige op de eerste bladzijde van de nadere rapportage.

7.       De Afdeling acht het verzoek tot beperkte kennisneming derhalve gerechtvaardigd, behoudens voor zover het gaat om de namen van de aanbieders van de bestuurlijke rapportage, de geboortedatum en -plaats en het adres van [appellant] zelf en de eerste bladzijde van de nadere rapportage met uitzondering van de naam van de rapporteur. In zoverre acht de Afdeling het verzoek tot beperkte kennisneming niet gerechtvaardigd.

8.       Indien de burgemeester geen gehoor geeft aan het in dictumonderdeel II. aangeduide verzoek om de namen van de hiervoor genoemde ambtsdragers, de geboortedatum en -plaats en het adres van [appellant] zelf in de bestuurlijke rapportage en een geschoonde versie van de nadere rapportage voor zover het verzoek om geheimhouding is afgewezen, toe te sturen, kan de Afdeling daaraan gevolgen verbinden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        wijst het verzoek af voor zover het betreft de namen van de in rechtsoverweging 5.1 genoemde aanbieders, de geboortedatum en -plaats en het adres van [appellant] zelf in de bestuurlijke rapportage en de eerste bladzijde van de nadere rapportage met uitzondering van de naam van de rapporteur;

II.       verzoekt de burgemeester binnen 14 dagen na heden door toezending van een nieuwe versie van de stukken of door middel van een opgave per stuk aan de Afdeling en de andere partij deze informatie mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.

Het lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 6 december 2021

290