Uitspraak 202104187/2/R1


Volledige tekst

202104187/2/R1.
Datum uitspraak: 11 november 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen:

Stichting Blekersveldgroen, gevestigd te Overveen, gemeente Bloemendaal,

verzoekster,

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 mei 2021 heeft het college vastgesteld dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging op de locatie Blekersveld te Overveen, kadastraal bekend gemeente Bloemendaal, sectie E, nummers 2039 en 2047 (hierna: de locatie), vastgesteld dat spoedige sanering niet noodzakelijk is en ingestemd met een door de gemeente Bloemendaal ten aanzien daarvan ingediend saneringsplan.

Tegen dit besluit heeft de Stichting beroep ingesteld.

De Stichting heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 november 2021, waar de Stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], bijgestaan door mr. R.M. Rensing, advocaat te Haarlem, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Dur en R. Dorst, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de gemeente Bloemendaal, vertegenwoordigd door P.A. Wenneker en I.J.M. van Asseldonk, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       De voorzieningenrechter kan niet met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak doen, omdat de Stichting hiervoor geen toestemming heeft gegeven. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       De gemeente Bloemendaal is van plan om de nu braakliggende locatie te herontwikkelen ten behoeve van woningbouw. Omdat de locatie sterk verontreinigd is met PAK en PCB in de grond, moet de bodem worden gesaneerd alvorens daar woningbouw kan worden gerealiseerd. Naar aanleiding van een aanvraag daartoe van de gemeente Bloemendaal heeft het college bij besluit van 20 mei 2021 vastgesteld dat op de locatie sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, dat spoedige sanering daarvan bij het huidige gebruik niet noodzakelijk is en heeft het ingestemd met het door de gemeente Bloemendaal ingediende saneringsplan.

De saneringsdoelstelling is dat binnen de locatie de verontreiniging met PAK en PCB in de grond volledig wordt verwijderd tot onder het niveau waarop er sprake is van onaanvaardbare risico's voor de mens. Ook wordt binnen de locatie voor de eerste halve meter onder maaiveld grondverbetering toegepast, waarna de grond minimaal voldoet aan de klasse 'Wonen’.

3.       De locatie ligt tussen de westelijke Randweg van Haarlem en een woonwijk en vormt een groene buffer tussen de woningen en de weg. De Stichting komt op voor de belangen van de bewoners van het huidige Blekersveld en de Dompvloedslaan en verzet zich tegen de sanering van de locatie, omdat zij daar geen woningbouw wil. De Stichting wil de groene buffer behouden en stelt zich op het standpunt dat het verdwijnen daarvan een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert.

4.       Het verzoek van de Stichting strekt tot schorsing van het besluit tot zes weken na de uitspraak in de bodemzaak. De Stichting heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat het besluit in de bodemprocedure naar verwachting niet in stand zal kunnen blijven en dat de gemeente Bloemendaal geen spoedeisend belang heeft bij een snelle start van de saneringswerkzaamheden, aangezien het nog jaren kan duren voordat de voor woningbouw benodigde vergunningen zijn verleend en het bestemmingsplan is gewijzigd. De Stichting wil met de schorsing van het besluit voorkomen dat de door het gemeentebestuur van Bloemendaal gedane belofte dat de locatie een parkachtige uitstraling zou krijgen illusoir wordt. Temeer omdat voor de uitvoering van de sanering ook bomen zullen moeten worden gekapt.

5.       De voorzieningenrechter heeft begrip voor de wens van de Stichting dat het groene karakter van de locatie behouden blijft, maar wijst erop dat de besluitvorming van het gemeentebestuur van Bloemendaal over de toekomstige bestemming van de locatie los staat van de boordeling van de rechtmatigheid van het voorliggende saneringsbesluit op grond van de Wet bodembescherming (hierna: de Wbb).

De beroepsgronden van de Stichting richten zich uitsluitend tegen de instemming van het college met het saneringsplan. Wat de Stichting hierover in beroep naar voren heeft gebracht, geeft de voorzieningenrechter op grond van de hieronder volgende overwegingen geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat het besluit in de bodemprocedure niet in stand zal blijven.

Zorgvuldige voorbereiding

6.       De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat het college in het instemmingsbesluit had moeten bepalen dat pas met de uitvoering van de saneringswerkzaamheden mag worden begonnen als door besluitvorming van het gemeentebestuur van Bloemendaal duidelijk is dat op de locatie woningen kunnen worden gebouwd. De Wet bodembescherming biedt geen grondslag voor het college om de start van de uitvoering van de sanering afhankelijk te stellen van (voorgenomen) ruimtelijke besluiten. Geen aanleiding bestaat dan ook voor het oordeel dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid en om die reden in de bodemprocedure niet in stand zal kunnen blijven.

Eisen inhoud saneringsplan

7.       Artikel 39, eerste lid, van de Wbb luidt:

"Indien een geval van ernstige verontreiniging wordt vermoed gaat de melding, bedoeld in artikel 28, voor zover dit niet reeds ingevolge dat artikel is vereist, tevens vergezeld van de resultaten van het nader onderzoek alsmede, indien het voornemen bestaat de bodem te saneren, van de resultaten van het saneringsonderzoek en van een saneringsplan, dat in ieder geval inhoudt:

a. een nadere beschrijving van de wijze waarop de sanering zal worden uitgevoerd, waarbij is aangegeven hoe aan artikel 38, eerste lid, zal worden voldaan;

b. een beschrijving van de effecten die met de te treffen saneringsmaatregelen worden beoogd, waaronder mede begrepen een nadere beschrijving van de kwaliteit van de bodem die met de sanering zal worden bereikt;

c. indien na de sanering verontreiniging in de bodem aanwezig blijft: een beschrijving van beperkingen in het gebruik van de bodem of maatregelen die naar verwachting nodig zijn in het belang van de bescherming van de bodem, alsmede een indicatie van de kosten van die maatregelen;

d. een begroting van de kosten van de sanering en een overzicht van de daarvoor beschikbare middelen;

e. indien de verontreinigde grond zal worden afgegraven of het verontreinigde grondwater zal worden onttrokken, de bestemming van die grond onderscheidenlijk dat grondwater;

f. indien verontreinigde grond binnen het geval van de verontreiniging wordt verplaatst, een beschrijving van de omstandigheden waaronder dit gebeurt;

g. het tijdstip waarop de sanering naar verwachting zal zijn uitgevoerd;

h. indien de verontreiniging zich kan verspreiden en de saneringsmaatregelen zich uitstrekken over een periode van drie jaar of meer:

1°.een overzicht van de tussentijds beoogde effecten, en de tijdstippen waarop gedeputeerde staten schriftelijk worden geïnformeerd omtrent de effecten van de getroffen maatregelen en in hoeverre deze overeenstemmen met de beoogde effecten;

2°.een beschrijving van een andere methode om de beoogde effecten, bedoeld onder b, te bereiken, voor het geval de in het saneringsplan opgenomen methode niet tot die effecten zou leiden.

Provinciale staten kunnen nadere regels stellen omtrent de gegevens die in het saneringsplan worden opgenomen."

8.       Volgens de Stichting voldoet het saneringsplan niet aan de eisen die zijn gesteld in artikel 39, eerste lid, aanhef en onder d, e, f en g, van de Wbb. Zo is er in het saneringsplan geen begroting van de kosten opgenomen, ontbreekt een overzicht van de beschikbare middelen en is ook geen tijdstip vermeld waarop de werkzaamheden plaats zullen vinden. De naar aanleiding van de naar voren gebrachte zienswijze alsnog overgelegde kostenbegroting voldoet verder niet aan de eisen voor een kostenbegroting, omdat deze niet is gebaseerd op offertes van bedrijven met saneringsexpertise. Ook wordt in het saneringsplan ten onrechte niet beschreven wat de bestemming is van de af te voeren grond en onder welke omstandigheden de verplaatsing van verontreinigde grond gebeurt.

8.1.    De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat het saneringsplan niet voldoet aan de eisen die daaraan zijn gesteld in artikel 39 van de Wbb, althans dat het college in die eisen reden had moeten zien om niet in te stemmen met het saneringsplan.

Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de kostenbegroting en de geplande startdatum van de sanering naar aanleiding van de zienswijze van de Stichting alsnog in het bij het saneringsplan behorende aanvraagformulier B zijn vermeld en dus bij het college bekend waren ten tijde van het nemen van het besluit. Op voorhand valt verder niet in te zien dat de kostenbegroting niet deugt en daarvan niet kan worden uitgegaan. Op de zitting van de voorzieningenrechter is gebleken dat de gemeenteraad van Bloemendaal op 17 december 2020 een krediet beschikbaar heeft gesteld voor de sanering van de grond op de locatie ten behoeve van de huisvesting van statushouders. Vast staat dus dat voldoende middelen beschikbaar zijn om de sanering uit te voeren en dat dit al zeker was gesteld voordat de gemeente Bloemendaal de aanvraag had ingediend. De enkele omstandigheid dat dit niet in het saneringsplan of het aanvraagformulier was vermeld, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende reden om aan te nemen dat het instemmingsbesluit uiteindelijk niet in stand zal blijven. Dat geldt naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook voor de omstandigheid dat de exacte afvoerlocatie van de verontreinigde grond niet in het saneringsplan is vermeld. Zoals het college in zijn verweerschrift uiteen heeft gezet, wordt in de praktijk doorgaans de exacte afvoerlocatie niet in het saneringsplan opgenomen, omdat dit vaak nog niet bekend is. Met de in artikel 39, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wbb opgenomen eis om de bestemming van de verontreinigde grond in het saneringsplan op te nemen is blijkens de totstandkomingsgeschiedenis van dit artikel beoogd om te voorkomen dat de saneerder de verontreinigde grond niet reinigt (Kamerstukken II, 1991-1992, 21 556, nr. 14, blz 34). Doordat in het saneringsplan is vermeld dat de vrijkomende afgegraven verontreinigde grond wordt afgevoerd naar een erkend verwerker, is de bestemming van de verontreinigde grond voldoende geborgd. Voor zover de Stichting verder nog heeft aangevoerd dat niet is voldaan aan artikel 39, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wbb overweegt de voorzieningenrechter dat deze bepaling niet van toepassing is, aangezien geen sprake is van verplaatsing van verontreinigde grond binnen het geval van de verontreiniging.

9.       Anders dan de Stichting heeft aangevoerd, kan uit de door haar aangehaalde uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 17 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1291, niet worden afgeleid dat in dit geval een schorsing van het besluit is aangewezen. In die uitspraak, waarbij het besluit is geschorst, heeft de voorzieningenrechter niet alleen in de beoordeling betrokken dat er geen zwaarwegende belangen zijn die zich tegen het treffen van een voorlopige voorziening verzetten, maar ook dat verzoeker in ieder geval een aantal gronden terecht had voorgedragen. Die zaak is alleen al daarom niet vergelijkbaar met dit geval.

Conclusie

10.     Gelet op het vorenstaande moet het verzoek worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 11 november 2021

604