Uitspraak 202104317/2/R2


Volledige tekst

202104317/2/R2.
Datum uitspraak: 11 november 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen, allen wonend te Veldhoven,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Veldhoven,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 april 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Zilverackers, Kransackerdorp" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 oktober 2021, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en gemachtigde B], en de raad, vertegenwoordigd door mr. T.E.P.A. Lam en mr. M. van Moorsel, beiden advocaat te Nijmegen, vergezeld van J. de Graaf, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [partij A], vertegenwoordigd door [gemachtigde C], Vereniging CPO Boserf, vertegenwoordigd door [gemachtigde D], [partij B], vertegenwoordigd door [gemachtigde E] en CPO Klein Oers, alle derde-belanghebbenden, als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       Het plangebied is gelegen aan de westzijde van Veldhoven. Het plan wordt begrensd door de weg "Sondervick", gelegen aan de oostzijde. Aan de westzijde van het plan is de weg "Zilverbaan" gelegen. Het plan voorziet in de bouw van 820 woningen in meerdere woongebieden (door partijen aangeduid als "gehuchten") rond het reeds in aanbouw zijnde en buiten het plangebied vallende woongebied "Huysackers". De wegen "Eindhovensebaan/Antwerpsebaan" en "Roskam" verbinden de Sondervick met de Zilverbaan. De 820 woningen maken onderdeel uit van het nieuwbouwproject "Zilverackers".

3.       [verzoeker] en anderen wonen aan de Sondervick dan wel in de directe nabijheid van die weg. Zij vrezen dat door de komst van de nieuwe woningen de verkeersintensiteit op de Sondervick zal gaan toenemen en dat dit leidt tot onaanvaardbare verkeersoverlast. Zij hebben daarom tegen het besluit van 21 april 2021 beroep ingesteld en tevens de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

Spoedeisend belang

4.       De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de werkzaamheden die nu plaatsvinden passen binnen de bestemming 'Woongebied - uit te werken" van het vorige bestemmingsplan "De Drie Dorpen, fase 2 Zilverackers". Verder geldt dat alleen voor het woongebied "Bosakker", met 250 woningen, concrete bouwplannen bestaan. Deze woningen zijn op grotere afstand gelegen van de Sondervick. Naar verwachting duurt het nog langer dan een jaar voordat met de start van de woningbouw in de overige woongebieden wordt begonnen, aldus de raad.

De voorzieningenrechter volgt de raad niet in zijn standpunt dat er geen spoedeisend belang aanwezig is. Niet is uitgesloten dat door de bouw van de 250 woningen in Bosakker het aantal verkeersbewegingen op de Sondervick toe zal nemen en dat dit in zoverre leidt tot een aantasting van het woon- en leefklimaat van verzoekers. In zoverre acht de voorzieningenrechter spoedeisend belang aanwezig.

Het verzoek

5.       [verzoeker] en anderen hebben in hun verzoek om een voorlopige voorziening verwezen naar de door hen in beroep ingediende gronden. De voorlopige voorzieningenprocedure leent zich niet voor een integrale beoordeling van al deze beroepsgronden. De voorzieningenrechter zal, gegeven de door partijen aangevoerde belangen, in het hiernavolgende beoordelen of in hetgeen door [verzoeker] en anderen ten principale is aangevoerd, aanleiding bestaat om een voorziening te treffen.

Verkeer

6.       [verzoeker] en anderen betogen allereerst dat de wijze waarop in het plan is voorzien in de ontsluiting van het verkeer, leidt tot onaanvaardbare verkeersoverlast op de Sondervick. [verzoeker] en anderen voeren aan dat in 2007 in het gemeentelijk vervoerplan was vastgelegd dat op de Sondervick een maximumsnelheid van 30 km per uur zou gaan gelden zodra de Zilverbaan gereed is, maar dat dit in het vervoerplan uit 2019 is teruggedraaid. Doordat een maximumsnelheid van 50 km per uur op de Sondervick zal gaan gelden en door de bouw van de 820 woningen waarin het plan voorziet, zal het aantal verkeersbewegingen toenemen met een factor 4,5 ten opzichte van het vorige plan. Het noordelijke deel van de Sondervick is niet geschikt om als ontsluiting van Zilverackers te dienen, aldus [verzoeker] en anderen.

6.1.    Ter zitting is gebleken dat het verzoek van [verzoeker] en anderen met name is ingegeven door hun vrees voor onaanvaardbare verkeersoverlast ten gevolge van de realisering van de bouwmogelijkheden die het plan biedt en dat [verzoeker] en anderen niet zozeer ageren tegen de komst van de woningen als zodanig. De voorzieningenrechter ziet in de vrees voor verkeersoverlast geen aanleiding om een voorziening te treffen en overweegt daartoe als volgt.

6.2.    Gelet op de toelichting van de raad ter zitting (vergelijk ook het hiervoor overwogene onder 4) ligt het in de lijn der verwachting dat op korte termijn, in de periode tot aan de behandeling van de bodemprocedure, slechts zal worden aangevangen met de bouw van 250 woningen in het woongebied Bosakker. Niet is uitgesloten dat door de komst van deze woningen het aantal verkeersbewegingen op de Sondervick zal gaan toenemen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is deze toename echter niet zodanig groot dat dit zal gaan leiden tot een onaanvaardbare verkeerssituatie op de Sondervick. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter de omstandigheid dat de betreffende 250 woningen zijn gelegen op een afstand van tenminste 500 m vanaf de Sondervick. Vanwege de ligging van de woningen in de nabijheid van de Zilverbaan, acht de voorzieningenrechter, anders dan [verzoeker] en anderen naar voren hebben gebracht, het aannemelijk dat deze woningen voornamelijk zullen worden ontsloten via de Zilverbaan, zodat een eventuele toename van het aantal verkeersbewegingen op de Sondervick tot aan de uitspraak in de bodemprocedure beperkt zal blijven. Gelet voorts op het gedane verkeersonderzoek, naar aanleiding van de zienswijzen, waaruit blijkt dat de verkeersintensiteit op de Sondervick door diverse maatregelen juist zal afnemen in plaats van toenemen, ook ingeval wordt gekozen voor 50 km per uur en gegeven het grote belang van de raad bij het bouwen van de woningen, waarbij geldt dat Veldhoven kampt met een woningtekort, is de voorzieningenrechter van oordeel dat in dit geval het belang dat ziet op de woningbouw zwaarder weegt dan de belangen van [verzoeker] en anderen, die zien op het voorkomen van verkeersoverlast op de Sondervick in de periode tot aan de uitspraak in de bodemprocedure. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter ook de door de raad gedane toezegging om de knip in de Roskam te handhaven en om een knip in de Eindhovensebaan aan te brengen, zodra de eerste woningen gereed zijn.

Ladder

7.       [verzoeker] en anderen betogen verder dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, omdat 33 woningen zijn gelegen buiten het bestaand stedelijk gebied en de raad voor deze woningen niet aannemelijk gemaakt waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in de behoefte van woningen kan worden voldaan.

7.1.    Ook in dit betoog ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorziening. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Niet 33, maar 26 woningen zijn gelegen buiten het plangebied van het vorige bestemmingsplan, maar binnen het plangebied van het onderhavige plan. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter zijn uitsluitend deze woningen aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro en hoeven alleen voor deze woningen te worden gemotiveerd waarom voor die woningen niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Deze 26 woningen zijn allemaal gelegen op een afstand van tenminste één kilometer van de woningen van [verzoeker] en anderen. Deze woningen zullen, naar verwachting, niet eerder dan eind 2022 worden gebouwd en bovendien, gelet op hun ligging aan de Zilverbaan, worden ontsloten via de Zilverbaan en niet via de Sondervick.

Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

8.       [verzoeker] en anderen betogen tot slot dat het plan in strijd met de Interim omgevingsverordening is vastgesteld. Zij voeren aan dat niet is voldaan aan artikel 3.43, onder a, van de Interim omgevingsverordening, omdat niet is gebleken dat onvoldoende ruimte beschikbaar is binnen stedelijk gebied. Daardoor wordt teruggevallen op de artikelen 3.68 en 3.69 van die verordening, op grond waarvan alleen burgerwoningen in landelijk gebied zijn toegestaan. Verder voeren [verzoeker] en anderen aan dat het plan in strijd is met artikel 3.6, eerste lid, van de Interim omgevingsverordening.

8.1.    De voorzieningenrechter ziet aanleiding over dit betoog een voorlopig rechtmatigheidsoordeel te geven omdat het mogelijk deels gaat om gronden in Bosakker waar op korte termijn de hiervoor vermelde 250 woningen zijn beoogd. De voorzieningenrechter ziet ook in dit betoog geen aanleiding om een voorziening te treffen en overweegt daartoe als volgt. Uitsluitend in geschil is of, voor zover de woningen zijn gelegen op gronden, die in de Interim omgevingsverordening zijn aangemerkt als "voor verstedelijking afweegbaar", het plan in overeenstemming met de Interim omgevingsvergunning is vastgesteld, omdat niet zou zijn voldaan aan de voorwaarde in artikel 3.43, eerste lid, aanhef en onder a, van de Interim omgevingsverordening. Daarin is bepaald dat in afwijking van artikel 3.42 van de Interim omgevingsverordening een bestemmingsplan ter plaatse van gronden die zijn aangewezen als voor verstedelijking afweegbaar, kan voorzien in de nieuwvestiging van een duurzame stedelijke ontwikkeling als binnen Stedelijk Gebied feitelijk of vanuit kwalitatieve overwegingen onvoldoende ruimte beschikbaar is. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad afdoende gemotiveerd waarom onvoldoende ruimte beschikbaar is binnen stedelijk gebied. De raad is ingegaan op de door [verzoeker] en anderen aangedragen alternatieven en heeft bovendien toegelicht dat deze alternatieven niet meer beschikbaar zijn. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter in hetgeen door [verzoeker] en anderen is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd met artikel 3.43, onder a, van de Interim omgevingsverordening is vastgesteld.

8.2.    Ingevolge artikel 6.1, eerste lid, van de Interim omgevingsverordening houdt zorgvuldig ruimtegebruik in dat de toedeling van functies in beginsel plaatsvindt binnen bestaand ruimtebeslag voor bebouwing, behalve in de gevallen dat nieuwvestiging mogelijk is op grond van bepalingen in het betreffende hoofdstuk. Nu, mede gelet op het hiervoor overwogene, nieuwvestiging mogelijk is, is artikel 6.1 van de Interim omgevingsverordening niet van toepassing.

Conclusie

9.       Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.  De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 11 november 2021

680