Uitspraak 202101544/3/R4


Volledige tekst

202101544/3/R4.
Datum uitspraak: 10 november 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Arnhem,

en

de raad van de gemeente Arnhem,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Gebiedsontwikkeling Stadsblokken Meinerswijk" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 24 september 2021, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, ir. W.A. Bont, ing. B. Lagerberg en R. Gubbens, is verschenen. Verder zijn KondorWessels Projecten en anderen, vertegenwoordigd door mr. M.H. Blokvoort, advocaat te Deventer, [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2], op de zitting gehoord.

De beroepen tegen het besluit van 16 december 2020 zijn geregistreerd onder zaaknummer 202101544/1/R4. Het beroep van [appellant] is na zitting administratief afgesplitst en geregistreerd onder zaaknummer 202101544/3/R4.

Overwegingen

Inleiding

1.       De raad wil met het plan de herontwikkeling van het gebied Stadsblokken Meinerswijk mogelijk maken. Het plan creëert ruimte voor natuur, cultuur en recreatie en maakt ook de bouw van maximaal 430 woningen mogelijk.

2.       [appellant] woont op een woonschip in de nabijheid van het plangebied. De toegang tot het woonschip bevindt zich op gronden die gedeeltelijk in het plangebied liggen. [appellant] is het niet eens met het plan, onder meer omdat hij vreest voor een onevenredige aantasting van zijn privacy.

3.       Op deze zaak is de Crisis- en herstelwet van toepassing.

Toetsingskader

4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Zienswijze

5.       [appellant] betoogt dat de raad in de Nota van Zienswijzen niet volledig op zijn zienswijze heeft gereageerd.

5.1.    De Afdeling begrijpt het betoog van [appellant] zo, dat volgens hem de wijze waarop de raad de naar voren gebrachte zienswijzen heeft behandeld in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

Artikel 3:46 verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Voor een voldoende motivering is het niet nodig dat op elk argument afzonderlijk wordt ingegaan. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken. Het betoog slaagt daarom niet.

Bijgebouwen

6.       [appellant] betoogt dat het plan hem in onevenredige mate beperkt in zijn bouwmogelijkheden. Doordat de gronden waarover hij de toegang naar zijn woonschip heeft in het plan de bestemming "Groen - Landschap en park" hebben, mag hij, in tegenstelling tot wat was toegestaan onder het ontwerpbestemmingsplan, geen bijgebouwen plaatsen op die gronden.

6.1.    De raad heeft in het verweerschrift toegelicht dat, anders dan [appellant] stelt, onder het ontwerpbestemmingsplan ook geen bijgebouwen op de gronden bij zijn woonschip waren toegestaan. Evenmin waren op die gronden onder het voorgaande bestemmingsplan "Stadsblokken Meinerswijk 2015" bijgebouwen toegestaan. Verder heeft de raad op de zitting aangegeven dat de mogelijkheid voor het plaatsen van bijgebouwen op die gronden wel is bekeken, maar niet in het plan is opgenomen vanwege de waterveiligheid. De gronden liggen namelijk langs de oever van de Nederrijn, op een plek waar water binnenstroomt als het hoog water is.

6.2.    De Afdeling is van oordeel dat gelet op deze toelichting de raad in redelijkheid het standpunt heeft kunnen innemen dat het niet toestaan van bijgebouwen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat [appellant] in zijn stukken de uitleg van de raad niet heeft betwist. Het voorgaande betekent dat het betoog niet slaagt.

Ontsluiting

7.       [appellant] betoogt dat het plan niet voorziet in een ontsluitingsweg naar zijn woning.

7.1.    De raad heeft in het verweerschrift toegelicht dat in het plan, direct grenzend aan de gronden die [appellant] gebruikt als toegang naar zijn woonschip en als tuin, een (ontsluitings)weg is gelegen met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied". Die weg is een bestaande weg en wordt door het plan niet aangepast. Op de zitting heeft de raad verder toegelicht dat in artikel 7.1, onder l, van de planregels is geregeld dat de gronden bij de ligplaats van het woonschip gebruikt mogen worden voor steigers, vlonders en soortgelijke voorzieningen, zodat het woonschip toegankelijk is.

7.2.    De Afdeling overweegt dat uit het plan en ook uit de feitelijke situatie blijkt, zoals de raad ook heeft toegelicht, dat een toegangsweg is gelegen langs de gronden die de toegang naar het woonschip verlenen. Het betoog van [appellant] mist dus feitelijke grondslag.

Parkeergelegenheid

8.       Volgens [appellant] is in het plan ten onrechte niet voorzien in parkeergelegenheid bij de ligplaats van zijn woonschip.

8.1.    In het verweerschrift heeft de raad erop gewezen dat de gronden rondom de ligplaats zijn bestemd als "Groen - Landschap en park". In die bestemming zijn alleen passende bouwwerken toegestaan, om aantasting van het gebied zo veel mogelijk te voorkomen. Daarom is een parkeervak zoals [appellant] dat  voor ogen heeft, op een fundatie van pijlers op dezelfde hoogte als de toegangsweg naar Meinerseiland, niet toegestaan, aldus de raad.

8.2.    Gelet op deze toelichting is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het niet voorzien in een parkeervlak in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Het betoog slaagt daarom niet.

Privacy

9.       [appellant] brengt in zijn beroepschrift naar voren dat het plan leidt tot een onevenredige aantasting van zijn privacy, omdat de gronden in de buurt van zijn woonschip zijn bestemd als "Groen - Landschap en park" en extensieve dagrecreatie mogelijk maken.

9.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat [appellant] als gevolg van het plan niet onevenredig in zijn privacy wordt geschaad. In dat kader heeft de raad er onder meer op gewezen dat de gronden bij de ligplaats de functieaanduiding "tuin" hebben en bestemd zijn voor het exclusieve gebruik van [appellant].

9.2.    Niet is uitgesloten dat de privacy van [appellant] als gevolg van het plan in enige mate wordt aangetast. De raad heeft zich echter, naar het oordeel van de Afdeling, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat van een onevenredige aantasting van de privacy geen sprake is. Van belang daarbij is dat, zoals de raad ook heeft toegelicht, onder het voorgaande plan op de gronden rondom het woonschip al de bestemming "Groen - Landschap en park" rustte, de gronden onder meer bedoeld zijn voor extensief gebruik en de ligplaats van het woonschip op enige afstand van de gronden met de bestemming "Groen - Landschap en park" zonder functieaanduiding "tuin" is gelegen. Het voorgaande betekent dat het betoog niet slaagt.

Privaatrechtelijke afspraken

10.     [appellant] voert aan dat de raad bij de vaststelling van het plan ten onrechte geen rekening heeft gehouden met eerdere afspraken die zijn gemaakt tussen hem en de gemeente. Volgens [appellant] zou zijn afgesproken om de gronden naast zijn ligplaats de bestemming "Wonen - Woonschepenligplaats" te geven, zoals in het ontwerpbestemmingsplan was gedaan, en niet de bestemming "Groen - Landschap en park". Bovendien heeft de gemeente hem een concept huurovereenkomst om niet toegestuurd voor het gebruik van de gronden die [appellant] op dit moment in gebruik heeft als tuin/erf.

10.1.  De raad heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat er geen (schriftelijke) afspraken zijn gemaakt tussen de gemeente en [appellant] over het gebruik van de betreffende gronden. Wel is volgens de raad aan [appellant] toegezegd dat zal worden voorzien in een mogelijkheid om de gronden te gebruiken als tuin.

10.2.  De Afdeling stelt vast dat in het dossier slechts een conceptovereenkomst van bruikleen zit. De raad heeft op de zitting toegelicht dat er tot op heden geen sprake is van een definitieve overeenkomst tussen [appellant] en de gemeente. Gelet op het voorgaande heeft de raad, anders dan [appellant] stelt, geen rekening hoeven houden met gemaakte afspraken tussen de gemeente en [appellant].

De Afdeling merkt nog op dat aan de gronden bij het woonschip de bestemming "Groen - Landschap en park" en de functieaanduiding "tuin" is toegekend. Daarmee is planologisch geborgd dat [appellant] deze gronden kan (blijven) gebruiken als tuin. De raad heeft daarbij nog toegelicht dat hierbij een maximumoppervlakte is vastgelegd die gelijk is aan de oppervlakte van de bestemming "Wonen - Woonschepenligplaats" die was opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

Gelet op het voorgaande slaagt het betoog niet.

Zienswijze herhaald en ingelast

11.     Voor zover [appellant] betoogt dat zijn zienswijze als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, overweegt de Afdeling dat in de Nota van Zienswijzen is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] heeft in het beroepschrift niet aangevoerd waarom de weerlegging van zijn zienswijze onjuist zou zijn. Het betoog slaagt daarom niet.

Conclusie

12.     Het beroep is ongegrond.

13.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden..

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. B. Meijer en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2021