Uitspraak 202101793/3/V2


Volledige tekst

202101793/3/V2.
Datum uitspraak: 27 oktober 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

[de vreemdeling], verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 19 februari 2021 in zaak nr. NL20.4996 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 3 februari 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij uitspraak van 19 februari 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter opnieuw verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter opnieuw verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.

2.       Bij uitspraak van 9 april 2021 in zaak nr. 202101793/2/V2 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat de vreemdeling niet wordt uitgezet totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist. Dit betekent ook dat de vreemdeling recht op opvang heeft. Het nieuwe verzoek van de vreemdeling heeft geen verdere strekking dan het verzoek dat al is toegewezen.

3.       Het verzoek om voorlopige voorziening is daarom niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

w.g. Van Kesteren
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2021

897