Uitspraak 202104520/2/R2


Volledige tekst

202104520/2/R2.
Datum uitspraak: 25 oktober 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb), hangende de hoger beroepen van onder meer:

Noordkade Ontwikkeling B.V., gevestigd te Veghel, gemeente Meierijstad,

verzoekster,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­Brabant van 9 juni 2021 in zaak nrs. 21/213, 21/184, 21/185 en 21/241 in het geding tussen:

1.       [partij sub 1A] en [partij sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [partij sub 1]), beiden wonend te Veghel,

2.       [partij sub 2] en anderen, allen wonend te Veghel,

3.       [partij sub 3] en anderen, allen wonend te Veghel,

4.       [partij sub 4], gevestigd te Erp, gemeente Meierijstad,

appellanten

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2020 heeft het college opnieuw aan Noordkade Ontwikkeling B.V. een omgevingsvergunning eerste fase verleend voor het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan voor het realiseren van een hotel aan de Verlengde Noordkade te Veghel.

Bij uitspraak van 9 juni 2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:2665, heeft de rechtbank, voor zover van belang, de door [partij sub 1], [partij sub 2] en anderen, [partij sub 3] en anderen en [partij sub 4] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit van 1 december 2020 vernietigd en het college opgedragen om binnen 26 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben Noordkade Ontwikkeling B.V. en [partij sub 1] hoger beroep ingesteld. Tevens heeft Noordkade Ontwikkeling B.V. de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[partij sub 4] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting aan de orde gesteld op 12 oktober 2021. Partijen zijn niet verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       Het bouwplan van Noordkade Ontwikkeling B.V. voorziet in het ombouwen van 15 silo's aan de Verlengde Noordkade te Veghel naar een hotel, een zogenaamd "Silotel", met 120 kamers en daarbij 120 parkeerplaatsen. De rechtbank heeft het besluit van 1 december 2020 vernietigd, onder meer omdat dit besluit naar het oordeel van de rechtbank is genomen in strijd met artikel 6 van het "Paraplubestemmingsplan Parkeren" en voor wat betreft het aspect geur niet voldoet aan een goede ruimtelijke ordening.

Noordkade Ontwikkeling B.V. is het niet eens met dit oordeel van de rechtbank en komt daartegen in hoger beroep. Zij betoogt onder meer dat de rechtbank ten onrechte de parkeerbalans niet in haar oordeel heeft betrokken. Voorts zijn het dakterras en de binnentuin van het Silotel volgens Noordkade Ontwikkeling B.V. géén geurgevoelige objecten in de zin van de Wet geurhinder en veehouderij. Er is volgens haar geen sprake van onaanvaardbare geurhinder.

Voorlopige voorziening

3.       Noordkade Ontwikkeling B.V. heeft verzocht om schorsing van de door de rechtbank gegeven termijn van 26 weken voor het nemen van een nieuw besluit tot 26 weken na de uitspraak van de Afdeling in de hoofdzaak. Volgens Noordkade Ontwikkeling B.V. is de door de rechtbank gegeven termijn te kort voor het nemen van een nieuw besluit, onder meer omdat er naar aanleiding van de aangevallen uitspraak nog onderzoeken lopen en de uitkomst daarvan afgewacht moet worden alvorens een nieuw besluit kan worden genomen. Haar belang bij een schorsing van de door de rechtbank gegeven termijn tot 26 weken na de uitspraak van de Afdeling in de hoofdzaak is erin gelegen dat een zorgvuldig nieuw besluit door het college kan worden genomen. Het college heeft zelf geen hoger beroep ingesteld, maar onderschrijft het hoger beroep van Noordkade Ontwikkeling B.V. en het verzoek om voorlopige voorziening.

4.       Nagenoeg alle partijen hebben verklaard dat zij geen bezwaar hebben tegen een schorsing van de door de rechtbank gegeven termijn van 26 weken voor het nemen van een nieuw besluit.

Belangenafweging

5.       De voorzieningenrechter overweegt dat deze voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent voor de beantwoording van de door partijen in de bodemprocedure opgeworpen vragen vanwege de complexiteit daarvan. Die beantwoording dient dan ook te geschieden in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter zal daarom bij de beoordeling van het verzoek van Noordkade Ontwikkeling B.V. een belangenafweging verrichten.

6.       Uitgangspunt is dat rechterlijke uitspraken moeten worden uitgevoerd. In dit geval is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat Noordkade Ontwikkeling B.V. voldoende heeft gemotiveerd dat de door de rechtbank gegeven termijn van 26 weken te kort is voor het college om binnen die termijn een zorgvuldig nieuw besluit te nemen met inachtneming van de aangevallen uitspraak. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat nagenoeg alle partijen hebben verklaard geen bezwaar te hebben tegen een verlenging van de door de rechtbank gegeven termijn. De voorzieningenrechter zal daarom de hierna te noemen voorlopige voorziening treffen.

7.       Gelet op de aard van het verzoek, de standpunten van partijen en de omstandigheid dat niet gebouwd kan worden zolang er geen nieuw besluit is genomen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de in de aangevallen uitspraak gegeven termijn van 26 weken voor het nemen van een nieuw besluit te verlengen tot de uitspraak van de Afdeling in de hoofdzaak. Voor zover Noordkade Ontwikkeling B.V. heeft verzocht om de door de rechtbank gegeven termijn te verlengen tot 26 weken na de uitspraak in de hoofdzaak, bestaat daartoe geen aanleiding. De voorzieningenrechter wijst er in dat verband op dat een voorlopige voorziening ingevolge artikel 8:85, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van die wet, in ieder geval vervalt zodra uitspraak is gedaan in hoger beroep.

Proceskosten

8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verlengt bij wijze van voorlopige voorziening de termijn van 26 weken die de rechtbank Oost-Brabant in de uitspraak van 9 juni 2021 in zaken nrs. 21/213, 21/184, 21/185 en 21/241 heeft gesteld voor het nemen van een nieuw besluit tot de uitspraak van de Afdeling in de hoofdzaak.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2021

531-965