Uitspraak 202006379/1/R2


Volledige tekst

202006379/1/R2.
Datum uitspraak: 20 oktober 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Bakel, gemeente Gemert-Bakel,

appellant,

en

de raad van de gemeente Gemert-Bakel,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 oktober 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Hollevoort 3a te Bakel" gewijzigd vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 augustus 2021, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door drs. H.W. Niezen en mr. P. Fermont, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [partij A], en [partij B], namens de initiatiefnemer, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het plan voorziet in een bedrijfsbestemming op het noordelijke deel van het perceel Hollevoort 3a in Bakel, gemeente Gemert-Bakel. De ontsluiting van het bedrijfsverkeer daarvan is voorzien op de Houtakker, op het bedrijventerrein Bolle Akker. In het plan is de in-/uitrit naar deze verkeersontsluiting opgenomen.

[appellant] woont in een bedrijfswoning aan de [locatie]. Hij is het niet eens met het plan. De in het plan voorziene in-/uitrit leidt volgens hem tot aantasting van zijn woon- en leefklimaat, omdat het verkeer van het voorziene bedrijf daarmee langs zijn woning komt.

2.       In het ontwerpplan was de ontsluiting van verkeer ten behoeve van zowel de bedrijfswoning als het bedrijfsperceel voorzien aan de oostelijke kant, door aansluiting op de daar gelegen weg Hollevoort. Naar aanleiding van een zienswijze van [partij A] heeft de raad het plan gewijzigd vastgesteld, en de ontsluiting van bedrijfsverkeer van het perceel voorzien via een nieuwe in-/uitrit en ontsluiting op de Houtakker. In het plan is de in-/uitrit vastgelegd door binnen de bestemming "Groen" in artikel 5.1, aanhef en onder d, en onder e, van de planregels een in-/uitrit en voorzieningen voor verkeer en verblijf mogelijk te maken. Verder is binnen de bestemming "Bedrijf" in artikel 4.4.3 van de planregels bepaald dat de verkeersontsluiting naar de Hollevoort uitsluitend mag worden gebruikt ten behoeve van de ontsluiting van de bedrijfswoning.

Toetsingskader

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Ontsluiting op de Houtakker

4.       [appellant] betoogt dat het plan ten onrechte voorziet in de ontsluiting op de Houtakker. Die ontsluiting is niet nodig, omdat de verkeerstoename kan worden verwerkt via de Hollevoort. [appellant] wijst daarbij op een adviesnota van 3 maart 2020 ten behoeve van de behandeling van het ontwerpplan in de raad, die het college van burgemeester en wethouders heeft opgesteld. Daarin staat dat de Hollevoort als bestaande weg voldoende capaciteit heeft ten behoeve van de afwikkeling van het bedrijfsverkeer. Volgens [appellant] zal ontsluiting op de Houtakker leiden tot verkeersoverlast.

4.1.    De raad heeft toegelicht dat het plan een toename van ongeveer 92 verkeersbewegingen aan vrachtverkeer per dag tot gevolg zal hebben. Naar aanleiding van een zienswijze waarin werd gewezen op de ongeschiktheid van de Hollevoort is nader onderzoek gedaan naar de meest verkeersveilige ontsluiting van bedrijfsverkeer van het in het plan voorziene bedrijf. De raad heeft geconcludeerd dat de Hollevoort een landbouwweg is die vanwege de geringe breedte van 3,00 m en de onmogelijkheid voor gemotoriseerd verkeer om elkaar te passeren, vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid niet wenselijk is als ontsluitingsweg voor vrachtverkeer. Een ontsluiting op de Houtakker, op het bedrijventerrein Bolle Akker, is volgens de raad passend, omdat de Houtakker een erftoegangsweg is binnen de bebouwde kom, waar een maximale etmaalintensiteit van 6.000 verkeersbewegingen geldt. Daarom is vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid gekozen voor een aparte ontsluiting op het bedrijventerrein Bolle Akker en niet voor ontsluiting via de bestaande landbouwweg Hollevoort.

4.2.    De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.

De Afdeling stelt vast dat de raad zich niet heeft aangesloten bij de adviesnota van het college waarin staat dat de Hollevoort voldoet, maar zelf onderzoek heeft gedaan naar wat hij de meest wenselijke ontsluiting acht, daarbij de feitelijke situatie op de Hollevoort betrekkend. Het nader onderzoek is mede verricht naar aanleiding van een zienswijze waarin aan de hand van de feitelijke situatie ter plaatse van de Hollevoort uiteen is gezet dat deze weg minder geschikt is als ontsluitingsweg voor bedrijfsverkeer. Weliswaar staat in de genoemde adviesnota dat de Hollevoort voldoet, maar op de feitelijke situatie ter plaatse van de Hollevoort gaat de adviesnota niet in. Juist op basis van het nader onderzoek naar de feitelijke situatie is de raad tot de conclusie gekomen dat een ontsluiting op de Houtakker vanuit ruimtelijk oogpunt wenselijker is dan een ontsluiting op de Hollevoort.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad vanwege de situering en inrichting van de Hollevoort en de verkeersproblemen die kunnen ontstaan vanwege de toename van vrachtverkeer en het feit dat gemotoriseerd verkeer elkaar daar niet goed kan passeren in redelijkheid kunnen kiezen voor een ontsluiting op de Houtakker en niet op de Hollevoort. Dat het plan leidt tot verkeersoverlast vanwege de ontsluiting op de Houtakker ter plaatse van het perceel van [appellant] volgt de Afdeling niet, gelet op de motivering van de raad dat de Houtakker een erftoegangsweg is en dat binnen de daarvoor aangegeven maximale etmaalintensiteit van 6.000 verkeersbewegingen voldoende ruimte is. Daarom heeft de raad het door [appellant] voorgestelde alternatief in redelijkheid kunnen afwijzen.

Dit betoog slaagt niet.

Aantasting woon- en leefklimaat

5.       [appellant] betoogt dat de voorziene in-/uitrit leidt tot aantasting van zijn woon- en leefklimaat, waaronder privacy, en zijn uitzicht teniet doet. De keuze voor ontsluiting op de Houtakker leidt ertoe dat het verkeer direct langs zijn perceel zal komen.

5.1.    De Afdeling stelt vast dat [appellant] in een bedrijfswoning woont op het bedrijventerrein Bolle Akker, dat is bestemd als bedrijventerrein en feitelijk ook zo wordt gebruikt. Ten noorden, oosten en westen van zijn gronden worden bedrijven geëxploiteerd. De gronden van [appellant] grenzen direct aan de Houtakker. Het verkeer op het bedrijventerrein Bolle Akker maakt gebruik van de Houtakker en komt in de huidige situatie al direct langs zijn gronden. Door de situering van zijn gronden aan de Houtakker, moet [appellant] dus nu al rekening houden met de gevolgen die de aanwezige bedrijven hebben op zijn woon- en leefklimaat, waaronder de verkeersbewegingen van die bedrijven. Het voorgaande neemt niet weg dat het bedrijfsverkeer van het plan wordt ontsloten via een buiten het plangebied gelegen nieuw aan te leggen ontsluiting die langs de gronden van [appellant] zal voeren en dat het aantal verkeersbewegingen als gevolg daarvan ter plaatse zal toenemen. Dat zal, zo staat wel vast, leiden tot enige aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant]. De Afdeling stelt vast dat het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Herziening bedrijventerrein Bolle Akker 2013" voorziet in de mogelijkheid van een ontsluiting met een inrit. Gelet op een en ander heeft de raad zich echter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant].

De Afdeling ziet verder in het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat het plan leidt tot onaanvaardbare aantasting van het uitzicht vanuit de woning en de tuin van [appellant], waarbij van belang is dat er geen recht bestaat op een vrij uitzicht en dat [appellant] zijn tuin kan afscheiden van de aangrenzende gronden met de ontsluiting.

Het betoog slaagt niet.

Ontsluiting over de Fabrieksloop

6.       [appellant] betoogt dat de voorziene in-/uitrit leidt tot aantasting van de nabij gelegen waterloop, de Fabrieksloop. Door de ontsluiting zal deze waterloop moeten worden doorkruist, terwijl in het zojuist genoemde bestemmingsplan "Herziening bedrijventerrein Bolle Akker 2013" staat dat dit een bijzondere waterloop is die van belang is voor een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing.

6.1.    De raad heeft toegelicht dat een ontsluitingsweg geen onaanvaardbare aantasting van de Fabrieksloop vormt. Volgens de raad is van belang dat de Fabrieksloop en de direct daaraan grenzende gronden niet worden bebouwd, zodat de Fabrieksloop behouden blijft als onbebouwde tussenruimte tussen het bestaande bedrijventerrein "Bolle Akker" en de zuidelijk en zuidoostelijk gelegen gronden, waaronder het plangebied. Een ontsluitingsweg is echter wel aanvaardbaar, aldus de raad. De raad wijst er daarbij op dat overeenkomstig dit uitgangspunt het ter plaatse geldende bestemmingsplan een ontsluitingsweg toestaat. Vanwege het belang van de Fabrieksloop als watergang is wel een vergunning op grond van de Waterwet nodig. Deze is inmiddels verleend, aldus de raad.

6.2.    De Afdeling stelt vast dat de ontsluitingsweg over de Fabrieksloop niet in het plan is opgenomen. Alleen de in-/uitrit wordt in het plan mogelijk gemaakt. In het voor de Fabrieksloop geldende bestemmingsplan "Herziening bedrijventerrein Bolle Akker 2013" is de bestemming "Water" toegekend, en daarbinnen zijn, gelet op artikel 7.1, aanhef en onder c, van de planregels, voorzieningen voor verkeer toegestaan. De raad stelt dus terecht dat in het voor de Fabrieksloop geldende bestemmingsplan, een ontsluitingsweg is toegestaan. De Afdeling ziet in wat [appellant] heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat het plan, gelet op het uitgangspunt van de raad over de beschermwaardigheid van de Fabrieksloop, leidt tot een aantasting daarvan omdat de Fabrieksloop doorkruist wordt. Voor zover het [appellant] gaat over de Fabrieksloop als watergang overweegt de Afdeling dat hij tegen de inmiddels verleende vergunning op grond van de Waterwet kan opkomen. Ter zitting is gebleken dat hij dat ook heeft gedaan.

Het betoog slaagt niet.

Waardevermindering

7.       [appellant] stelt dat het plan leidt tot ernstige waardedaling van zijn perceel.

7.1.    Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van het perceel van [appellant] betreft, bestaat geen aanleiding voor de verwachting dat die waardevermindering zo groot zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

8.       Het beroep is ongegrond.

9.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.F. van Toor, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2021

865-965