Uitspraak 202102648/1/V2


Volledige tekst

202102648/1/V2.
Datum uitspraak: 14 oktober 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 15 april 2021 in zaak nr. NL19.27863 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd.

Bij uitspraak van 15 april 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.S. Yap, advocaat te Bergen op Zoom, hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend. Desgevraagd heeft de gemachtigde van de vreemdeling daarop gereageerd.

Overwegingen

1.       De staatssecretaris heeft op 26 mei 2021 laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken.

De gemachtigde van de vreemdeling heeft laten weten dat hij enkel kan berichten dat hij van het COA heeft vernomen dat de vreemdeling op 29 april 2021 met onbekende bestemming uit de COA-opvang is vertrokken. Daaruit volgt dat hij geen contact meer heeft met de vreemdeling.

2.       Omdat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, stelt hij kennelijk geen prijs meer op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. Daarom heeft de vreemdeling geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde hoger beroep.

3.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. van Wezep, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

w.g. Van Wezep
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2021

844